Home Psyche Tussen orde en chaos
Identiteit Psyche Taal Tijd

Tussen orde en chaos

Bij hevige pijn, intens genot of de roes van verdovende middelen ervaren we iets wat we niet in ordelijke taal kunnen vatten.

Door Femke van Hout op 10 april 2024

chaos kind baby foetus orde beeld Ruben L. Oppenheimer

Bij hevige pijn, intens genot of de roes van verdovende middelen ervaren we iets wat we niet in ordelijke taal kunnen vatten.

FM4 waar is chaos Filosofie Magazine
04-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Tijd en ruimte lijken uiteen te vallen in de openingsscène van Oersoep, de roman van Bregje Hofstede. Hofstede dompelt de lezer onder in een beschrijving gebaseerd op haar eigen bevalling, een ervaring waarbij de weeën niet alleen haar lichaam, maar haar hele ‘zelf’ lijken open te scheuren. Er bestaat geen vastomlijnd ‘ik’ meer, alleen nog een chaotische veelheid aan sensaties, ‘zalen en zalen van pijn, geplooide, eindeloos rekbare pijn’. Het had iets afschuwelijks, vertelt Hofstede, zittend in een café in Arnhem. ‘En toch bleef ik naar die ervaring terugverlangen. Niet naar de on­beschrijflijke pijn van die nacht, maar wel naar de onderdompeling in een leven dat buiten zijn oevers treedt.’

Veel filosofen hebben geprobeerd duiding te geven aan het verlangen naar belevenissen die niet op een talige, ordelijke manier begrepen kunnen worden, ziet de Italiaanse psychiater en filosoof Giovanni Stanghellini. ‘Extreme, fysieke ervaringen, zoals hevige pijn, intens genot of de roes van verdovende middelen kunnen ons het gevoel geven dat er even niets anders meer is dan pure sensatie,’ licht hij toe tijdens een videogesprek. ‘Het lukt ons dan niet meer om te reflecteren op wat ons overkomt of om er taal aan te geven. Even voelen we ons geheel overgeleverd aan de chaos.’

De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche stelde zulke ervaringen centraal in zijn werk. Volgens Nietzsche is de mens een veelheid aan chaotische, lichamelijke krachten. Hij sprak met bewondering over oud-Griekse rituelen vol dans, ­muziek en wijn ter ere van Dionysos, de god van de wijn, chaos, extase en grenzeloosheid. Ook de moderne mens zou de chaos af en toe moeten opzoeken, vond Nietzsche. Tegelijkertijd waarschuwde hij volgens Stanghellini ook dat de chaos een groot gevaar herbergt: ‘Wie zich er te ver door laat meevoeren kan waanzinnig worden of sterven.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Worstelende lichamen

Als behandelend psychiater ziet Stanghellini veel mensen die moeite hebben met het feit dat hun lichaam iets chaotisch en oncontroleerbaars heeft. ‘Een patiënt van mij beschreef eens dat ze het idee had dat haar lichaam van gas was, en dat het dus op elk moment kon vervliegen. Zij begon zichzelf uit te ­hongeren om weer controle te krijgen over haar lijf.’ Iedereen worstelt met de chaos in zichzelf, benadrukt Stanghellini. ‘Ik denk niet dat we een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen “zieke” en “gezonde” individuen. We ontwikkelen allemaal neuroses en illusies om de chaos enigszins te ordenen.’

Een van die illusies is het idee dat er een duidelijk vastomlijnd ‘zelf’ bestaat, vervolgt hij. ‘De Franse filosoof Georges Bataille stelde dat de moderne mens geneigd is zichzelf te begrijpen als een homo economicus: een rationeel individu dat vooral dingen nastreeft die nuttig zijn voor zijn eigen voortbestaan. Maar ondertussen toont de chaos zich volgens Bataille in alles wat een “teveel” is, alles wat buiten de grenzen van het ordelijke treedt. Dat teveel zit ook in de mens, die volgens hem bestaat uit energieke en chaotische krachten. Een ander voorbeeld is het kapitalisme: dat is geen rationeel systeem dat dient om onze behoeften te vervullen, maar een systeem van overproductie en verspilling.’ We komen het exces ook tegen in grenservaringen, die niet geheel in taal te vatten zijn, zoals verliefdheid, intens genot, roes of de baringspijn die Hofstede beschrijft.

‘We ontwikkelen allemaal neuroses om de chaos enigszins te ordenen’

Tijdens haar bevalling wist Hofstede niet meer waar haar lichaam ophield en de rest van de wereld begon. ‘Maar ook daarna bleef ik van die grensoverschrijdende ervaringen hebben,’ vertelt ze. ‘Als mijn kind ’s nachts begon te huilen, begonnen mijn borsten spontaan melk te spuiten. Ik besefte ook dat ik eerder vergelijkbare dingen had meegemaakt. Tijdens goede seks, tijdens drugstrips of als ik tijdens een rugbywedstrijd in een grote hoop van worstelende lichamen terechtkwam. Op zo’n moment weet je niet meer wat onder en boven is, welke ledematen of emoties van jou zijn of van een ander. Die bevalling was dus helemaal niet zo vreemd of uniek. Je kunt zó kantelen, de chaos in.’

Dat idee – de chaos in kantelen – vormt de spil in het werk van de Franse denker Gilles Deleuze, zegt filosoof Julie Van der Wielen, die onderzoek doet aan de Universiteit van Brussel. ‘Deleuze was sterk geïnspireerd door Nietzsche, die volgens hem iets unieks deed,’ zegt ze. ‘Vóór Nietzsche werd chaos vooral gezien als een ongedifferentieerde massa die pas vorm krijgt zodra God of een andere ordelijke geest er iets betekenisvols van maakt. Nietzsche stelde dat orde en betekenis juist voortkomen uit chaos. Chaos is primair aan alles. Het is de bron van leven en vitaliteit, en dus nodig voor het bestaan.’

Deleuze was goed bevriend met de Franse filosoof en psychiater Félix Guattari, met wie hij meerdere boeken publiceerde. Van der Wielen: ‘Deleuze en Guattari stellen dat we geneigd zijn de wereld te zien als een boom: een ordelijk ding met een bovenkant, een stam en wortels. Maar volgens hen heeft de wereld eerder de vorm van een rizoom. Een rizoom is een wortelstelsel, zoals gember, dat horizontaal onder de grond groeit en oneindig veel vertakkingen kent. Uit dat rizoom kán een ordelijk plantje groeien dat zijn kopje boven de grond uit steekt. Maar we moeten dat plantje niet verwarren met de werkelijkheid: de chaos die eronder ligt.’

Alles tegelijk

Misschien, zegt Stanghellini, kunnen we chaoservaringen het beste definiëren als een opheffing van de lineaire tijd. ‘De Japanse filosoof Bin Kimura ontwikkelde een term voor chaotische tijdservaring: intra festum temporaliteit. Normaal gesproken, stelde Kimura, staat het “nu” altijd in relatie tot het verleden en de toekomst.’ Als je bijvoorbeeld een tekst leest, ben je je niet alleen bewust van het woord dat je nu ziet. Je houdt ook de vorige woorden in je hoofd en anticipeert op de woorden die zouden kunnen komen. Als je dat niet zou doen, zou een tekst nooit een geheel vormen. ‘Maar volgens Kimura raken we soms in een “nu” verzeild waarbij verleden en toekomst zijn weggevallen,’ vervolgt Stanghellini. ‘Dat is de intra festum temporaliteit: een tijdservaring van roes, chaos of extase. Op zo’n moment is er geen sprake meer van verleden en toekomst. Er is alleen nog maar chaotische onmiddellijkheid. Alles gebeurt tegelijk. Je valt helemaal met je ervaring van het nu samen.’

Orde vereist volgens Stanghellini altijd een zekere afstand tot het nu, tot wat je overkomt. ‘Daarom is het ook zo moeilijk om een chaotische ervaring in taal te vatten. Taal creëert een afstand tussen het woord en datgene wat dat woord aan moet duiden.’

Voor Hofstede is dat gebrek aan taal bevrijdend: ‘Ik heb de neiging overal woorden aan te willen geven, maar soms, bijvoorbeeld tijdens seks of een drugstrip, kan ik die neiging laten gaan. Het lukt namelijk toch niet. Het is een opluchting om in het leven op te mogen gaan.’ Ook Bataille zag hoe bevrijdend chaos kan voelen: we hoeven voor even geen nuttig, verstandig individu te zijn, omdat dat simpelweg niet meer kan.

‘Uit een chaotisch wortelstelsel kan een ordelijk plantje groeien’

Tegelijkertijd vindt Hofstede dat gebrek aan taal beangstigend. ‘Je voelt dat je iets meemaakt wat je niet op een begrijpelijke manier kunt communiceren. Je denkt: ben ik de enige? Word ik gek? Taal kan chaos niet vatten, enkel aanwijzen. Een vriendin van mij vertelde me dat ze tijdens haar bevalling even “helemaal weg” was. Volgens mij wees ze daarmee op iets wat ik ook had meegemaakt, maar dat weet ik natuurlijk niet zeker.’ Haar boek is een poging om de chaos aan te wijzen, zegt Hofstede. ‘Aan de andere kant kun je zo’n roman juist ook zien als een manier om de chaos in te kaderen. Het boek is af, er zit een kaft omheen, de woorden staan stil op de bladzijden. Dat heeft iets veiligs.’

Het wordt pas echt eng als we geconfronteerd worden met een chaoservaring waar geen einde aan lijkt te komen. Wie midden in de chaos zit, kan daar haast geen begrijpelijk verhaal over vertellen, meent Stanghellini. ‘Een verhaal over chaos is geen echt verhaal. Het is een warrige opsomming van ervaringen die je nú overkomen: er is geen plot, geen overzicht.’

De Amerikaanse socioloog Arthur Frank, die onderzocht wat voor ­soorten verhalen mensen elkaar vertellen, noemde chaosnarratieven ook wel ‘anti-narratieven’. Ze worden volgens hem vooral verteld door mensen die lange tijd overweldigd zijn door ervaringen die aan onze controle ontsnappen, zoals trauma, geestelijke problematiek of een chronische ziekte. Er is volgens Frank iets eenzaams aan die ervaringen: omdat we er geen verhaal over kunnen vertellen, kunnen we deze ervaringen niet volledig begrijpelijk maken voor anderen.

Ballon aan een touwtje

Moet chaos gedoseerd zijn om draaglijk te zijn? ‘Deleuze en Guattari benadrukten hoe belangrijk het is om voorzichtig met chaoservaringen te experimenteren,’ zegt Van der Wielen. En ook Nietzsche zag het gevaar van de chaos. Stanghellini: ‘Chaos is de bron van vitaliteit, creativiteit en connectie, maar als een ervaring van het nu zonder toekomst grenst chaos ook aan de dood. Het is bewustzijn dat bijna omslaat naar totale bewusteloosheid.’ Wellicht vinden we chaoservaringen die niet lijken te eindigen daarom zo eng: ze confronteren ons met iets wat raakt aan niet-zijn. Hofstede herkent dat. ‘Om niet helemaal meegesleurd te worden, moet je denk ik aan het normale leven vast blijven zitten, als een ballon aan een touwtje.’

Toch hebben we volgens Frank de ethische plicht om ruimte te maken voor chaos die niet te doseren valt. We moeten luisteren naar chaosverhalen van anderen, al is het maar door te erkennen dat wat iemand met bijvoorbeeld een trauma of chronische ziekte meemaakt niet volledig in taal te vatten is. Van der Wielen vindt een vergelijkbare ­morele oproep in het werk van Guattari. ‘Guattari werkte in een psychiatrisch ziekenhuis,’ licht ze toe. ‘Hij werd zich door zijn patiënten bewust van het feit dat chaoservaringen niet uitzonderlijk zijn. We vinden ze niet alleen in extreme grenservaringen, maar ook in kleine dingen, zoals een aanraking of een gesprek. We worden constant met mensen of situaties geconfronteerd die we niet tegemoet kunnen treden als we vast blijven houden aan onze ordelijke manier van denken. Dat is een uitnodiging om ons denken te openen voor de chaos.’