Home Romantiek: op de roes volgt de kater

Romantiek: op de roes volgt de kater

Door Sebastien Valkenberg op 23 juni 2009

06-2009 Filosofie magazine Lees het magazine

Loopt er een rechte lijn van de Romantiek naar het nazisme? Ja en nee, antwoordt Rüdiger Safranski genuanceerd in Romantiek. Een Duitse affaire.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Maar weinigen zijn zo vaardig met anekdotes als de Duitse ideeënhistoricus Rüdiger Safranski. Dit is al reden genoeg om zijn nieuwste boek over de Romantiek aan te schaffen. Wanneer is een anekdote geslaagd? Op de eerste plaats moet die smeuïg zijn. Maar dat alleen is niet genoeg. Behalve een glimlach losmaken moet een anekdote ook inzicht verschaffen.

En dat doen de anekdotes over de Duitse reacties op de Franse Revolutie, die Safranski als een rode draad door zijn boek laat lopen. De Duitse intelligentsia van rond 1800 – de Romantiek was met name een Duits verschijnsel – sloeg gefascineerd gade wat er aan de andere kant van de Rijn gebeurde. De status-quo ging op de schop en de samenleving werd helemaal opnieuw ingericht. In Duitsland, wist de intelligentsia, had zo’n revolutie van onderaf geen enkele kans van slagen. Vandaar de hunkering onder veel romantici, meestal de puberteit amper ontgroeid, naar de ‘vrijere luchten’ in Parijs.

‘O, was ik maar een Fransman’, schreef de dichter Ludwig Tieck. Dan kon hij tenminste meevechten. Bij velen leidde het visioen van vrijheid, gelijkheid en broederschap tot een hang naar daden. Het zette de jonge Hegel ertoe aan in Tübingen een vrijheidsboom te planten, samen met zijn vrienden Schelling en Hölderlin. Maar niet iedereen deelde in deze geestdrift. Goethe vreesde de hordes die de Revolutie op de been bracht en de terreur die ze initieerde. Wilde hij zijn zoon hiervoor waarschuwen, toen hij voor hem een speelgoedguillotine kocht?
Is deze reactie niet opmerkelijk uit de mond van de auteur van Die Leiden des jungen Werthers (1774), toch een door en door romantisch boek? Eerder moeten we concluderen dat de Romantiek geen stroming is van eensgezinde figuren, laat staan een heuse school. Het ging de romantici om een veelheid aan thema’s, die ze vanuit evenzovele invalshoeken behandelden.
 

Het verheven banale

Toch vallen hun opvattingen onder een gemeenschappelijke noemer te brengen. Safranski haakt aan bij de woorden van de jonggestorven auteur Novalis. ‘Doordat ik het banale een verheven, het gewone een geheimzinnig aanzien, het bekende de waardigheid van het onbekende, het eindige een schijn van oneindigheid geef, romantiseer ik het.’

Om te ontsnappen aan het normale bedachten de romantici verschillende technieken. De alleskunner Friedrich von Schiller – dichter, filosoof, historicus, toneelschrijver – verwachtte zijn heil van de Homo ludens. Alleen een speelse levensstijl kon de mens redden. ‘Om het eindelijk ronduit te zeggen: de mens speelt alleen wanneer hij in de volle betekenis mens is, en hij is alleen helemaal mens wanneer hij speelt.’ We organiseren sportwedstrijden, gaan naar musea en luisteren naar muziek. Gaat het niet om activiteiten die niets van doen hebben met leven en dood? Activiteiten die welbeschouwd nutteloos zijn? Akkoord, luidt het antwoord van Schiller, maar koester die nutteloosheid. Eten en drinken zijn noodzakelijk. Als we spelen, onttrekken we ons – tijdelijk – aan deze biologische realiteit. Dan opent zich de mogelijkheid tot cultuur. Uiteindelijk moeten we de complete samenleving op esthetische leest schoeien, politiek vervangen door speltheorie.

Anderen achtten religie meer geschikt voor deze taak, al vonden zij dat het versteende christendom hiervoor niet in aanmerking kwam. Zij stelden hun vertrouwen in ‘een fantasiereligie of religie van de fantasie’. Die was hard nodig, want de geweldige opmars van wetenschap en techniek had de natuur onttoverd. De wetenschapper sloeg haar met een nuchtere distantie gade en bracht haar onder in kwantitatieve categorieën. Terwijl we juist het ontzagwekkende ervan moesten ondergaan. Alleen zo zou de natuur weer bezield raken.
 

Beperkte houdbaarheidsdatum

Alles bij elkaar heeft de Romantiek maar een paar decennia geduurd. Rond de jaren twintig van de negentiende eeuw was ze alweer voorbij. Maar dat betekende geenszins dat ze verleden tijd was. Integendeel. Wat was begonnen als een verzameling denkbeelden van een elite, begon nu door te sijpelen naar de hele samenleving. ‘Het toverachtige, het middeleeuwse, het spookachtige, ook het kwezelachtige waren nog steeds in trek’, schrijft Safranski. ‘De daarmee samenhangende motieven waren inmiddels bezonken en hadden hun weg gevonden naar de lagere echelons van de leesbibliotheek en damesromans.’ De Romantiek maakte plaats voor de biedermeiertijd.

Daarbij bleken de originele ideeën van de Romantiek soms een beperkte houdbaarheidsdatum te hebben; ze waren bijzonder vatbaar voor pervertering. Dat geldt zeker voor de virulente antiburgerlijkheid. Die leverde soms boeiende analyses op, maar ontaardde veel vaker in een gemakzuchtige pose. Daardoor groeide de filister uit tot een dankbare kop van Jut. Hij was het fotonegatief van de romantische ziel en als zodanig diens absolute schrikbeeld. Wie niet wist wie hij wilde zijn, kon dat verbloemen door erop te hameren wie hij in elk geval níét wilde zijn. Wat is een filister? Hij gaat ook wel door het leven als de kleinburger, die trouw naar zijn werk gaat en nergens door verrast wil worden. Uiteraard mist hij elk gevoel voor poëzie. Het ergste van alles: hij is volkomen tevreden en mist niets, weet zelfs niet eens dat hij een filister is!

Schoppen tegen de status-quo werd een tweede natuur voor veel romantici. Daarmee voltrok zich een typische omkering, waarin het avontuur de norm werd en alles wat maar riekte naar het alledaagse verdacht. Dat leverde geen problemen op zolang het de kunst betrof. Zo sprak de jonge Friedrich Nietzsche over muziek, en dan met name over de megaopera’s van Richard Wagner, als ‘het toppunt van vervoering in de wereld’.

De roes nam echter problematischer vormen aan toen zij ook werd verlangd van de politiek. Deze hunkering kwam goed aan het licht in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog. Duitsland raakte langzaam maar zeker aan de kook. Het vierde het ‘Tao-feest’, de ‘Nieuwe Dionysiën’, het ‘Feest van de Voorjaarstormen’ en met kerst het ‘Feest van de Zelfverlossing’. Verder meenden tal van zelfbenoemde profeten, onder wie ‘Oerwerveling’, Duitsland te moeten gidsen in de missie die de geschiedenis voor het land in petto had. Onder dit gesternte mag het niet verbazen dat velen de Eerste Wereldoorlog met geestdrift ontvingen. ‘Eindelijk een god’, dichtte Rainer Maria Rilke. ‘Daar wij de god van de vrede niet meer begrepen,/ worden we plots door de krijgsgod overmand.’

Safranski haalt het leerstuk aan dat Romantiek en politiek beter uit elkaar kunnen worden gehouden. ‘Maar tegelijkertijd bestaat, niet alleen in de Duitse cultuur, maar daar wel heel in het bijzonder, de verleiding Romantiek en politiek direct met elkaar in verband te brengen.’ De denkers Victor Klemperer, Eric Voegelin en Isaiah Berlin, bijvoorbeeld, stelden dat de Duitse Romantiek ‘teugelloosheid’ tot principe had verheven. De verbeeldingskracht stond boven de objectieve wereldse structuur.

Loopt er een rechte lijn van de Romantiek naar het nazisme? Of omgekeerd: waren de nazi’s kinderen van deze stroming? Ja en nee, luidt het genuanceerde antwoord van Safranski. Of beter: nee en ja. ‘Het waren zoals gezegd geen romantische ideeën die hier werden verwerkelijkt, maar de romantici anticiperen in hun koortsdromen op zulke figuren als Hitler, die een maatschappij betoveren, bijvoorbeeld in de demonisch-nihilistische machtsfiguren van Jean Paul en in het personage van de grote magnetiseur bij E.T.A. Hoffmann.’ De Romantiek kan dus niet met terugwerkende kracht de Holocaust worden aangewreven. Maar daar staat tegenover dat ze ook verdraaid weinig munitie heeft aangeleverd om het nazisme te bestrijden.

Safranski spreekt vaak liefdevol over de Romantiek, niet alleen in zijn boek, maar ook in interviews. Dat maakt hem echter geen dweper. Hij weet de juiste balans te vinden tussen betrokkenheid bij zijn onderwerp en kritische distantie. Anders gezegd: als de Romantiek gelijkstaat aan de roes, dan heeft Safranski ook oog voor de kater die daar vaak op volgt.