Na de Tweede Wereldoorlog is de beschaafde wereld van de jonge Adorno verdwenen. Hoe nu verder? Zijn antwoord is op het eerste gezicht onthutsend: ‘Op het water drijven en vredig naar de hemel turen, alleen maar zijn, zonder enig doel en vervulling.’
‘Es gibt kein richtiges Leben im falschen.’ Zo luidt de beroemdste zin uit Theodor W. Adorno’s Minima Moralia (1951). Ze zet de toon voor het boek, met een negatief antwoord op een oude filosofische vraag: is het mogelijk een juist leven te leiden in een verkeerde wereld?
De ondertitel van het boek – Reflecties uit het beschadigde leven – duidt op het failliet van hoogdravende idealen van Verlichting en burgerlijke beschaving aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Die idealen hadden vanaf zijn goed-burgerlijke jeugd Adorno’s persoonlijke en intellectuele horizon gevormd. Maar de goed-burgerlijke, beschaafde wereld is verdwenen. Zij heeft haar vermeende onschuld verloren door de gruwelen van het totalitarisme en de Holocaust. Omdat zowel het persoonlijke als het maatschappelijk leven zwaar beschadigd zijn, is het nog veel moeilijker geworden te weten wat het betekent om juist te leven dan het altijd al was.
Dit artikel is exclusief voor abonnees