Home IJzeren Lijst De IJzeren Lijst: de tien boeken die u beslist moet lezen
IJzeren Lijst

De IJzeren Lijst: de tien boeken die u beslist moet lezen

Welk boek zou iedereen zeker moeten lezen? Die vraag legde Filosofie Magazine voor aan alle hoogleraren filosofie. Op basis hiervan formuleerden wij de IJzeren Lijst: De belangrijkste tien titels, uit een geschiedenis van 25 eeuwen. Wie staat erin, en vooral ook: wie niet?

Door Daan Roovers en Anke Snoek op 01 januari 2004

ijzeren lijst podium aristoteles plato kant nietzsche beeld Berend Vonk

Welk boek zou iedereen zeker moeten lezen? Die vraag legde Filosofie Magazine voor aan alle hoogleraren filosofie. Op basis hiervan formuleerden wij de IJzeren Lijst: De belangrijkste tien titels, uit een geschiedenis van 25 eeuwen. Wie staat erin, en vooral ook: wie niet?

01-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

En de winnaar is… Aristoteles met de Ethica Nicomachea. De redactie van Filosofie Magazine heeft een enquête onder alle hoogleraren filosofie en toegepaste filosofie in Nederland en Vlaanderen gehouden, en hun gevraagd naar de tien filosofieboeken die iedereen gelezen zou moeten hebben. 45 professoren beantwoordden onze vragen en dat is de basis van deze IJzeren Lijst. ‘Welk filosofieboek zou elk weldenkend mens gelezen moeten hebben om de wereld van nu beter te begrijpen?’, was onze precieze vraag. Een hele mond vol, maar in de vraagstelling moest duidelijk naar voren komen dat we op zoek waren naar het boek waarvan de betekenis ook buiten het domein van de filosofie reikt, en dus niet alleen van belang is voor studenten filosofie of voor professionals, maar voor ‘elk weldenkend mens’. Bovendien bevat de vraag de toevoeging ‘om de wereld van nu beter te begrijpen’: het werk moet nu nog steeds een grote zeggingskracht hebben. Historische waarde alleen is niet genoeg.

Uit de resultaten (zie kader) blijkt dat een boek niet echt recent hoeft te zijn om als belangrijk voor het heden te gelden. In de top tien staan maar liefst drie boeken uit de klassieke Oudheid – twee van Plato (Politeia op 3 en Symposion op 6) en de winnaar Aristoteles’ Ethica. Aristoteles en Plato blijven nog altijd relevante referentiekaders. Na Aristoteles valt er een gat van een kleine twintig eeuwen (!) voordat het volgende tijdloze meesterwerk zich aandient: De Meditaties van Descartes (1641). Vanaf dan zijn de hoofdwerken weer redelijk verspreid over de eeuwen. Naast Descartes wordt uit de zeventiende eeuw ook nog Spinoza’s Ethica (1677) genoemd, uit de achttiende eeuw wordt Kants Kritik der reinen Vernunft (1781) het belangrijkst gevonden, en de negentiende eeuw wordt vertegenwoordigd door Das Kapital (1867) van Karl Marx. Er staan drie twintigste-eeuwse klassiekers in de top tien – The Open Society and its Enemies (1945) van Karl Popper, The Human Condition (1958) van Hannah Arendt en John Rawls’ Theory of Justice (1971) als meest recente werk. Wat verder opvalt is dat de wat concretere disciplines zoals ethiek en politiek goed scoren in de top tien. Verrassender is misschien dat Kants meer abstracte kennistheoretische Kritiek op de tweede plaats eindigt.

Wittgensteins verzamelwerk

Ten minste even interessant als de uiteindelijke IJzeren Lijst is het om te kijken naar wie er níet in staan. De Middeleeuwen bijvoorbeeld ontbreken volledig. Op de 28ste plaats bungelen Augustinus en Thomas van Aquino. Door de meeste ondervraagden worden hun werken toch niet meer echt als onontbeerlijke achtergrondkennis gezien. Dat Hegel de top tien niet haalde is mogelijk te verklaren doordat we de vraag stelden welk boek elk weldenkend individu gelezen zou moeten hebben. Het kan voor een aantal andere werken die de eindlijst haalden gezegd worden, maar het geldt a fortiori voor Hegel: hoe belangrijk zijn werk ook is, het is eigenlijk veel te moeilijk om te lezen.

Wittgenstein breekt het op dat hij twéé belangrijke boeken heeft geschreven: de Tractatus Logico-philosophicus en Philosophische Untersuchungen. Tel je de punten die beide boeken kregen bij elkaar op, dan staat dit verzamelwerk direct op de vierde plaats, recht onder Plato. Een zeer belangrijk denker dus, maar als het om de afzonderlijke geschriften gaat, is men het niet eens welk boek dan het belangrijkste is: men kiest voor Wittgenstein I óf voor Wittgenstein II, ze krijgen allebei ongeveer evenveel punten, maar niemand noemt ze allebei.

Even tussendoor… Meer lezen over het beste uit de filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Nietzsche krijgt een wat bescheidener plaats toebedeeld. Ook hij ontbreekt op de eindlijst. Zijn gedachten zijn weliswaar versnipperd over groot aantal werken, maar zelfs als je die punten bij elkaar optelt, legt hij het af tegen Arendt en Popper. Nul stemmen van onze ondervraagden kregen Epicurus, Jeremy Bentham, Emmanuel Levinas, William James, Søren Kierkegaard en de in elk geval toch veel geciteerde machtstheoreticus Niccolo Machiavelli.

Op de vraag ‘welk werk heeft u persoonlijk het meest beïnvloed?’ komen verrassende antwoorden, die sterk afwijken van de IJzeren Lijst. Aristoteles’ Ethica wordt weliswaar twee keer genoemd, maar op Arendt en Popper na worden de andere boeken uit de top tien hier niet vermeld. Niemand noemt Plato. Meerdere malen genoemd worden: Arthur Schopenhauers Die Welt als Wille und Vorstellung, Naming and Necessity van Saul Kripke, Wittgensteins Philosophische Untersuchungen en Conjectures and Refutations van Popper. Foucault wordt bij deze vraag opvallend vaak genoemd, zij het steeds met een ander werk.

Het overschatte postmodernisme

De lijst van meest overschatte filosofen wordt aangevoerd door de zwaar omstreden, want met de nazi’s sympathiserende Martin Heidegger: ‘De manier waarop hij politieke issues aansneed, vermoordt elk filosofisch debat’, licht een van de hoogleraren toe. Hij wordt op de voet gevolgd door de Franse postmoderne filosoof Jacques Derrida, die ook hoog scoort bij de vraag naar de belangrijkste nu nog levende filosoof. Deze twee gegevens bij elkaar maken hem blijkens deze enquête in elk geval de meest controversiële denker – wat al een compliment op zich is. De manier waarop de postmoderne denkers voortdurend proberen om begrippen en betekenissen te ondermijnen, wordt door het huidige hooglerarencorps blijkbaar toch niet al te zeer gewaardeerd, want de derde plaats is ex aequo voor Foucault, Lyotard, Rorty en Nietzsche – ‘hoewel die erg goed is maar toch’. En ten slotte, verrassend maar ook meerdere malen genoemd als overschat, Hegel en Wittgenstein. Een van de opmerkelijkste antwoorden bij de vraag naar de meest overschatte denker was ‘Plato: de meeste van zijn dialogen zijn niet te pruimen.’

Hij gaat al generaties lang mee, en zijn 1200 pagina’s tellende technische en door velen zeer saai bevonden hoofdwerk Theorie des kommunikativen Handelns (1981) wordt wel ‘het blauwe monster’ genoemd, toch is de belangrijkste nu nog levende denker nog altijd de Duitser Jürgen Habermas. Zijn theorie over de machtsvrije communicatie blijft de moeite van het bestuderen waard. Charles Taylor  – ‘vooral ook een van de aardigste filosofen’ – scoort ook heel goed als ‘belangrijkste, nu nog levende denker’. Met zijn vuistdikke Sources of the Self zette de Canadees Taylor begin jaren negentig het communitarisme – en het katholicisme – als de tegenhanger van het dominante liberale mensbeeld weer op de agenda. De volgens anderen zwaar overschatte Jacques Derrida neemt de 3e plaats in. Peter Sloterdijk, die met zijn Regels voor het mensenpark enkele jaren geleden een rel over bio-ethiek en eugenetica ontlokte – ‘populair maar allesbehalve origineel’ – en Paul Ricoeur, die veel schreef over het belang van interpreteren en van metaforen, delen de 4e plaats. De Amerikanen Richard Rorty -‘in elk geval de meest invloedrijke’ –  en Hilary Putnam worden beiden twee keer genoemd. Als enige Nederlander in deze lijst wordt de Erasmusbiograaf Jan Sperna Weiland genoemd.

Harttransplantatie

Over de ‘rising star’ van dit moment bestaat zoals verwacht nog weinig overeenstemming. Het is moeilijker de belangrijkste filosoof van de toekomst aan te wijzen dan om datzelfde voor het verleden te doen. Toch zijn er twee namen die meermalen werden genoemd: De Franse denker Jean-Luc Nancy, bekend van onder andere zijn essay De Indringer (L’intrus) waarin hij de harttransplantatie die hijzelf onderging beschrijft, en de Italiaan Giorgio Agamben, waarvan het een jaar geleden vertaalde Homo Sacer; de soevereine macht en het naakte leven indruk maakte. Nederlanders die voor deze titel in aanmerking komen zijn onder andere Jos de Mul, auteur van onder ander Cyberspace Odyssee, waarvoor hij vorig jaar de Socrates-Wisselbeker kreeg, Annemarie Mol, hoogleraar politieke filosofie aan de Universiteit van Twente en de Utrechtse universiteitshoogleraar Herman Philipse. Zijn ze in de geschiedenis van de filosofie nogal ondervertegenwoordigd, bij de vraag naar de belangrijkste filosoof van de toekomst vult bijna een derde van de geënquêteerden een vrouw in. De IJzeren Lijst bevat tien titels die elk weldenkend mens beslist zou moeten lezen en die volgens de door ons ondervraagde hoogleraren onmisbaar zijn voor een goed begrip van de huidige wereld. Deze tien hoofdwerken vormen qua herkomst, met uitzondering van een fors gat in de Middeleeuwen, een redelijke dwarsdoorsnede van de geschiedenis en door West-Europa. Dat er zo weinig vrouwen op staan hangt uiteraard direct samen met het historische karakter van deze ‘Best of…’ Of het aantal vrouwen in de top tien op termijn inderdaad gaat stijgen, of Nancy en Agamben inderdaad klassiekers worden, of Nietzsche nog eens een herwaardering zal ondergaan en of het postmodernisme meer gewaardeerd zal worden naarmate het verder achter ons ligt, daar kan alleen de toekomst een antwoord op geven.

Met dank aan alle hoogleraren die bereid waren mee te werken.

Verantwoording van de methode
De vragenlijst is verstuurd naar alle hoogleraren verbonden aan filosofiefaculteiten in Nederland en België. Er zijn er 150 enquêtes verstuurd, ongeveer een derde (44) daarvan is ingevuld teruggestuurd – waarvan twee met de mededeling dat de vragen onbeantwoordbaar waren. In de antwoorden is elke faculteit vertegenwoordigd.
De puntentelling was als volgt:
plaats 1: 10 punten
plaats 2:  7
plaats 3:  5
plaats 4:  3
plaats 5:  2 punten.
Als de titels niet genummerd waren, maar enkel aangekruist, kreeg elk boek 5 punten. Bij een gelijk aantal punten, is het boek met de meeste stemmen hoger geëindigd.

De IJzeren Lijst


Plaats

Punten

Auteur 

Titel 

Jaar
    1    114    Aristoteles            Ethica Nicomachea    325 v.Chr
    2    96    Immanuel Kant    Kritik der reinen Vernunft    1781
    3    50    Plato    Politeia    347 v.Chr.
    4    45    John Rawls    A Theory of Justice    1971
    5    40    René Descartes    Meditationes    1641
    6    35    Karl Popper    The Open Society and its Enemies    1945
         35    Plato    Symposion    347 v.Chr.
    8    30    Karl Marx    Das Kapital    1867
         30    Hannah Arendt    The Human Condition    1958
         30    Benedict Spinoza    Ethica    1677

Van 10 tot 25:

11: Michel MontaigneEssais (1580), 12: Martin Heidegger, Sein und Zeit (1927); John Stuart Mill, On Liberty (1859), 14: Ludwig Wittgenstein, Philosophische Untersuchungen (1953); G.W.F. Hegel, Phänomenologie des Geistes (1807), 16: Thomas Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions (1962), 17: Immanuel Kant, Grundlegung zur Metaphysik der Sitten (1785), 18: Thomas Hobbes, Leviathan (1651); Ludwig Wittgenstein, Tractatus Logico-philosophicus (1921), 20: Bertrand Russell, A History of Western Philosophy (1945); David Hume, A Treatise of Human Nature (1739), 22: Michel Foucault, Les mots et les choses (1966), 23, Jacques Derrida, L’écriture et la différance; René Descartes, Discours de la methode (1637) 25: Blaise Pascal, Pensées (1670) ; Arthur Schopenhauer, Die Welt als Wille und Vorstellung (1819); Charles de Montesquieu, De l’esprit des lois (1747), Theodor Adorno & Max Horkheimer, Dialektik der Aufklärung (1944)

Wie is naar uw idee de belangrijkste nu nog levende filosoof?

1. Jurgen Habermas (Gummersbach, 1929)
2. Charles Taylor (Montreal, 1931)
3. Jacques Derrida (El Bair, 1930)
4. Paul Ricoeur (Valence, 1913)
5. Peter Sloterdijk (Karlsruhe, 1948)

Welke filosoof zal in de nabije toekomst een grote rol gaan spelen?

Giorgio Agamben (Rome, 1942)
Jean-Luc Nancy (Bordeaux, 1940)         

Wie is naar uw idee de meest overschatte denker?

1. Martin Heidegger (1889-1976)
2. Jacques Derrida (El Bair, 1930)
3. Friedrich Nietzsche (1844-1900)
4. Michel Foucault (1926-1984)
5. Jean-François Lyotard (1924-1998)
6. Richard Rorty (New York, 1931)

1. Aristoteles, Ethica Nicomachea (325 v.C.)
‘Het doel van het menselijk bestaan is geluk’
Aristoteles (384-322 v.Chr.) was een leerling van Plato, en werd later diens belangrijkste criticus:  ‘Plato is mij lief, maar de waarheid is mij liever’. Aristoteles’ Ethica is de eerste uiteenzetting over ethiek in de westerse wijsbegeerte – opgedragen aan zijn zoon Nicomachos. De zoektocht naar menselijk geluk en de middelen om dat te realiseren vormen het hoofdthema van de Ethica. Hij besteedt daarbij veel aandacht aan de vorming van goede karaktereigenschappen. Volgens Aristoteles is het belangrijk om in elke situatie ‘het juiste midden’ te vinden. Ook vriendschap is volgens Aristoteles een zeer belangrijke deugd.
Sinds enkele jaren is dit boek ook eindelijk in het Nederlands te verkrijgen.

2. Immanuel Kant, Kritik der reinen Vernunft (1781)

‘De menselijke rede treft het bijzondere lot dat zij zichzelf voortdurend vragen stelt, die zij niet kan beantwoorden’
Immanuel Kant (1724-1804) zorgde voor een ware revolutie in de filosofie. In zijn onderzoek naar de mogelijkheden en de grenzen van ons verstand doet Kant zowel aan de empirische als de rationalistische traditie in de filosofie recht: alle kennis begint met ervaring, maar kan door ons alleen maar begrepen door de eigenschappen van ons kenvermogen. ‘Zintuiglijke indrukken zonder begrippen zijn blind, en kennis zonder zintuiglijke waarneming is leeg’. Daarmee brengt hij een duidelijke boedelscheiding aan in de filosofie: over de dingen die zich aan de zintuiglijke wereld onttrekken (God, de vrije wil) kunnen wij met geen zinnig woord iets redelijks zeggen. Daarover kunnen we alleen speculeren.
Moeilijk, dik boek voor gevorderden.

3. Plato – Politeia (347 v.C.)
‘Tenzij filosofen koningen worden, of koningen filosofen, en politieke grootsheid en wijsheid samenkomen (…) zullen steden nooit van hun kwellingen bevrijd worden’
Plato (427-347 v.C.) was dichter totdat hij op twintigjarige leeftijd Socrates ontmoette, vanaf dat moment besloot hij zich te wijden aan de filosofie. Plato schreef tientallen filosofische werken, meestal in de vorm van een dialoog waarin Socrates een grote rol speelt. De Politeia (Vertaald als De Staat, Het Bestel, De Republiek) bestaat uit verschillende delen: een schets van de ideale samenleving, een definitie van het begrip filosoof en een bespreking van verschillende staatsvormen, met hun voor- en nadelen. Plato is in de Politeia op zoek naar een definitie van het begrip ‘rechtvaardigheid’. Ook Plato’s bekende ‘allegorie van de grot’, de metafoor van mensen die vastgeketend in een grot alleen de schaduwen van de wereld zien, is te vinden in Politeia.
Niet de makkelijkste dialoog, maar meeslepend.

4. John Rawls – A Theory of Justice (1971)
‘Het goede is de bevrediging van een rationeel verlangen’
In 1971 zorgde de Amerikaanse filosoof John Rawls (1921-2002) voor een ommezwaai in de politieke filosofie met zijn boek A Theory of Justice. Hierin stelt hij dat je de principes van een werkelijk rechtvaardig georganiseerde democratie op het spoor kunt komen door je tijdelijk te hullen achter een ‘sluier van onwetendheid’. Je moet even afzien van al je toevallige eigenschappen – geslacht, bezit, talent – en op basis daarvan zoeken naar rechtvaardige uitgangspunten. Dan kom je volgens hem op drie principes uit: gelijkheid van rechten, gelijkheid van kansen en de stelling dat ongelijkheid alleen gerechtvaardigd is als ze in het voordeel van de zwaksten is: positieve discriminatie.
Helder, degelijk werk dat zowel door socialisten als door liberalen wordt omarmd.

5. René Descartes – Meditationes (1641)
‘Ik denk, dus ik ben’
René Descartes (1596-1650) werd geboren in Frankrijk, maar ontwikkelde de meeste van zijn ideeën in Nederland, waar hij zich in 1628 vestigde. Zijn Meditaties bestaan uit zes hoofdstukken en draaien om de vraag: hoe vind ik een fundament voor betrouwbare kennis? Om dat punt te vinden beoefent Descartes de omgekeerde weg: hij begint eerst maar eens aan alles te twijfelen. Aan de zintuigen, aan het bestaan van God, et cetera totdat hij uiteindelijk stuit op één onbetwijfelbaar uitgangspunt: ik denk dus ik ben. Door zijn nadruk op het gebruik van het gewone, gezonde verstand wordt Descartes gezien als de vader van de moderne wijsbegeerte.
Dit alles staat allemaal in een heel kort en helder geformuleerd werkje.

6. Karl Popper – The Open Society and its Enemies (1945)
‘De poging om de hemel op aarde te maken brengt altijd de hel voort’
Karl Raimund Popper (1902-1994), geboren in Wenen, wijst in The Open Society and its Enemies het idee af dat de geschiedenis zich volgens bepaalde wetten voltrekt – zoals bijvoorbeeld Marx stelt – en dat je op basis daarvan een blauwdruk voor de toekomst kunt ontwerpen. Hij waarschuwt voor utopieën: in het streven naar een ideale maatschappij wordt altijd vrijheid van het individu opgeofferd voor het hogere doel, en daarom zijn utopieën volgens Popper per se totalitair. Hier tegenover zet hij de democratische, open samenleving die men stap voor stap probeert te verbeteren: piecemeal engineering. Ook in zijn wetenschapsfilosofie bepleit Popper dat de werkelijke vooruitgang slechts geleidelijke vooruitgang is.
Samenvatting klinkt beslist eenvoudiger dan het is.

7. Plato – Symposion (347vC)
‘Het gaat niet om de schoonheid die je hebt, maar om de schoonheid die je verlangt’
In Symposion, ook wel vertaald als Feest, beschrijft Plato (427-347 v.C.) een drinkgelag waar diverse gasten een tafelrede houden. Socrates besluit het feestmaal met zijn wervelende betoog dat de filosofie uiteindelijk begint met lust: men leert schoonheid te waarderen door dit te herkennen in een mooi lichaam – zoals dat van de jonge man Alcibiades, een van de aanwezigen. Wie op die manier schoonheid herkent, zal dit ook terugzien in andere lichamen en andere zaken. Door zo steeds meer voorbeelden van schoonheid te zien, betoogt Socrates,  zal men uiteindelijk ook de schoonheid van de geesten en de wetenschappen inzien en uiteindelijk de schoonheid als zodanig – en dat is het domein van de filosofie. Aan het einde van dit loflied is iedereen dronken, behalve Socrates, al heeft hij beslist het meest gedronken.
Fantastische literaire dialoog.

8. Karl Marx – Das Kapital (1867)
‘Het komt er niet op aan de wereld te begrijpen, maar om haar te veranderen’
Marx (1818-1883) was filosoof, econoom, socioloog en schrijver. In Das Kapital geeft hij een analyse van onze westerse, kapitalistische, sociaal-economische maatschappij. Marx beschrijft de loop van de geschiedenis aan de hand van economische krachten die volgens hem de motor achter gebeurtenissen zijn. Zijn voorspelling is dat het kapitalisme op den duur zal verdwijnen om plaats te maken voor een klasseloze maatschappij. Zijn werk heeft de wereld beslissend beïnvloed, veelal op een manier overigens waar hij zelf niet achter zou hebben gestaan. Marx zelf was voortdurend krap bij kas. Dat ontlokte zijn oom Philips (een telg uit het industriële geslacht) bij wie hij vaak geld leende, de opmerking: ‘Karl heeft Das Kapital, maar wij hebben hét kapitaal’.
In z’n totaliteit enorm omvangrijk – drie dikke delen – maar deel 1 volstaat.

9. Hannah Arendt – The Human Condition (1958)
‘Het is allerminst ondenkbaar dat de moderne tijd – die is begonnen met zo’n ongeëvenaarde explosie van menselijke activiteit – nog eens zal eindigen in de meest doodse en steriele passiviteit die de geschiedenis ooit heeft gekend’
De joodse filosofe Hannah Arendt (1906-1975) werd later vooral bekend door haar verslag van het proces van oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann, dat ze noteerde in Eichmann in Jerusalem, de banaliteit van het kwaad. Haar filosofische hoofdwerk is echter The Human Condition (Vita Activa). Hierin onderscheidt Arendt arbeiden (huishouden, de cyclische, natuurlijke arbeid), werken (het ‘kunstmatige’ maken van iets) en handelen (o.a. het spreken in het publieke domein). Door de moderne overwaardering van werk is het ‘handelen’ en het contemplatieve leven ten onrechte ondergeschikt gemaakt aan de andere twee activiteiten.
Mooi oneigentijds perspectief op het begrip werk.

10. Benedict de Spinoza – Ethica (1677)
‘Al wat voortreffelijk is, is even moeilijk als zeldzaam’
Benedictus de Spinoza (1632-1677) is een van Nederlands bekendste filosofen. Omdat hij beweerde dat God en natuur hetzelfde waren, werd hij in de ban gedaan. Zijn Ethica werd, hoewel hij deze al in 1675 voltooide, pas na zijn dood anoniem gepubliceerd.
Het boek is een zoektocht naar het menselijk geluk. De vrije wil bestaat niet (net zomin als een steen die omhoog gegooid wordt kan kiezen om weer terug te keren naar de aarde), stelt Spinoza, maar dat betekent niet dat de mens geen verantwoordelijkheid draagt of geen richting kan geven aan zijn leven. Door voortschrijdend inzicht kan de mens zijn verschillende aandriften coördineren, en door zo veel mogelijk in overeenstemming met de natuur te leven zal blijken: ‘De deugd zelf is het geluk’.
Boek over geluk dat nog het meeste lijkt op een wiskundeboek.