Home IJzeren Lijst Ethica van Aristoteles belangrijkste filosofiewerk aller tijden
IJzeren Lijst

Ethica van Aristoteles belangrijkste filosofiewerk aller tijden

Door Daan Roovers op 12 januari 2004

Aristoteles buste filosoof
Welk filosofieboek moet iedereen gelezen hebben? Filosofie Magazine vroeg het alle Nederlandse en Vlaamse hoogleraren filosofie.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

En de winnaar is…... Aristoteles met de Ethica Nicomachea. In de afgelopen maanden heeft de redactie van Filosofie Magazine een enquête onder alle hoogleraren filosofie en toegepaste filosofie in Nederland en Vlaanderen gehouden, en hun gevraagd naar de tien filosofieboeken die iedereen gelezen zou moeten hebben. 45 professoren beantwoordden onze vragen en dat is de basis van de IJzeren Lijst: de belangrijkste tien titels, uit een geschiedenis van 25 eeuwen.

‘Welk filosofieboek zou elk weldenkend mens gelezen moeten hebben om de wereld van nu beter te begrijpen?’, was onze precieze vraag. Een hele mond vol, maar in de vraagstelling moest duidelijk naar voren komen dat we op zoek waren naar het boek waarvan de betekenis ook buiten het domein van de filosofie reikt, en dus niet alleen van belang is voor studenten filosofie of voor professionals, maar voor ‘elk weldenkend mens’. Bovendien bevat de vraag de toevoeging ‘om de wereld van nu beter te begrijpen’: het werk moet nu nog steeds een grote zeggingskracht hebben. Historische waarde alleen is niet genoeg.

Uit de resultaten blijkt dat een boek niet echt recent hoeft te zijn om als belangrijk voor het heden te gelden. In de top tien staan maar liefst drie boeken uit de klassieke Oudheid – twee van Plato (Politeia op 3 en Symposion op 6) en de winnaar Aristoteles’ Ethica. Aristoteles en Plato blijven nog altijd relevante referentiekaders. Na Aristoteles valt er een gat van een kleine twintig eeuwen (!) voordat het volgende tijdloze meesterwerk zich aandient: De Meditaties van Descartes (1641). Vanaf dan zijn de hoofdwerken weer redelijk verspreid over de eeuwen. Naast Descartes wordt uit de zeventiende eeuw ook nog Spinoza’s Ethica (1677) genoemd, uit de achttiende eeuw wordt Kants Kritik der reinen Vernunft (1781) het belangrijkst gevonden, en de negentiende eeuw wordt vertegenwoordigd door Das Kapital (1867) van Karl Marx. Er staan drie twintigste-eeuwse klassiekers in de top tien – The Open Society and its Enemies (1945) van Karl Popper, The Human Condition (1958) van Hannah Arendt en John Rawls’ Theory of Justice (1971) als meest recente werk. Wat verder opvalt is dat de wat concretere disciplines zoals ethiek en politiek goed scoren in de top tien. Verrassender is misschien dat Kants meer abstracte kennistheoretische Kritiek op de tweede plaats eindigt.

Wittgensteins verzamelwerk

Ten minste even interessant als de uiteindelijke IJzeren Lijst is het om te kijken naar wie er níet in staan. De Middeleeuwen bijvoorbeeld ontbreken volledig. Op de 28ste plaats bungelen Augustinus en Thomas van Aquino. Door de meeste ondervraagden worden hun werken toch niet meer echt als onontbeerlijke achtergrondkennis gezien.

Dat Hegel de top tien niet haalde is mogelijk te verklaren doordat we de vraag stelden welk boek elk weldenkend individu gelezen zou moeten hebben. Het kan voor een aantal andere werken die de eindlijst haalden gezegd worden, maar het geldt a fortiori voor Hegel: hoe belangrijk zijn werk ook is, het is eigenlijk veel te moeilijk om te lezen.

Wittgenstein breekt het op dat hij twéé belangrijke boeken heeft geschreven: de Tractatus Logico-philosophicus en Philosophische Untersuchungen. Tel je de punten die beide boeken kregen bij elkaar op, dan staat dit verzamelwerk direct op de vierde plaats, recht onder Plato. Een zeer belangrijk denker dus, maar als het om de afzonderlijke geschriften gaat, is men het niet eens welk boek dan het belangrijkste is: men kiest voor Wittgenstein I óf voor Wittgenstein II, ze krijgen allebei ongeveer evenveel punten, maar niemand noemt ze allebei.

Nietzsche krijgt een wat bescheidener plaats toebedeeld. Ook hij ontbreekt op de eindlijst. Zijn gedachten zijn weliswaar versnipperd over groot aantal werken, maar zelfs als je die punten bij elkaar optelt, legt hij het af tegen Arendt en Popper. Nul stemmen van onze ondervraagden kregen Epicurus, Jeremy Bentham, Emmanuel Levinas, William James, Søren Kierkegaard en de in elk geval toch veel geciteerde machtstheoreticus Niccolo Machiavelli.

Op de vraag ‘welk werk heeft u persoonlijk het meest beïnvloed?’ komen verrassende antwoorden, die sterk afwijken van de IJzeren Lijst. Aristoteles’ Ethica wordt weliswaar twee keer genoemd, maar op Arendt en Popper na worden de andere boeken uit de top tien hier niet vermeld. Niemand noemt Plato. Meerdere malen genoemd worden: Arthur Schopenhauers Die Welt als Wille und Vorstellung, Naming and Necessity van Saul Kripke, Wittgensteins Philosphische Untersuchungen en Conjectures and Refutations van Popper. Foucault wordt bij deze vraag opvallend vaak genoemd, zij het steeds met een ander werk.

Het overschatte postmodernisme

De lijst van meest overschatte filosofen wordt aangevoerd door de zwaar omstreden, want met de nazi’s sympathiserende Martin Heidegger: ‘De manier waarop hij politieke issues aansneed, vermoordt elk filosofisch debat’, licht een van de hoogleraren toe. Hij wordt op de voet gevolgd door de Franse postmoderne filosoof Jacques Derrida, die ook hoog scoort bij de vraag naar de belangrijkste nu nog levende filosoof. Deze twee gegevens bij elkaar maken hem blijkens deze enquête in elk geval de meest controversiële denker – wat al een compliment op zich is. De manier waarop de postmoderne denkers voortdurend proberen om begrippen en betekenissen te ondermijnen, wordt door het huidige hooglerarencorps blijkbaar toch niet al te zeer gewaardeerd, want de derde plaats is ex aequo voor Foucault, Lyotard, Rorty en Nietzsche – ‘hoewel die erg goed is maar toch’. En ten slotte, verrassend maar ook meerdere malen genoemd als overschat, Hegel en Wittgenstein. Een van de opmerkelijkste antwoorden bij de vraag naar de meest overschatte denker was ‘Plato: de meeste van zijn dialogen zijn niet te pruimen.’

Hij gaat al generaties lang mee, en zijn 1200 pagina’s tellende technische en door velen zeer saai bevonden hoofdwerk Theorie des kommunikativen Handelns (1981) wordt wel ‘het blauwe monster’ genoemd, toch is de belangrijkste nu nog levende denker nog altijd de Duitser Jürgen Habermas. Zijn theorie over de machtsvrije communicatie blijft de moeite van het bestuderen waard. Charles Taylor – ‘vooral ook een van de aardigste filosofen’ – scoort ook heel goed als ‘belangrijkste, nu nog levende denker’. Met zijn vuistdikke Sources of the Self zette de Canadees Taylor begin jaren negentig het communitarisme – en het katholicisme – als de tegenhanger van het dominante liberale mensbeeld weer op de agenda. De volgens anderen zwaar overschatte Jacques Derrida neemt de 3e plaats in. Peter Sloterdijk, die met zijn Regels voor het mensenpark enkele jaren geleden een rel over bio-ethiek en eugenetica ontlokte – ‘populair maar allesbehalve origineel’ – en Paul Ricoeur , die veel schreef over het belang van interpreteren en van metaforen, delen de 4e plaats. De Amerikanen Richard Rorty -‘in elk geval de meest invloedrijke’ – en Hilary Putnam worden beiden twee keer genoemd. Als enige Nederlander in deze lijst wordt de Erasmusbiograaf Jan Sperna Weiland genoemd.

Harttransplantatie

Over de ‘rising star’ van dit moment bestaat zoals verwacht nog weinig overeenstemming. Het is moeilijker de belangrijkste filosoof van de toekomst aan te wijzen dan om datzelfde voor het verleden te doen. Toch zijn er twee namen die meermalen werden genoemd: De Franse denker Jean-Luc Nancy, bekend van onder andere zijn essay De Indringer (L’intrus) waarin hij de harttransplantatie die hijzelf onderging beschrijft, en de Italiaan Giorgio Agamben, waarvan het een jaar geleden vertaalde Homo Sacer; de soevereine macht en het naakte leven indruk maakte. Nederlanders die voor deze titel in aanmerking komen zijn onder andere Jos de Mul, auteur van onder ander Cyberspace Odyssee, waarvoor hij vorig jaar de Socrates-Wisselbeker kreeg, Annemarie Mol, hoogleraar politieke filosofie aan de Universiteit van Twente en de Utrechtse universiteitshoogleraar Herman Philipse. Zijn ze in de geschiedenis van de filosofie nogal ondervertegenwoordigd, bij de vraag naar de belangrijkste filosoof van de toekomst vult bijna een derde van de geënquêteerden een vrouw in.

De IJzeren Lijst bevat tien titels die elk weldenkend mens beslist zou moeten lezen en die volgens de door ons ondervraagde hoogleraren onmisbaar zijn voor een goed begrip van de huidige wereld. Deze tien hoofdwerken vormen qua herkomst, met uitzondering van een fors gat in de Middeleeuwen, een redelijke dwarsdoorsnede van de geschiedenis en door West-Europa. Dat er zo weinig vrouwen op staan hangt uiteraard direct samen met het historische karakter van deze ‘Best of…’ Of het aantal vrouwen in de top tien op termijn inderdaad gaat stijgen, of Nancy en Agamben inderdaad klassiekers worden, of Nietzsche nog eens een herwaardering zal ondergaan en of het postmodernisme meer gewaardeerd zal worden naarmate het verder achter ons ligt, daar kan alleen de toekomst een antwoord op geven.

Met dank aan alle hoogleraren die bereid waren mee te werken