Twintig jaar na zijn dood kreeg de Franse pleitbezorger van de levenskunst, Michel Foucault, navolging. Zijn eigen leermeester, de inmiddels tachtigjarige Pierre Hadot, verruilde na zijn carrière de ivoren toren van de academische wetenschap voor de publieke arena. Uit woede en verontwaardiging wel te verstaan! Decennialang moest hij als classicus en filosoof opboksen tegen het vooroordeel dat de filosofie van de klassieke oudheid pure theorievorming is. Hij stoorde zich mateloos aan het cliché dat de antieke filosofie grotendeels op escapisme berust. Plato zou in zijn ideeënwereld zijn gevlucht. Epicurus had zich met zijn apolitieke vrienden in zijn tuin teruggetrokken om er te genieten. De Stoa zou consequent de onderwerping aan het noodlot preken. En dan komt zijn leerling Michel Foucault en stelt met groot succes de filosofie van de Oudheid als levenskunst aan de orde, als esthetisch project nota bene. Alsof het leven een lolletje is! Voeg daarbij dat de moderne massa het contact met de wereld is kwijtgeraakt en volgens Hadot alleen maar op aarde rondloopt om zijn behoeften te bevredigen, en het wordt duidelijk waarom hij de barricaden beklommen heeft. Dankzij zijn Filosofie als een manier van leven (2001) is hij nu zelf een bestsellerauteur.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Filosofie is een verzameling teksten met ideeën, beschouwingen en theorieën, al dan niet systematisch opgesteld. De filosofie van de Oudheid verschilt in dat opzicht niet wezenlijk van de middeleeuwse of van de moderne filosofie. Deze voorstelling van zaken is naar de mening van Hadot beslist onhoudbaar. In zijn ogen was de klassieke filosofie op de eerste plaats een vorm van levenskunst, ‘een wijze van in-de-wereld-zijn die elk moment in de praktijk gebracht moest worden met als doel het hele leven van het individu te vormen’. Filo-sofia, het verlangen naar wijsheid, was oorspronkelijk – in de woorden van Hadot – ‘levenskunst, zowel in de moeite die zij zich getroost om wijsheid te bereiken, als in haar doelstelling, de wijsheid zelf. Want echte wijsheid verschaft ons niet alleen kennis: zij maakt bovendien dat wij op een andere manier “zijn”.’
‘Levenskunst is ook een oefening in sterven, tot en met het instuderen van de zelfmoord’
Bijgevolg had de klassieke filosoof een radicaal andere instelling dan de moderne professional. Hij stond niet in dienst van een of andere cultuurpolitiek, van de wetenschap of van het bedrijfsleven. Hij was niet de gretige verzamelaar van allerlei weetjes en al evenmin een estheet. Filosofie was niet zoals vandaag opgenomen in het mediagebeuren, deels amusement en onderdeel van de moderne lifestyle, zoals in de contactadvertentie: ‘Gezocht: man, goed bemiddeld, geen kinderen, filosofisch ingesteld.’ Van oudsher daarentegen vormt filosofie het hart van het menselijk bestaan, in de vorm van een houding van waakzaamheid die volgens Hadot ‘permanent en identiek met het leven zelf is’. De klassieke filosoof streefde naar praktische wijsheid, een geleefde wijsheid op grond waarvan hij in staat was om op de juiste manier in het hier en nu te staan. De klassieke filosofie was dus slechts op één manier instrumenteel: zij stond in dienst van het leven!
Therapie
De antieke filosofie is naar de mening van Hadot op de eerste plaats een therapie om de mensheid van haar angst te verlossen. Angsten ontstaan wanneer de mens ontdekt dat hij door machten van binnen en buiten bedreigd wordt. Veel mensen zijn bang voor de dood. Sommigen hechten aan hun bezit en zijn panisch voor armoede. Anderen klampen zich vast aan hun partner, beducht voor de eenzaamheid. Weer anderen vrezen de anonimiteit. De klassieke filosofie wilde zulke angsten wegnemen door de mens te leren om autarkisch te zijn, heerser van zichzelf : ‘Filosofie presenteerde zich als een methode om onafhankelijkheid en innerlijke vrijheid (autarkeia) te bereiken. (…) We komen dit thema tegen bij Socrates, bij de cynici, bij Aristoteles – voor wie alleen het beschouwelijke leven onafhankelijk is – bij Epicurus en bij de stoïcijnen. Hoewel hun methodes verschillen, treffen we in alle filosofische scholen hetzelfde besef aan van de macht van het menselijke zelf om zich van alles wat vreemd is, te bevrijden.’ Het geestelijk weerbaar maken van de kwetsbare mens onderweg in zijn bestaan, is de normatieve inzet van de hele antieke filosofie. In die zin is de klassieke filosofie eerst en vooral praktisch. De kunst is vooral om niet bang te zijn, om zich niet mee te laten slepen door de pijn over mislukkingen in het verleden of door de zorgen over wat ons nog te wachten staat en welk (nood)lot ons zal treffen. De wijze mens (sophos) is in staat om bewust, evenwichtig en vrij te leven, hij heeft geleerd om ‘in het hier en nu te leven, niet te piekeren over het verleden en zich geen zorgen te maken over de toekomst.’ De meeste klassieke filosofische scholen beseften overigens heel goed dat er nooit één wijze heeft bestaan, al vonden ze wel dat Socrates en Epicurus dicht in de buurt kwamen. Hadot: ‘De ouden wisten dat ze de wijsheid nooit als een stabiele, definitieve staat in pacht zouden hebben, maar ze hoopten om er op bepaalde bevoorrechte momenten bij in de buurt te komen, en wijsheid was de transcendente norm die hun handelingen leidde.’ Juist omdat er geen garantie is voor succes, ontwikkelden zij een hele reeks spirituele oefeningen.
Oefening baart levenskunst. In een van zijn belangrijkste werken, Exercices spirituelles et philosophie antique (1987, recentelijk in het Duits en Engels vertaald) laat Hadot zien dat alle klassieke filosofische scholen spirituele oefeningen ontwikkelden ter bevordering van de praktische wijsheid. Analoog aan de vele lichamelijke oefeningen zoals diëten en kuren, tal van onthoudings- en uithoudingsoefeningen onderscheidt Hadot minstens drie groepen van spirituele oefeningen: meditaties, intellectuele oefeningen en praktische oefeningen. De meditaties waren bijvoorbeeld oefeningen in stilte, luisteren, aandacht en contemplatie. Een belangrijke concentratieoefening is zich richten op het heden en alleen op dat wat bij de huidige handeling meespeelt. De intellectuele oefeningen waren geheugentrainingen, oefeningen in verbeelding, in het filteren van de voorstellingen (waar komt deze voorstelling vandaan, wat is zij waard, wat doe ik ermee?). Andere intellectuele oefeningen hadden betrekking op de taal en waren lees-, schrijf- en gespreksoefening. Men hield notitieboekjes bij om te noteren, repeteren en onthouden wat men van belang vond. Het wezen van de dialoog is om niet tegen maar met elkaar te praten, en dat vereist het leren innemen van verschillende standpunten. De praktische oefeningen hadden betrekking op het beheersen van emoties, bijvoorbeeld van woede, nieuwsgierigheid en van jaloezie. Het waren ook oefeningen in sterven, tot en met het instuderen van de zelfmoord. Ook hadden ze betrekking op natuurbeschouwing, ter herinnering aan het feit dat de mens een natuurwezen is dat onderdeel uitmaakt van de kosmos. Levenskunst was in de klassieke oudheid vooral levenskunde, vandaar dat Foucault sprak van technieken van het zelf die men vaak in groepsverband aanleerde. Samen waren deze spirituele oefeningen gericht op het praktiseren van zelfkennis, om jezelf en elkaar te leren neutraal te staan tegenover wat er niet toe deed, om te beheersen wat men ook werkelijk kon beheersen, en uiteindelijk om intens te leven in het hier en nu.
‘Uiteindelijk hebben we nauwelijks woorden voor wat het meest belangrijk is’
Het absolute rolmodel voor Pierre Hadot is de Romeinse keizer Marcus Aurelius (121-180 na Chr.), bijgenaamd ‘de filosoof’. De opmerkelijke these van Hadot luidt dat de Persoonlijke Notities van deze keizer en filosoof geen persoonlijk dagboek vormen, maar een doelgerichte uiteenzetting bevatten van spirituele oefeningen. De vermaningen van Marcus Aurelius zijn geen verbaal geweld, maar een zich actief inprenten van zijn eigen waarheden om daarmee innerlijk orde op zaken te stellen: ‘De mensen zoeken een plek om zich terug te trekken, op het platteland, aan zee, in de bergen, (en gewoonlijk wil je dat zelf ook maar al te graag). Maar dan begrijp je absoluut niets van de filosofie. Je kunt je toch, wanneer je maar wilt, terugtrekken in jezelf? Nergens kan een mens zich immers rustiger en ongestoorder terugtrekken dan in zijn eigen ziel, vooral als hij in zijn binnenste zulke vaste overtuigingen heeft dat hij, zodra hij zich daarin verdiept, zich meteen volkomen gerust voelt. En met gerustheid bedoel ik niets anders dan innerlijk op orde zijn. Bondige en elementaire waarheden moeten het zijn die, zodra ze in je opkomen, in staat zijn alle zorgen van je af te spoelen en jou, bevrijd van ergernis, weer terug te sturen naar het dagelijks leven.’
Onderdompelen
Voor de Stoa bestaat er een overeenstemming van de innerlijke orde van de mens met een omvattend geheel, de geordende kringloop van de kosmos. Hadot hecht bijzondere waarde aan dit stoïsche idee van het kosmisch bewustzijn: ‘Kosmisch bewustzijn was de uitkomst van een spirituele oefening, die bestond in de bewustwording van de plaats die je individuele bestaan innam binnen de grote kringloop van de kosmos en in het perspectief van het geheel.’ Twee belangrijke aspecten zijn inherent aan deze kosmische dimensie en de mystieke ervaring die zij benoemt: tijd en eeuwigheid (ofwel eindigheid en oneindigheid); en individualiteit en totaliteit. Over de factor tijd stelt Hadot: ‘Stoïcijnen en Epicuristen waren het erover eens dat aan elk ogenblik een oneindige waarde toekwam: voor hen is wijsheid net zo perfect en compleet op één enkel ogenblik als in alle eeuwigheid. Met name voor de stoïsche wijze ligt de totaliteit van de kosmos besloten en geïmpliceerd in elk afzonderlijk ogenblik.’ Dit betekent het einde van de onverschilligheid: elk moment van het mensenleven is namelijk de moeite waard en verdient onze aandacht. Ten tweede heeft het kosmisch bewustzijn grote consequenties voor de zin van ons bestaan. In tegenstelling tot wat Michel Foucault in De zorg voor zichzelf (1984) beweerde, ging het volgens Hadot in de klassieke levenskunst niet over een cultuur van het zelf. Foucault ontleende aan de klassieke filosofie het idee dat men op velerlei wijze zichzelf kan besturen. En hoewel de historische omstandigheden drastisch gewijzigd zijn, achtte Foucault deze klassieke gedachte van zelfsturing van toepassing op zijn idee van vrijheidspraktijken. Volgens Hadot is dat een ontoelaatbaar moderne interpretatie en ging het in de filosofie van de Oudheid nu juist om de overstijging van het zelf. Het uiteindelijk doel van de klassieke praktische wijsheid was niet immanentie, maar transcendentie. Zoals Hadot het kernachtig stelt: ‘Interiorisering is een overschrijden van zichzelf, het is universalisering.’ Herhaaldelijk duikt in het werk van Hadot als levensmotto de uitspraak van Seneca op: ‘toti se inserens mundo’ – ofwel: ‘Jezelf onderdompelend in de hele wereld.’
‘Nergens kan een mens zich rustiger en ongestoorder terugtrekken dan in zijn ziel’
Voor Hadot vormt de kosmische dimensie het fundament van de stoïsche levenskunst en precies die dimensie wil hij redden voor onze tijd. In zijn ogen is er geen grotere verschrikking denkbaar dan een leven op aarde als louter tijdverdrijf. Hadots missie is de herleving van de kosmische levenskunst, opdat we elke dag het leven weer als nieuw ervaren en met nieuwe ogen kunnen bezien. Ons eigen leven in deze wereld is een onuitsprekelijk wonder. In 1991 nam Hadot afscheid van het Collège de France met de uitspraak: ‘Uiteindelijk hebben we nauwelijks woorden voor wat het meest belangrijk is.’
Waarden
Hoe indrukwekkend deze visie ook moge zijn, er valt toch wel iets op af te dingen. Hadot draaft nogal door met zijn visie op de klassieke wijsbegeerte. Die kun je echt niet helemaal reduceren tot praktische filosofie en het volstaat mijns inziens om het oorspronkelijk belang van de praktische filosofie onder de aandacht te brengen. Hadot kan de neiging niet onderdrukken om de hele antieke filosofie te reduceren tot de Stoa. Alsof Aristoteles Ethica Nicomachea niet een evenzo indrukwekkend toonbeeld is van een praktische, zeer contextuele (karakter)ethiek. Tenslotte is vooral het pleidooi voor transcendentie, waarmee de katholiek Hadot zijn hang naar mystiek verraadt, vanuit een laatmodern gezichtspunt op zijn zachtst gezegd problematisch. Het premoderne Stoïsche uitgangspunt van een redelijke natuur waaraan wij als mens deelachtig zijn, is vandaag niet langer geloofwaardig. In dat opzicht verdienen Nietzsche en Foucault toch de voorkeur boven Marcus Aurelius, omdat zij meer oog voor hebben voor de problematische verhouding tussen het laatmoderne subject en de nu geldende regels. Moderne mensen zijn gedoemd hun eigen verhouding tot de heersende regels, in de steeds wisselende contexten van de dagelijkse praktijk, telkens opnieuw onderling te bepalen. Ons eigen innerlijk is niet langer verankerd in een redelijke natuur, maar staat elke dag opnieuw op het spel.
Juist op dit punt is het werk van Pierre Hadot van bijzondere betekenis, door zijn nadruk op de spirituele oefeningen! Zonder twijfel zijn de moderne levensomstandigheden in materieel en cultureel opzicht volstrekt anders dan tweeduizend jaar geleden. Maar de kwetsbaarheid van de mens is er niet minder om, de liberale mythe van de autonomie ten spijt. Onze fabelachtige materiële welstand is even verhullend als de kleren van de keizer. Is het niet buitengewoon merkwaardig dat wij in onze huidige opvoeding nog slechts het vak ‘lichamelijke oefening’ kennen, terwijl we de oefening van onze geest bijna volledig verwaarlozen? We zwetsen maar wat raak over ‘normen en waarden’, terwijl we amper in staat zijn om onze eigen waarden hardop voor onszelf te formuleren, laat staan dat we ernaar kunnen leven! Laten we het toegeven: ieder van ons heeft zijn specifieke sterke en zwakke kanten en is innerlijk meer, vaker minder of helemaal niet op orde. Daarom blijft het cultiveren van ons zelf een bittere noodzaak, en behoeft elk mens zijn eigen programma van spirituele oefeningen. De grote verdienste van Pierre Hadot is dat hij de weg heeft gewezen naar een vergeten vorm van opvoedkunde, die in onze tijd op ieders maat kan worden toegesneden. De toegang tot onze eigen, rijke westerse traditie van spiritualiteit is ontsloten. Moeten we niet beginnen onszelf meer toe te eigenen?