De Romantiek is de tijd van grote liefdes, verrukkelijke tranen en bijzondere mensen. Maar het is ook de periode van de spelende mens: ‘De mens is alleen helemaal mens wanneer hij speelt.’
Niet met postzakken, maar met postkoetsen vol worden de brieven aangevoerd bij Jean-Jacques Rousseau als in 1761 zijn Julie ou la Nouvelle Héloïse verschijnt. Een lezer laat weten dat de lectuur van de roman hem zo ontroerde dat hij ‘de dood met blijdschap zou hebben begroet’. Een baron heeft ‘niet meer huilend, maar schreeuwend, brullend als een beest’ de zevenhonderd pagina’s gelezen waarin Rousseau beschrijft welke gevoelens er door de arme huisleraar Saint-Preux en zijn adellijke leerlinge Julie heen gaan nadat zij verliefd op elkaar zijn geworden. Hopeloos verliefd zelfs, want haar vader wil het meisje laten trouwen met een veel oudere man. Net als de hoofdpersonages raken de lezers door emoties overmand. Ze plengen ‘verrukkelijke tranen’. De schrijver heeft kennelijk tot dan toe ongekende emoties weten op te wekken. Reden voor sommige historici om met Julie ou la Nouvelle Héloïse de Romantiek te laten beginnen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees