Home Psyche Filosofie op de sofa: Jacques Lacan
Psyche

Filosofie op de sofa: Jacques Lacan

Psychotherapeut Marte Kaan ziet de inzichten van de grote denkers geregeld in het klein terug in de behandelkamer. Dit keer: Lacan.

Door Marte Kaan op 03 april 2024

filosofie op de sofa met man rode bank Lacan

Psychotherapeut Marte Kaan ziet de inzichten van de grote denkers geregeld in het klein terug in de behandelkamer. Dit keer: Lacan.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Het verlangen van de mens is het verlangen van de ander.’

Gedevalueerd worden is onderdeel van de taakomschrijving van de therapeut. De kunst is om als bad object te fungeren, met andere woorden: als de persoon op wie de patiënt alle negatieve gevoelens projecteert die hij in zijn ontwikkeling heeft gevoeld voor belangrijke figuren in zijn leven – vaak ouders. Tegelijkertijd moet de therapeutische band stevig en veilig zijn, zodat de patiënt merkt dat hij deze gevoelens kan uiten en onderzoeken. Deze twee bewegingen bijten elkaar natuurlijk nogal eens.

Dat je als therapeut voornamelijk functioneert als projectiescherm waarop iemand zijn frustraties, onzekerheden en angsten van weleer tot leven laat komen, valt te leren. Ingewikkelder is het verlangen van de therapeut om de ander echt te willen helpen. Hoe vanzelfsprekend en nodig ook, dit verlangen maakt de therapie juist ingewikkeld.

Verlangen

‘Le désir de l’homme est le désir de l’Autre,’ schreef psychoanalyticus Jacques Lacan (1901-1981). Wij, patiënt en therapeut, zijn niet anders dan ons (onvervuld) verlangen. De dynamiek van ons verlangen wordt gestuurd door het verlangen van de ander. De patiënt ziet in de therapeut een verlangend persoon. Via het verlangen van de analyticus kan de patiënt zichzelf herkennen als verlangend subject. Maar wat moet de patiënt die ernaar verlangt zichzelf te worden, met het verlangen van de therapeut dat de patiënt zichzelf wordt? Hoe word je jezelf als een ander je daarbij helpt? En hoe kan ik als therapeut afzien van mijn verlangen dat de patiënt zichzelf wordt?

Wanneer een therapie op gang is gekomen, komt er vaak een moment waarop de patiënt niet meer weet of hij wel verder wil. Hij is als een bergbeklimmer die halverwege de klim niet weet wat erger is: terug of door. Het is vaak het punt waarop de afweer aan het afbrokkelen is en iemand voelt wat er allemaal te voelen is. Dit is het moment waarop het appel op de therapeut sterker wordt. De patiënt voelt zich alleen maar slechter door bij hem te komen. Het onvervulde verlangen, het gemis dat nooit meer kan worden goedgemaakt, alles wat er niet was en is, wordt duidelijk. Wat is dan het medicijn?

Oplichterij

In zijn boek Bekentenissen van Zeno beschrijft Italo Svevo hoe hij zich alleen maar slechter ging voelen door de therapie. ‘De psychoanalyse kan me verder gestolen worden,’ begint hij zijn relaas. Tijdens zijn therapie heeft hij een aantal herinneringen opgehaald die met hevige emoties gepaard gingen, waarna de therapeut hem genezen heeft verklaard. Svevo vindt de behandeling oplichterij, noemt de theorieën – zoals het oedipuscomplex – dwaas en absurd. Hij is opgelucht niet meer te hoeven komen, geen vertrouwen meer te hoeven simuleren. Hij is blij zijn therapeut niet meer slaafs te hoeven volgen, zoals hij zichzelf zag doen. Triomfantelijk: ‘Zijn woorden hebben de herinneringen aan mijn kindertijd niet kunnen bederven.’

Een klein jaar later schrijft hij weer in zijn dagboek. Hij is genezen en gelooft inmiddels dat zijn gezondheid een kwestie van overtuiging is, dat het dwaas is eraan te willen dokteren in plaats van erin te geloven. Volgens Svevo kan het leven, ‘verdriet en liefde,’ niet als een ziekte worden beschouwd, al doet het soms pijn. Hij begrijpt de verleiding dat wel te doen: het leven lijkt in zijn beloop op een ziektegeval, schrijft hij: ‘Het kent hevige crises en perioden van langzaam herstel, met daarnaast de dagelijkse verbeteringen en verslechteringen.’

Water en steen

Het is onduidelijk in hoeverre het herstel van Svevo te maken heeft gehad met zijn behandeling. Zijn therapeut fungeerde in ieder geval als een voorbeeldig bad object. En Svevo’s genezing past bij de opvatting van Lacan dat een mens niet kan ontsnappen aan zijn eigen zoektocht, omdat hij de zoektocht is. In het afwijzen van het antwoord van zijn therapeut, zoals Svevo in feite doet, ligt zijn eigen antwoord. Svevo vindt zijn heil in de verbeelding, net zoals hij daar ook zijn leed vond. Hij beseft dat geen van de herinneringen die hij in de therapie heeft opgehaald waargebeurd zijn, wat niet betekent dat het leugens zijn, want ‘verzinnen is een scheppende daad’.

Even tussendoor… Meer lezen over Jacques Lacan en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

De uitweg uit de impasse van het onvervuld verlangen voor de therapeut, is volgens filosoof Marc De Kesel om de wens iemand professioneel te willen helpen tot centraal voorwerp van de therapeutische preoccupatie te maken. Want net zomin als de patiënt, is de therapeut in staat om voorbij de positie van het wensen te komen, waardoor hij dus niet in staat is de patiënt te helpen zoals hij dat zou willen, namelijk door hem beter te maken. De therapeut moet beschikbaar zijn, zodat de patiënt zichzelf kan vormen. Het therapeutisch proces is misschien het best voor te stellen als de geduldige wrijving tussen water en steen waarbij er zonder doel, heel traag, iets verandert. 

De gevalsbeschrijvingen uit deze rubriek zijn nooit herleidbaar tot een bestaande patiënt of oud-patiënt.