Home Filosofen Jean-Paul Sartre
Jean-Jacques Rousseau
Vorige

Jean-Jacques Rousseau

Jean-Paul Sartre filosoof

Jean-Paul Sartre

21 juni 1905 - 15 april 1980
Jeremy Bentham filosoof
Volgende

Jeremy Bentham

Quote

“De mens is alleen datgene wat hij van zichzelf maakt”

Jean-Paul Sartre is schrijver van romans, toneelstukken en de belangrijkste filosoof van het existentialisme, een van de populairste filosofische stromingen van de twintigste eeuw. Vrijheid, authenticiteit en kwade trouw zijn centrale thema’s in het werk van Jean-Paul Sartre.

Existentialisme

Hoe geef je zin aan een zinloos bestaan? Dat is de centrale vraag van het existentialisme, een beweging die zeer populair was in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Jean-Paul Sartre is de vader van deze filosofische stroming, of althans, haar belangrijkste voorganger.

De zin van het leven bestaat niet, zegt Sartre, net zo min als God. Hij raadt ons aan om uit te gaan van de absurditeit van het bestaan: er is niets gegeven. De mens is volgens Sartre zomaar in een zinloze wereld geworpen en het komt er vervolgens op aan onszelf te ontwerpen. Hoe we dat doen, dat staat ons vrij. Vandaar Sartres veel geciteerde uitspraak: ‘Existentie gaat vooraf aan de essentie.’

Andere bekende existentialisten zijn Sartres levenspartner Simone de Beauvoir, Maurice Merleau-Ponty en Albert Camus. Søren Kierkegaard en Friedrich Nietsche worden vaak gezien als voorlopers van de filosofische stroming die officieel begint met Jean-Paul Sartre.

Het zijn en het niet

In zijn hoofdwerk L’être et le néant (Het zijn en het niet) uit 1943 zet Sartre zijn ideeën het meest schematisch uiteen. Geïnspireerd door de fenomenologie van Edmund Husserl en Martin Heidegger begint Sartre dit boek met de vraag naar het bewustzijn. Wat is het ‘ik’ waar de mens steeds naar verwijst als deze over zichzelf praat? Volgens Sartre is dit bewustzijn onbepaald. Alles wat het ‘ik’ zou kunnen kenmerken, is iets externs: beroep, karakter, uiterlijk, nationaliteit, noem het maar op.

Omdat het bewustzijn dus eigenlijk niet is, kan deze zich ook nooit echt een identiteit toe-eigenen. Een ober is geen ober zoals een boom een boom is, maar speelt altijd de rol van een ober. Het menselijk bewustzijn is altijd gericht op iets buiten zichzelf. Een boom kan dit niet, en is daarom volgens Sartre een être en-soi (een zijn op-zich). De mens is een être pour-soi, een zijn voor-zich: door haar fundamentele vrijheid en onbepaaldheid valt zij nooit helemaal samen met zichzelf, zegt Jean-Paul Sartre.

Vrije wil

Sartre introduceert in Het zijn en het niet een radicale versie van de vrije wil: de mens is volgens hem ‘tot vrijheid veroordeeld’. Elk individu staat tijdens zijn leven continu voor keuzes, en moet in vrijheid die keuze maken. Zelfs met een pistool tegen je hoofd ben je nog vrij om te kiezen. In die keuzes en acties definieert de mens zichzelf, stelt Sartre. Op die manier creëert die zijn eigen essentie. Vrijheid staat altijd aan de basis van die essentie.

Kwade trouw

Sartre stelt dus dat geen essentie geheel aan de mens eigen is. Wie zich ten onrechte toch een essentie toe-eigent, die handelt volgens hem ‘ten kwader trouw’. Want met de radicale vrijheid waar de mens toe veroordeeld is, komt ook een grote verantwoordelijkheid. Wie aan deze verantwoordelijkheid probeert te ontkomen, handelt uit kwade trouw. Sartre zegt dat kiezen de enige mogelijkheid tot een daadkrachtig en authentiek leven is.

Aan keuzes ontkom je volgens Sartre nooit. Ook wie in kwade trouw leeft, heeft daarvoor gekozen. Diegene doet alleen of dat geen keuze was, maar een noodzakelijkheid. Hij verloochent niet alleen de vrijheid, maar ook zichzelf.

‘De hel, dat zijn de anderen’

Het maken van keuzes is volgens Sartre een moeizaam proces omdat je altijd vecht tegen visies van anderen over jezelf. De ander ziet je altijd als een bepaald persoon met bepaalde eigenschappen, terwijl de keuze juist de mogelijkheid biedt om jezelf opnieuw te bepalen. Volgens Sartre is dit de reden waarom de anderen altijd een last zijn: ze maken je tot object. ‘De hel, dat zijn de anderen’, schrijft hij in het toneelstuk Huis clos (Met gesloten deuren).

In Het zijn en het niet geeft hij een voorbeeld van deze verstikkende aanwezigheid van de ander: Een man kijkt in een gang door het sleutelgat van een hotelkamer. Het bewustzijn van de man is vrij zolang hij rustig naar de mensen in de hotelkamer kan staren. Maar zodra iemand de gang oploopt en hem door het sleutelgat ziet staren, verandert de blik van de ander hem in een stiekeme gluurder. Als we doodgaan, ontkomen we al helemaal niet meer aan deze objectificerende blikken van de ander – deze heeft dan definitief gewonnen, zegt Sartre.

Even tussendoor… Meer lezen over Sartre en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Walging

Sartre brengt zijn existentialistische filosofie niet alleen in filosofische teksten naar voren, maar schreef ook toneelstukken en romans. De bekendste daarvan is La nausée (Walging). Sartre beschrijft daarin hoe de mens plotseling overvallen kan worden met de eenzaamheid van een bestaan in een onverschillige wereld. Kenmerkend is de scène waarin hoofdpersoon Antoine Roquentin op een bankje zit in het park en zich plotseling bewust wordt van de extreme vreemdheid van een boomwortel. Plotseling voelt Roquentin zich vervreemd van de wereld om hem heen en ziet hij nergens meer de betekenis van in, zo schrijft Jean-Paul Sartre.

De teerling is geworpen

Sartre illustreert het belang van keuzes in zijn toneelstuk Les jeux sont faits (De teerling is geworpen). Sartre voert daarin hoofdpersonages Ève en Pierre op, die verliefd worden nadat beiden overleden zijn. Ze krijgen de kans op een tweede leven door een etmaal terug te keren op aarde. Als ze elkaar in die 24 uur de liefde verklaren, mogen ze blijven. Maar beide personages komen in de knel in hun oude levens: Ève moet haar zus ervan overtuigen dat haar man een moordenaar is, en Pierre moet een opstand met bloedige gevolgen zien te verijdelen. Daardoor dreigen ze elkaar, en dus hun kans op een tweede leven, uit het oog te verliezen.

Jean-Paul Sartre en De Beauvoir

Filosoof en schrijfster Simone de Beauvoir is jarenlang de partner van Jean-Paul Sartre. Ze ontmoeten elkaar in 1929 tijdens hun opleiding aan de prestigieuze École Normale Supérieure en beïnvloeden elkaar een leven lang wederzijds. In hun relatie is wel ruimte voor andere bedpartners. Vanuit hun existentialistische wereldbeeld wijzen Sartre en De Beauvoir het traditionele burgerlijke huwelijk af, want dat zou een beperking van hun vrijheid betekenen. Tegenwoordig liggen ze samen begraven op de begraafplaats van Montparnasse in Parijs.

Jean-Paul Sartre en Camus

Sartres vriendschap met collega Albert Camus is een andere verhouding die biografen tot de verbeelding spreekt. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog raken Camus en Sartre bevriend. Maar er ontstaat een breuk als Sartre begin jaren ‘50 steeds meer toenadering zoekt tot het communisme. Camus wees het communisme juist af als een totalitaire ideologie in zijn boek L’homme révolté (De mens in opstand). Sartre laat dat boek vervolgens negatief recenseren in zijn tijdschrift Les temps modernes, en Camus is beledigd. Camus weigert vanaf dan zichzelf nog existentialist te noemen. Als Camus in 1960 sterft bij een auto-ongeluk, noemt Sartre hem wel de laatste vriend die hij ooit gehad heeft.

Jean-Paul Sartre quotes

  • ‘De mens is veroordeeld om vrij te zijn.’ L’existentialisme est un humanisme
  • ‘De hel, dat zijn de anderen.’ Huis clos
  • ‘In de angst wordt de mens zich bewust van zijn vrijheid.’ L’être et le néant
  • ‘Niet in de afzondering zullen we onszelf ontdekken, maar onderweg, in de stad, in de menigte, als ding onder de dingen, als mens onder de mensen.’ Situations X
  • ‘Al hielden we ons stil en koest als kiezelstenen, dan nog zou zelfs onze passiviteit een vorm van handelen zijn.’ Situations II