In de creatieve sector is de geest uit de fles. Niemand twijfelt meer aan het vermogen van artificiële intelligentie (AI) om verhalen, beeld en muziek te genereren. Deze creaties zijn soms nauwelijks te onderscheiden van die van menselijke hand. Dat roept juridische vragen op over auteursrecht en plagiaat, maar ook filosofische vragen over de aard van creativiteit en auteurschap. Neem het muzieknummer Heart on my sleeve, dat eind vorig jaar werd ingezonden als kandidaat voor een Grammy Award (uiteindelijk werd het van de lijst met kanshebbers geschrapt). Wiens nummer is dat? Het heeft vocalen die verdacht veel lijken op die van de Canadese artiesten Drake en The Weeknd. Geen van beiden werkten echter mee aan het nummer. Hun stemgeluid werd nagebootst door generatieve AI. Dat geeft te denken: kan AI als auteur worden aangemerkt?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
JA
Auteurschap kent verschillende vormen en gradaties. Ook al wordt een creatief product doorgaans aan één persoon toegeschreven, bij de totstandkoming ervan zijn vele personen betrokken. Neem dit artikel. Mijn schrijfwerk bouwt voort op ideeën van andere filosofen en wordt bijgeschaafd door een redactie. Toch staat alleen mijn naam bij dit stuk. Waarom? Volgens de Amerikaanse filosofen Ryan Jenkins en Patrick Lin zijn voor het toeschrijven van auteurschap twee criteria van belang: continuïteit en verdienste. Continuïteit is de mate waarin een eindproduct voortvloeit uit eerder werk. Verdienste is de mate waarin een persoon krediet zou moeten krijgen voor het eindproduct. Volgens hen moeten we met dezelfde twee criteria toetsen of een AI-applicatie als auteur geldt. Stel dat mijn tekst grotendeels door het tekstprogramma GPT gegenereerd zou zijn. Dan moet GPT als coauteur of zelfs als hoofdauteur aangemerkt worden. Andere criteria, zoals verantwoording nemen voor het eindproduct, zijn volgens Jenkins en Lin niet van wezenlijk belang. Neem het postuum publiceren van een roman. De overleden schrijver kan geen verantwoording nemen voor die publicatie en toch verschijnt die onder zijn of haar naam. Volgens Jenkins en Lin is dat onproblematisch. Er is immers sprake van continuïteit (de overleden schrijver heeft het voorwerk verricht) en van verdienste (het krediet komt hem of haar toe). Dit is waar de auteursvraag uiteindelijk om draait: wie – mens of machine – de belangrijkste bijdrage levert aan het eindproduct.
Mensen creëren door uit te proberen
NEE
Auteurschap draait niet slechts om het genereren van output. Het draait om fundamenteel menselijke ervaringen, waardoor iemand met recht als auteur kan worden geprezen of verguisd. De redenen, bedoelingen, ideeën en beproevingen die achter een creatie schuilgaan doen ertoe. Een door GPT gegeneerde songtekst heeft geen auteur, want er ligt geen geleefde ervaring aan ten grondslag. Het is slechts een nabootsing van menselijk auteurschap – zonder bloed, zweet en tranen, zonder tobben en proberen. Een menselijke auteur kan geprezen worden om zijn oog voor detail of bekritiseerd voor gebrek aan originaliteit; dat gebeurt zelfs postuum. Waardeoordelen zijn bij menselijke creaties op hun plaats, omdat mensen over mentale en morele vermogens beschikken. Generatieve AI beschikt niet over die vermogens. Dall-E, een AI die op basis van tekst beelden genereert, heeft geen ‘wens’ om een kunstwerk te maken. GPT is nimmer ‘van plan’ om een tekst te schrijven. We moeten de intelligentie en creativiteit van AI niet overschatten. Critici omschrijven GPT als een ‘stochastische papegaai’ die er lustig op los babbelt zonder enig begrip te hebben van de woorden die worden uitkraamt. Auteurschap aan AI toeschrijven is een categoriefout. Dat begrip is ontstaan in een menselijke context en is ook op die context afgestemd, compleet met praktijken van lofprijzing en kritiek. Voor generatieve AI moeten we nieuwe begrippen scherpslijpen. Een Grammy-categorie voor ‘beste generator’, wellicht.