‘In de kroegen waar ik kwam wisten de meisjes niet wat het existentialisme inhield. Maar ze spraken het woord met plezier uit.’ Jacques Laurent, filosoof en befaamd criticus van Sartre, beschrijft het naoorlogse leven in Parijs: lang niet iedereen kent Sartres ideeën over het existentialisme; maar als mode, zelfs als manier van leven blijkt zijn filosofie aanstekelijk.
Meer dan een halve eeuw later heeft Sartre flink aan populariteit ingeboet – en dat is een understatement. Waar de naam ‘Sartre’ vijftig jaar geleden met plezier werd uitgesproken, is de naam tegenwoordig besmet door Sartres enthousiasme voor het communisme. De ster van Sartre is even snel gedaald als die van zijn intellectuele vriend – en vijand – Camus is opgekomen. Zeker sinds de val van de Muur in 1989 is Camus’ populariteit flink toegenomen.
Als referentiepunt voor eenieder die Sartre veroordeelt, dient telkens het befaamde jaar 1952, dat de breuk bezegelde tussen Sartre en zijn – toen nog vriend – Camus. Camus had het jaar daarvoor zijn boek De mens in opstand gepubliceerd, waarin hij alle vormen van totalitaire politiek, zoals het communisme en het nazisme, veroordeelt. Sartre, die op dat moment juist het communisme begint te omarmen, laat het boek, na veel aarzelingen, recenseren in zijn tijdschrift Les Temps modernes. De negatieve recensie, die Sartre wijselijk niet zelf schrijft, wordt gevolgd door een reactie van Camus, waar weer een reactie van Sartre op volgt.
Ronald Aronson voegt met Camus & Sartre zijn versie van het befaamde conflict toe aan de reeks boeken die hetzelfde onderwerp al behandelen. Naast de gedetailleerde beschrijving van het conflict, wordt deze publicatie gerechtvaardigd doordat Aronson niet de nadruk legt op de breuk, maar overtuigend de wederzijdse invloed weet te beschrijven. Zelfs na de breuk in 1952 zal de invloed en het vriendschappelijke gevoel blijven bestaan, toont Aronson aan. Als Camus in 1960 omkomt door een auto-ongeluk, reageert Sartre met een herdenkingsartikel waarin hij beschrijft dat hij zich ook na de breuk vaak bleef afvragen wat Camus van zijn werk zou vinden. Ook noemt hij Camus later de laatste vriend die hij ooit gehad heeft. Aronson weigert, anders dan gebruikelijk, partij te kiezen in het conflict tussen Sartre en Camus.
Godgelijke mens
Waarom ontstond nu precies die breuk tussen Sartre en Camus? Camus veroordeelt het revolutionaire geweld zoals dat door de communisten werd bedreven. Hij beschrijft het als een poging om in een zinloze – absurde, schrijft Camus – wereld toch een zin te stichten. Het geweld krijgt een sacrale betekenis in een wereld waaruit de sacraliteit steeds meer is verdreven. Door geweld kan de Godgelijke mens de wereld veranderen. Los van de historische constellatie – de tijd van het communisme – waarin dit debat werd gevoerd, blijft de twist actueel omdat een blijvende vraag is wanneer geweld is toegestaan – denk aan terrorisme en de oorlog in Irak.
Ironisch genoeg was Sartres keuze voor het geweld mede beïnvloed door Camus’ voorbeeld.
Terwijl Sartre zich in de oorlogsjaren niet bijzonder inzette voor het verzet, was Camus een van de leiders daarvan: hij leidde bijvoorbeeld de verzetskrant Combat. Sartre zag in Camus het ideaal van een intellectueel die zich bevrijd heeft uit zijn solipsisme door zijn engagement. Waar Camus als man die het verzet kent de strijd niet idealiseert, kiest Sartre voor een radicale omarming van de strijd. Sartre zou de Sovjet-Unie steunen, het extreme geweld van de Algerijnse rebellen tegen de Franse bezetters volledig rechtvaardigen en Baader-Meinhof in de gevangenis opzoeken. In zijn radicaliteit verwijt Sartre Camus dat hij weigert zich te engageren door zijn bedenkingen bij het geweld. Daarmee zou hij zich niet inzetten voor een verbetering van de omstandigheden van de kanslozen.
Ondanks Aronsons wens om geen partij te kiezen, zal veel lezers van zijn boek het gevoel bekruipen dat niet Sartre maar Camus, in ieder geval in zijn gematigde politieke opvattingen, een leidsman kan zijn van deze tijd.
Camus & Sartre. The Story of a Friendship and the Quarrel that Ended it, door Ronald Aronson, University of Chicago Press, Chicago 2004, 291 blz.