Home IJzeren Lijst 4. A Theory of Justice van John Rawls
IJzeren Lijst Politiek Rechtvaardigheid

IJzeren Lijst 4. A Theory of Justice van John Rawls

In A Theory of Justice gaat filosoof John Rawls (1921-2002) op zoek naar de principes van een werkelijk rechtvaardige democratie.

Door Alexandra van Ditmars op 11 januari 2015

John Rawls filosoof liberalisme veil of ignorance a theory of justice

In A Theory of Justice gaat filosoof John Rawls (1921-2002) op zoek naar de principes van een werkelijk rechtvaardige democratie.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De centrale gedachte in Rawls’  Een theorie van rechtvaardigheid’ is dat rechtvaardigheid onpartijdigheid vereist, en dat je daartoe een onwetende positie moet aannemen. De mens neigt er naar te redeneren vanuit eigenbelang, stelt Rawls. Daardoor valt het niet mee op een eerlijke manier te bepalen wat rechtvaardig is. Ga daarom bij het opstellen van principes van rechtvaardigheid uit van een situatie, waarin je niet weet wat jouw positie in de maatschappij is. Dat klinkt misschien onmogelijk – je kunt immers niet vergeten wie jij bent – maar het lijkt wel degelijk mogelijk stappen terug te doen.

Poker

Stel je voor dat je met iemand aan het pokeren bent. Je hebt net de kaarten geschud en gedeeld, en je tegenstander bekijkt zijn kaarten. Net als jij je kaarten wilt oppakken, zie je dat er tijdens het schudden een kaart op de grond is gevallen. Je stelt voor de kaarten opnieuw te schudden en te delen. Je tegenstander is het hier niet mee eens, en staat erop dat jullie deze hand spelen. Jij snapt niet waarom hij zo moeilijk doet; jullie zijn nog niet aan deze hand begonnen, en poker behoor je met een volledig spel kaarten te spelen. Maar waarschijnlijk heeft je tegenstander goede kaarten, en wil hij die niet kwijt. Jij stelt hem nu een hypothetische vraag: als jullie vóór het delen regels hadden opgesteld voor als een kaart op de grond zou vallen, dus nog zonder dat jullie beide weten wat voor kaarten jullie zouden krijgen, wat zouden jullie dan hebben afgesproken? Als je tegenstander een beetje redelijk en eerlijk is, moet hij wel inzien dat hij zijn standpunt baseert op de goede kaarten die hij toevallig in zijn hand heeft. Als hij zijn kaarten nog niet had bekeken had hij niet zo moeilijk gedaan, en het ook eerlijker gevonden als de kaarten opnieuw gedeeld werden.

Wat voor dit potje poker opgaat, gaat volgens Rawls op voor de gehele maatschappij. ‘Bepaalde principes van rechtvaardigheid zijn gerechtvaardigd omdat wij het over deze principes eens zouden zijn in een oorspronkelijke staat van gelijkwaardigheid’, schrijft hij. Deze ‘oorspronkelijke positie’ – original position – is een denkbeeldige situatie waarin je je achter een ‘sluier van onwetendheid’ bevindt. Oftewel: je hebt geen idee welke kaarten het leven jou heeft toebedeeld. Hierdoor weet je niet of je man of vrouw bent, welke afkomst je hebt, of je religieus bent of niet, hoeveel bezit je hebt, et cetera. Door gezamenlijk achter deze veil of ignorance de inrichting van onze maatschappij te bespreken, zouden we uitkomen op rechtvaardige uitgangspunten. We doen dat op redelijke gronden, omdat we het eigen belang niet kunnen laten prevaleren; we weten immers niet welke kaarten ons zijn toegevallen. Rawls benoemt hierbij rechtvaardigheid als redelijkheid – justice as fairness – een van de belangrijkste uitgangspunten in zijn filosofie.  

Vrijheid

Het eerste en belangrijkste principe waar iedereen het over eens zou worden is volgens Rawls the Liberty Principle. Ook als we achter onze sluier niet weten wie we zijn of wat we hebben – in ieder geval zullen we het eens zijn dat iedereen de vrijheid moet hebben om te handelen, zich uit te spreken of zijn talenten te ontwikkelen. Aangezien je niet weet tot welke groep in de samenleving je behoort, zou het onredelijk zijn een deel van de maatschappij te discrimineren – je zou dan immers jezelf kunnen discrimineren.

Het tweede principe bestaat uit twee delen: the Fair Opportunity Principle – iedereen moet gelijkheid van kansen hebben – en the Difference Principle, dat iets ingewikkelder in elkaar zit. The Difference Principle beschrijft dat sociale en economische ongelijkheid gerechtvaardigd is als zij in het voordeel is van de zwaksten: positieve discriminatie. Rawls was tot nu toe steeds een aanhanger van het egalitarisme, waarbij gelijkheid wordt nagestreefd. Egalitarisme biedt echter beperkt ruimte voor mensen die bereid zijn harder te werken als ze weten dat ze daarvoor beloond worden. Het harde werken van deze mensen kan ons bovendien allemaal ten goede te komen: direct, doordat er dankzij hun initiatieven bijvoorbeeld nieuwe banen gecreëerd worden, of indirect, door verhoogde belastingopbrengsten. Daarom maakt Rawls een uitzondering: ongelijkheid is toegestaan mits die ervoor zorgt dat iedereen – met name de zwaksten – dan beter af is dan dat ze anders zouden zijn. Bijvoorbeeld: als een goed onderwijssysteem helpt om een carrière na te streven, zorg er dan voor dat kinderen van de minstbedeelden daar optimaal van kunnen profiteren. Rawls ondersteunt een meritocratie – gelijke kansen voor iedereen, ongeacht afkomst –, maar dat is voor hem beslist niet voldoende. Het succes van enkelen moet ten goede komen van hen die anders geen kans krijgen.

Moraal

A Theory of Justice wordt vaak beschouwd als een helder, degelijk werk waarmee Rawls ons uitdaagt na te denken over een rechtvaardige verdeling van goederen als vrijheid, macht en geld. Het wordt zowel door socialisten als door liberalen omarmd en heeft een prominente plek in de geschiedenis van de politieke filosofie.

Na A Theory of Justice schreef Rawls in 1993 Political Liberalism. Hierin legt hij uit dat hij met zijn rechtvaardigheidsprincipes geen alomvattend begrip van ‘het goede’ probeert te geven, maar een theorie van ‘het juiste’. Rawls, hierin een typische liberaal, vindt dat individuen zelf moeten uitmaken wat voor hen de beste keuzes zijn. Daar moet een overheid – of een filosoof – zich niet mee bemoeien. Maar omdat we tijdens het nastreven van onze wensen elkaar behoorlijk in de weg kunnen zitten, hebben we wel formele uitgangspunten nodig die we allemaal onderschrijven – zelfs als onze overtuigingen sterk uiteenlopen. We hebben geen morele blauwdruk nodig voor de samenleving, maar wel rechtvaardige procedures. Rawls spreekt over een ‘overlappende consensus’: verschillende groepen in de maatschappij kunnen het eens worden over zaken die essentieel zijn voor een stabiele, rechtvaardige samenleving. Ongeacht religie, culturele achtergrond of politieke voorkeur. Eenvoudig voorbeeld: een VVD-stemmer en SP-stemmer zullen op tal van onderwerpen uiteenlopende opvattingen hebben. Maar ze kunnen het wel eens zijn over algemeen kiesrecht en de uitgangspunten van een parlementaire democratie, die de machtsverhoudingen regelt. Net zoals bij de sluier van onwetendheid, vereist dit dat je afstand neemt van jezelf. Een atheïst kan weinig op hebben met gelovigen, maar toch vrijheid van religie onderschrijven. Het alternatief – mensen verbieden hun geloof te belijden – is immers onderdrukkend. Andersom kunnen gelovigen inzien dat juist de vrijheid van religie vereist dat geloof tot op zekere hoogte een privézaak moet blijven, en dat staat en kerk gescheiden zijn. In een samenleving met verschillende overtuigingen en religies is dat de enige manier om ruimte voor eigen belijdenis te garanderen.