Home Is het tijd voor een nieuwe filosofische canon?

Is het tijd voor een nieuwe filosofische canon?

Te mannelijk, te wit, te westers: de klassieke filosofische canon ligt al een tijd onder vuur. Is het tijd om de canon te herzien?

Door Alies Pegtel op 19 november 2021

put nanne meulendijks illustratie mensen beeld Nanne Meulendijks

Te mannelijk, te wit, te westers: de klassieke filosofische canon ligt al een tijd onder vuur. Is het tijd om de canon te herzien?

Cover van 12-2021
12-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Kant, Descartes, Spinoza, Leibniz, Locke, Berkeley en Hume. Wie kijkt naar recente Engelstalige filosofische overzichtswerken die wereldwijd populair zijn, ziet in één oogopslag dat de bekendste filosofen uit de moderne periode man zijn. Ze zijn ook zonder uitzondering wit en West-Europees, en hebben meestal een christelijke achtergrond.

De zogenoemde ‘Grote Zeven’ worden voorafgegaan door Plato en Aristoteles en opgevolgd door filosofen die voortbouwen op Kant. Daarna volgt Hegel en dan degenen die weer op hem reageerden, onder wie Marx, soms aangevuld met Schopenhauer, Nietzsche en Kierkegaard als georkestreerde tegengeluiden.

Het werk van dit selecte groepje wordt het meest aangehaald in wetenschappelijke tijdschriften, verschijnt in vele talen en wordt geregeld heruitgegeven. Kortom, het vormt de filosofische canon, de verzameling teksten die je geacht wordt te kennen als je filosofie studeert. En dat is al ruim tweehonderd jaar het geval.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Maar de afgelopen jaren klinkt de roep om een diverse canon steeds luider. Dit sluit aan bij de bredere maatschappelijke opinie dat het maar eens afgelopen moet zijn met de dominantie van de witte geprivilegieerde man. In 2016 schreven de Amerikaanse filosofen Jay Garfield en Bryan van Norden in The New York Times over de noodzaak het filosofische curriculum te verbreden. Filosofie zou volgens hen niet overleven als ze nog langer vrouwen en niet-westerse denkers zou buitensluiten. Van Norden, die Chinese filosofie onderwijst en vertaalt, noemt in zijn boek Taking Back Philosophy: A Multicultural Manifesto de westerse filosofie kortzichtig, fantasieloos en xenofoob.

Aan de Vrije Universiteit Amsterdam startten twee studenten in 2016 een petitie om de canon diverser te maken. Naar aanleiding van hun oproep werd het vak diversifying philosophy in het leven geroepen. Filosoof Carlo Ierna onderzoekt aan de VU hoe de canon verantwoord kan worden verbreed. Hij geeft aan daarbij soms weerstand te voelen van collega’s die ervan overtuigd zijn dat de canon goed is zoals die is, of die het lastig vinden om af te wijken van het bestaande lesmateriaal. Volkskrant-columnist Elma Drayer verweet Ierna dat hij zich gretig heeft ‘laten infecteren met het wakkere virus’, en nu vanwege deze modegril de canon inclusiever wil maken. Onterecht commentaar, vindt Ierna. ‘Ik streef niet naar diversiteit omwille van de huidige ideologie, maar omdat het historische materiaal veel diverser is dan de zeer eenzijdige canon laat zien,’ licht hij toe. ‘Mede door seksisme en racisme is de geschiedschrijving erg beperkt. Ik vind het mooi als vrouwen en niet-westerse mensen zich ook zouden herkennen in de bredere canon, maar dat is voor mij een welkom neveneffect, geen hoofddoel.’

Bewonderde mannen

Eerder doceerde Ierna aan verschillende universiteiten moderne filosofie. Daarbij vroeg hij zich steeds sterker af: waarom zitten juist deze denkers in de canon? ‘Ik heb er persoonlijk mee geworsteld,’ zegt hij. ‘Op grond van welke criteria werden deze mannen als filosoof gezien en anderen niet? En hoe geef ik een representatief overzicht van 1500 tot 1900 zonder me te beperken tot de Grote Zeven?’ Zodra je je erin verdiept, zegt hij, ontdek je dat er ontzettend veel filosofie is bedreven die niet in de klassieke canon is opgenomen. ‘Er zijn zelfs kant-en-klare overzichten van vrouwelijke denkers. Bijvoorbeeld het boek The Philosopher Queens van Rebecca Buxton en Lisa Whiting. Maar in de canon zit geen enkele vrouw, terwijl er vele zijn geweest.’

Een van Ierna’s studenten heeft de filosofiehandboeken bestudeerd en een gegronde verantwoording voor de selectie van denkers bleek vaak te ontbreken. Toch valt in het academisch onderwijs niet zomaar aan de klassieke canon te ontsnappen. Het is een van de redenen waarom de filosofie blijft hangen bij het werk van een handjevol bewonderde mannen. ‘Mijn lessen moeten natuurlijk aansluiten op de colleges van mijn collega’s,’ zegt Ierna. ‘Als bij ethiek Kant wordt behandeld en bij wetenschapsfilosofie Hume, dan moet ik in de geschiedenis van de moderne filosofie ook ingaan op Kant en Hume.’

Een ander obstakel is dat het werk van denkers van buiten de canon vaak niet vertaald is. En een Engelse vertaling is een universitaire vereiste om iemands werk te introduceren bij het internationale studentenpubliek. Laatst stuitte Ierna bijvoorbeeld op het werk van de Franse filosoof en wiskundige Sophie Germain, maar dat is niet in het Engels uitgegeven. Omdat de teksten van de Grote Zeven als gemeenschappelijke basiskennis dienen, is de canon onontkoombaar. Het is een vicieuze cirkel, zegt Ierna. ‘Hetzelfde kleine clubje heeft onze kijk op de filosofie gevormd en wij gaan ook weer bij hen te rade voor mogelijke oplossingen voor hedendaagse problemen.’

Emotioneel en irrationeel

Het fundament voor deze werkwijze werd gelegd in de negentiende eeuw, vertelt hij, toen de filosofie zich als wetenschap professionaliseerde. Op grond van kantiaanse en hegeliaanse opvattingen van de filosofiegeschie­denis werd een wetenschappelijke verhaallijn geconstrueerd vanuit de gedachte dat ‘de filosofie’ was ontstaan in het oude Griekenland. Vanaf de oude Grieken zou er een samenhangend rationeel lineair proces op gang zijn gekomen, dat via verschillende denkers als vanzelfsprekend was uitgemond in het verlichte gedachtegoed van Kant. Terwijl er eerst nog werd geschreven over filosofie in Egypte, Mesopotamië of India van vóór de Griekse klassieke periode, werd nu gedaan alsof het filosoferen pas bij Socrates in Athene zou zijn begonnen.

Elke tijd kiest zijn eigen verleden

Europese mannen speelden de hoofdrol in dit narratief, omdat zij als enigen in staat zouden zijn om abstract, redelijk en rationeel te denken. Vrouwen werden als te emotioneel en irrationeel beschouwd en werden daarom uit de negentiende-eeuwse canon geschreven. Afrikaanse en Aziatische denkers werden gediskwalificeerd omdat ze te spiritueel of religieus zouden zijn. Veel Europese kolonialisten beschouwden het gedachtegoed van niet-westerse denkers als inheems bijgeloof of traditionele wijsheid, en niet als ‘echte’ filosofie.

‘Het narratief dat de grondslag vormt voor de klassieke canon gaat aan heel veel stromingen, ideeën en filosofen voorbij die niet in het plaatje passen,’ zegt Ierna. ‘Mijn studenten kunnen het vaak amper geloven als ze dat horen, omdat ze dachten dat filosofie een bezigheid was van en voor Europese mannen, en dat er pas sinds halver­wege de twintigste eeuw een paar vrouwen en niet-westerse denkers op het toneel zijn verschenen. Terwijl de filosofiegeschiedenis veel kleurrijker en gevarieerder is.’

Vervlakking

Om studenten te laten zien op welke manier de canon tot stand is gekomen en hen bewust te maken van de uitsluitingsmechanismen, gebruikt Ierna de methode van achterwaarts de geschiedenis in lopen. Hij vraagt studenten naar actuele vraagstukken en welke filosoof ze daarbij kunnen lezen. ‘Dat is dan bijvoorbeeld Sartre. En wat moet je weten om Sartre te kunnen begrijpen? Het werk van Heidegger. Zo gaan we steeds verder terug en belanden we vanzelf bij filosofen die buiten de canon zijn gebleven.’

Sinds de canon onder vuur ligt, zijn er ook filosofen die ervoor pleiten om die radicaal overboord te gooien. Filosoof Liam Kofi Bright, verbonden aan de London School of Economics, denkt dat de filosofie te homogeen gemaakt wordt als iedereen Plato en Kant bestudeert. De filosofische discussie verschraalt als iedereen dezelfde voorkennis heeft.

Hoogleraar ideeëngeschiedenis en cultuurfilosoof Maarten Doorman is het daar niet mee eens. Hij vindt het goed dat er over de canon wordt ge­debatteerd – ‘we moeten de kritiek van de woke-beweging zeer serieus nemen, omdat die de veranderende maatschappelijke opvattingen helder weergeeft’ – maar hij is tegen afschaffing van de canon. ‘Dankzij de media valt filosofie ten prooi aan popularisering, modes en politieke platitudes. Trivialisering dreigt. De canon beschermt de academische filosofie tegen vervlakking en “ver­leuking”, omdat een diepgaande oriëntering is vereist op monumentale gecanoniseerde werken.’

Houdbaarheid

Volgens Doorman is het een groot misverstand om te denken dat de canon statisch en star is. ‘De canon bestaat niet uit een paar vaste namen, het is een complex organisch bewegend geheel. De canon past zich aan de historische dynamiek aan; filosofen verdwijnen en worden (weer) toegevoegd. Dat komt doordat elke tijd zijn eigen verleden kiest. Zo werden Schopenhauer en Nietzsche vijftig jaar geleden niet meer op de universiteit onderwezen, maar behoren ze nu weer tot de historische hoogtepunten van de Duitse filosofie.’

Met filosoof Heleen Pott stelde Doorman de bundel Filosofen van deze tijd (2000) samen, een canon van de belangrijkste naoorlogse filosofen. Inmiddels is de vijftiende druk verschenen. Door de jaren heen hebben ze de selectie aangepast en uitgebreid. Wittgenstein, Heidegger, Sartre en Adorno behoren tot de oude bekenden. ‘Opvallend is dat het aandeel vrouwelijke filosofen met elke herziene uitgave toeneemt,’ zegt Doorman. ‘De mogelijkheid van een samenhangend perspectief op de filosofie is opgegeven,’ zo valt te lezen in de inleiding. En de houd­baarheid van de namen die ertoe doen is beperkt, schrijven de auteurs. ‘Wij hebben geen idee of de filosofen die we als spraakmakend geselecteerd hebben het in deze eeuw lang uit zullen houden, al verwachten we wel dat ze nog minstens een jaar of tien zullen meegaan.’