Home Bewustzijn Denken is altijd gevaarlijk
Bewustzijn Identiteit Waanzin Waarheid

Denken is altijd gevaarlijk

Hannah Arendt zag in hoe denken de wereld ten goede en ten kwade kan veranderen, schrijft Lyndsey Stonebridge.

Door Lyndsey Stonebridge op 22 augustus 2024

Hannah Arendt denken filosoof

Hannah Arendt zag in hoe denken de wereld ten goede en ten kwade kan veranderen, schrijft Lyndsey Stonebridge.

Filosofie Magazine 9 FM9 2024 geweld
09-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Königsberg in 1783. De klok van de kathedraal luidt en een man kijkt op zijn horloge terwijl hij over de Holzbrücke loopt, zoals hij altijd doet op dit tijdstip. De man is de grote filosoof van de rede, Immanuel Kant. Hij weet dat hij binnen twee minuten de vierde brug zal oversteken naar het Kneiphof, het eiland midden in de stad. Vervolgens zal hij de vijfde brug nemen naar de andere oever van de rivier de Pregel, om daarna via de zesde brug (en de eerste brug die hij tijdens deze wandeling overstak) terug te keren naar huis, waar hij aan het werk van die middag zal beginnen. Op sommige dagen steekt hij alle zeven stadsbruggen over, door zuidwaarts naar de Holz­brücke te lopen, maar niet vandaag.

Lyndsey Stonebridge (1965) is hoogleraar geesteswetenschappen en mensenrechten aan de Universiteit van Birmingham (Verenigd Koninkrijk) en een kenner van het werk van Hannah Arendt. Ze publiceerde meerdere boeken. Vrij om de wereld te veranderen is haar eerste boek dat in het Nederlands is verschenen.

Zoals alle inwoners van Königsberg weten, zul je om zeven bruggen over te steken op zijn minst acht keer een brug moeten oversteken; voor zes bruggen is minstens zeven keer oversteken nodig, voor vijf minstens zes keer oversteken. Beroemd was het gegeven dat je niet over beide rivieroevers kon lopen en beide eilanden in het centrum kon aandoen, zonder ten minste één van de bruggen van Königsberg tweemaal over te steken. Zoals de wiskundige Leonhard Euler in 1735 had aangetoond, hoefde je om deze waarheid te bewijzen niet daadwerkelijk de bruggen over te steken, maar kon je haar ook beredeneren. In een relatief eenvoudige figuur, soms aangeduid als de Eulergraaf, werden de bruggen getransformeerd in toppunten en hoekpunten. Die vertelden alles wat je moest weten: het was wiskundig onmogelijk om een brug slechts eenmaal over te steken als je beide oevers en eilanden wilde aandoen. Daarmee was de kous af.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tijdens zijn dagelijkse wandeling probeerde Kant waarschijnlijk niet aan de Eulergraaf te denken. Hij geloofde in het verstand, sterker nog: hij leefde voor het verstand en de waarheden die via de menselijke geest konden worden ontsloten. Waar hij zich daarentegen wel aan ergerde, was dat Euler een ander theorema had opgesteld, om het bestaan van God te bewijzen. Maar God behoorde tot een andere categorie dan bruggen. Aangezien je een brug niet op dezelfde manier ervaart als God, moest je over beide grootheden anders nadenken. Er was het Verstand (het verstand), oftewel het middel waarmee je zaken uitdenkt. En er was de Vernunft (de rede), het begrip en de reflectie, waarmee we op zoek gaan naar de waarheid.

Het is niet zo dat dingen bestaan alleen omdat jij ze je rationeel kunt voorstellen en in je hoofd kunt controleren. Je moest nadenken óver je denken, als je echt de betekenis wilde kennen van zaken zoals God, vrijheid, het geloof, de moraal of het menselijke bestaan, ook al zou het er slechts toe leiden dat je kon aantonen dat dergelijke zaken niet waren aan te tonen. Waar het om ging, was de manier waarop je de wereld waarnam: de categorieën waarin je de dingen onderbracht, hoe het denken voor jou was georganiseerd en hoe je in reactie daarop je gedachten ordende. Reflectie, de rede, dacht hij humeurig, was juist waarom hij vrij was – vrij – om te bepalen of hijzelf vandaag een wandeling over zes of zeven bruggen zou maken. Theorema of geen theorema, figuur of geen figuur.

Havenstad

Bijna anderhalve eeuw later rent de ­jonge Hannah Arendt over dezelfde brug. Op hetzelfde uur van de dag luidt dezelfde kathedraalklok, maar ze registreert het geluid amper. Haar geest is elders. Ze weet dat ze te laat is, ze rent niet voor niets, maar waarvoor ze precies te laat is weet ze niet. Iets klopt er niet. Ze stopt, tolt op haar benen en weet even niet waar ze is. Ze staat voor de Neue Synagoge; ze herinnert zich dat ze zojuist rabbi Vogelstein heeft opgezocht om te praten over God en de staat van haar geloof, maar ook gewoon omdat ze het prettig vindt om zijn stem te horen en te merken hoe serieus hij haar neemt. Nu moet ze beslissen of ze terugloopt over de Holzbrücke en via het eiland de langere maar mooiere weg naar huis neemt, of dat ze via de Dombrücke de kortere route langs Kants oude huis neemt. Zoals gewoonlijk kiest ze de laatste optie.

Waar was ze zojuist? In gedachten verzonken. Maar waar ga ik heen wanneer ik denk (ze denkt omdat ze niet kan stoppen met denken; ook dat gegeven interesseert haar)? Soms ben ik en soms denk ik, maar kan ik ook tegelijkertijd denken en zijn? Want wanneer ik denk, voelt het alsof ik uit de wereld verdwijn. Dat is natuurlijk niet zo, jammer genoeg. Ze vangt een glimp op van een groepje jonge mannen die langzaam haar kant op lopen; studenten van de Albertina-­Universiteit, misschien Stuko-leden, het zonlicht valt op hun badges. Dat ze haar zien is duidelijk. Ze fluisteren (maar wel zodat ze het hoort): Jüdin! Hun starende blik raakt iets kwetsbaars, als een blauwe plek. Ernst Grumachs blik daarentegen, zo valt haar in, raakt dezelfde plek met een veel aangenamer effect. Ze besluit haar verwarde tolbeweging om te turnen in een ironisch en trots dansje. Quatsch! roept ze zwijgend, terwijl ze hun starende blik beantwoordt met een glimlach over haar schouder en haar vlechten in de lucht zwiepen. Daarna rent ze richting de brug.

Ons bestaan hangt af van hoe we denken

In 1964 zei Hannah Arendt tijdens een interview tegen de Duitse historicus Joachim Fest: ‘In de manier waarop ik denk en oordelen vorm, kom ik nog altijd uit Königsberg. Soms wil ik dat niet weten, maar het is waar.’ Het was in Königsberg dat Kant ontdekte dat omdat wij kunnen denken de menselijke vrijheid en waardigheid mogelijk zijn. Zodra de gedachte had postgevat dat alleen wij in staat zijn de mensheid het leven in te redeneren, elkaar mensenrechten en waardigheid toe te kennen – de vrijheid om desgewenst elke brug over te steken –, deed zich meteen ook de mogelijkheid voor om het tegenovergestelde te doen. Kants beroemde morele stelling is dat we andere mensen niet dienen te gebruiken als middelen tot ons eigen doel. Maar dat zouden we wel kunnen doen, of niet soms? antwoordden anderen, om het vervolgens te demonstreren. Later schreef Arendt: ‘Het is alsof de Mens zich nooit eerder zo hoog had verheven en zo diep was gevallen. Het vergt heldhaftigheid om te leven in de wereld zoals Kant die had achtergelaten.’

Als bedrijvige havenstad en het grote bestuurlijke en intellectuele centrum van Pruisen was Kants Königsberg een dynamische en diverse plek. In het ‘Venetië van het Noorden’, een bijnaam die de stad dankt aan de zeven bruggen, hadden onder meer doopsgezinden, hugenoten, Engelse handelaren en Joden zich gevestigd. De beroemde kosmopoliet die nooit reisde, hoefde dan ook niet ver te kijken om zijn argumenten voor een ‘wereldstaat voor wereldburgers’ te slijpen.

Van buitenaf bezien mag Kants leven misschien saai lijken – zijn dagelijkse, op de kerkklok afgestelde wandelingen waren legendarisch –, maar zijn filosofie was expansief, werelds en, in ieder geval in theorie, bevrijdend. Ons bestaan hangt af van hoe we voor onszelf, en dus voor en met anderen denken, redeneerde hij. Alle grote theorieën, theorema’s en figuren, alle verbazingwekkend complexe, schitterende en soms langdradige filosofische redeneringen waaronder hij vervolgens zijn naam zette, begonnen in feite met dat ene simpele idee: dat we denken, en dat hoe we denken morele consequenties heeft.

Gehoorzamen

Arendt zag al vroeg de radicale eenvoud van Kants centrale inzicht, en verloor deze waarheid nooit uit het oog. Weliswaar betwistte ze later zijn koele rationaliteit, maar ze zou altijd het belang van die centrale morele belofte blijven benadrukken: omdat we beschikken over de rede en het vermogen tot moreel handelen kunnen, móéten we zelfs, ongeacht de prijs, zo handelen dat de wereld een betere plek wordt.

‘Niemand heeft het recht te gehoorzamen,’ benadrukte ze in de nasleep van het Eichmann-proces. Ze sloeg Eichmann om de oren met een citaat van Kant, omdat Eichmann tijdens het proces op een bepaald moment zichzelf had proberen te verdedigen aan de hand van Kants argument dat we moreel verplicht zijn om onze leiders te gehoorzamen. Dit argument wordt volstrekt onhoudbaar als onze leiders wetteloos optreden, wierp Arendt tegen. Eichmann was gemakshalve Kants veel strengere les over de categorische imperatief vergeten, als hij die al ooit had begrepen: ‘Kants hele ethiek komt neer op het idee dat iedereen bij alles wat hij doet moet nadenken over de vraag of de betreffende handeling zou kunnen worden verheven tot een algemene wet. Dat is, met andere woorden (…) volkomen tegengesteld aan gehoorzaamheid! Iedereen is een wetgever. Volgens Kant heeft niemand het recht te gehoorzamen.’

Het vooruitzicht van naderende redeloosheid – waanzin – was de reden dat het gezin Arendt was verhuisd van Hannover naar Königsberg, de geboorteplaats van Hannahs beide ouders en hun families. Op hun beurt waren deze families halverwege de negentiende eeuw vanwege het antisemitisme gevlucht uit Litouwen en Rusland. Paul Arendt, haar vader, had als jongeman syfilis opgelopen. Dat was in het toenmalige Europa niet ongebruikelijk; was het anders geweest, dan zou de vroegtwintigste-eeuwse literatuur wellicht niet door dezelfde stille wanhoop zijn gekenmerkt.

De concrete realiteit van de ziekte was echter wreed en afmattend. Tegen de tijd dat Paul Arendt trouwde, leken zijn symptomen verdwenen. Het jonge gezin hoopte er het beste van. Maar Hannah was amper drie toen hij de eerste tekenen van dementie vertoonde. Het echtpaar wist dat Paul weldra zou afglijden in krankzinnigheid, en ten slotte de wereld helemaal zou verlaten. Dan zouden Martha en hun kind alleen achterblijven. Ze keerden alvast terug naar Königsberg en zo verruilde Hannah Arendt de plaats van haar geboorte voor haar ware intellectuele thuis.

Je kunt het beter aan de stok hebben met de hele wereld dan met jezelf

Ze was pas zestien toen ze voor het eerst Kants Kritiek van de zuivere rede (1781) las. Rond dezelfde tijd organiseerde ze buiten school om een Griekse leesgroep voor vrienden, ten dele omdat ze er bezwaar tegen had dat ze zo vroeg moest opstaan voor de schoollessen Grieks.

Stupide

Het zal niemand verbazen dat Hannah Arendt vroegwijs was. Maar als we ons blindstaren op haar uitzonderlijke geest, zien we een aspect over het hoofd dat zeer belangrijk is voor haar lessen in denken: juist dat denken zo gewoon is, doceert ze, is zijn geheime kracht.

Iedereen denkt. Soms scherp, soms niet scherp. En natuurlijk niet de hele tijd, want dan zouden we niets gedaan krijgen. Meestal blijft ons alledaagse denken onopgemerkt, en dat is zoals het zou moeten zijn. Maar wat Arendt zorgen baarde, is de veronderstelling dat anderen, dat wil zeggen slimme, geleerde en machtige mensen, daarom al het denken vóór ons doen. Anderen redeneren, wij volgen. Zelf nam ze van Socrates het idee over dat de innerlijke twee-in-één-dialoog die we allemaal constant in ons hoofd aan het voeren zijn de oorsprong is van zowel het denken als de moraal. Tegen jezelf praten is in feite denken – een soort denken dat niet technisch is, en waartoe eenieder in staat is. Dat was waarom Socrates zei dat je het beter aan de stok kon hebben met de hele wereld dan met jezelf. Beter ruziën met de anderen dan jezelf uit schaamte censureren.

De geluidloze stem waarmee je op je dagelijkse wandeling naar school in gesprek ging – die betrof voor Arendt evenzeer denken als het bewijs dat je de trotse bezitter was van een krachtig vermogen tot redeneren. De verhalen die je jezelf vertelt, en de gedichten die je aan de woorden ontfutselt terwijl je in en uit het scherpe zicht van de jongvolwassenheid schiet, bieden allemaal lessen in denken. Natuurlijk kun je ook stupide gesprekken met jezelf voeren, en worden de meest gedichten die zijn geschreven, op welke leeftijd dan ook, vrijwel meteen betreurd (Ich tanze, ich tanze, in ironischem Glanze, schreef Arendt in een vroeg gedicht). Maar dat neemt allemaal niet weg dat voor Arendt de moraal ontspringt in het denkende zelf.

Ze had het geluk dat ze werd geboren in een cultureel milieu, waarin het denken omwille van het denken serieus werd genomen. In dat opzicht was Arendt evenzeer een kind van de Haskala, de Joodse Verlichting, als ze dat was van Kant en Lessing. Een van haar beste vriendinnen, Anne Mendelssohn, stamde af van een goede vriend van Kant, Moses Mendelssohn (Arendts eerste vriendje, Ernst Grumach, had eerder iets gehad met Anne; de twee vrouwen zouden de rest van hun leven bevriend blijven). Mendelssohn had de weg geëffend voor de Haskala door aan te tonen dat de principes van de Verlichting en het jodendom konden worden verenigd.

Juist dat denken zo gewoon is, is zijn geheime kracht

Latere Duits-Joodse denkers betoogden dat de rede ertoe noopte het jodendom helemaal af te zweren, en riepen op tot volledige assimilatie. Alleen hadden zij geen rekening gehouden met de opkomst van het antisemitisme in de twintigste eeuw. Arendts gezin was weliswaar niet religieus, maar stond ook niet onverschillig tegenover het eigen Joods-zijn. Zelfs als ze die houding hadden willen aannemen, had dat trouwens niet gekund. De ondergrondse stroming die druk zette op waarden als tolerantie, vriendschap en de rede kwam al dicht aan de oppervlakte.

Als meisje wist Arendt al dat Joods-zijn betekende dat je in de ogen van anderen altijd meer, of juist minder, een denkend mens zou zijn. Ongeacht wat ze dacht, ongeacht waar ze zat met haar gedachten, altijd was er wel iemand die in tegengestelde richting de brug overstak en haar eraan herinnerde dat hij of zij ook iets over haar dacht en dat die gedachten gevolgen hadden voor hoe ze leefde. Het wordt niemand ooit volledig toegestaan om zich volledig in de eigen geest terug te trekken, en racisme en seksisme houden sommige mensen zichtbaar, of ze dat nu leuk vinden of niet. Op straat en in het klaslokaal kwam Arendt voor het eerst in aanraking met de realiteit van haar Joods-zijn. Haar moeder had haar geleerd dat als de docenten antisemitische opmerkingen maakten, Hannah dat tegen haar moest zeggen en dat zij vervolgens stappen zou ondernemen. Maar met het antisemitisme van de andere kinderen moest ze zelf leren omgaan. Ze werd er taai van, weerbarstig.

Vadercomplex

En ze leerde ongehoorzaam te zijn. Later zou ze zichzelf gispen vanwege haar vreesachtige ingekeerdheid als tiener; ze begon Søren Kierkegaard, de wegbereider van het existentialisme, te lezen rond dezelfde tijd dat ze Kant van de boekenplanken in haar ouderlijk huis pakte. Maar onrecht herkende ze altijd voor wat het was, en ze bemoeide zich er altijd mee. Toen een leraar op school een blunder beging – we weten niet precies wat er werd gezegd, maar allicht ging het om een affront tegen Arendts vroegrijpe intellectuele en morele sensibiliteit – ­organiseerde ze een protest. De leerlingen boycotten de leraar en Hannah Arendt werd van school gestuurd. Daarop ging ze naar Berlijn, om daar colleges op de universiteit bij te wonen. Toen ze terugkeerde in Königsberg slaagde ze met vlag en wimpel voor haar Abitur, het Duitse middelbareschoolexamen.

Paul Arendt overleed in 1913, in hetzelfde jaar als de opa met wie ze een goede band had, Max Arendt. Adolf Eichmanns moeder stierf een jaar later. Ook zijn gezin was verhuisd, van Solingen naar het Oostenrijkse Linz. Rond de tijd dat Arendt Kant las en boycots op touw zette, had Eichmann het lastig op school en maakte hij lange wandeltochten door de bossen terwijl hij zich bekeerde tot het Duitse nationalisme van de Österreichische Wandervogel (‘Oostenrijkse Trekvogel’), een scoutingclub met uiterst rechtse ideeën. Vooralsnog had hij weinig blijk gegeven van een aanleg voor wat dan ook, al leerde hij wel vioolspelen.

Vanwege het belang van de imposante intellectuele mannen in haar leven blijven veel biografen lang stilstaan bij de vroege dood van Arendts vader. De schrijver van de beste Arendt-biografie, Elisabeth Young-Bruehl, een student van Arendt die later psychoanalyticus werd, vertelt het verhaal van haar intellectuele ontwikkeling aan de hand van de mannen die haar daarbij begeleidden. Inderdaad is het een benijdenswaardig lijstje vaderfiguren: Martin Heidegger, Karl Jaspers, Walter Benjamin, Kurt Blumenfeld, de zionistische intellectueel, Heinrich Blücher en later Herman Broch, de Oostenrijkse schrijver. Maar dit is geen these die Arendt zou hebben geïnteresseerd.

Slimme, machtige mensen moeten het denken niet vóór ons doen

Het probleem met de psychoanalyse, zo dacht ze, was dat de verhaallijnen ervan er een handje van hebben om zelfs de levens van de meest fascinerende mensen als doodgewoon te presenteren. Als we allemaal een vadercomplex hebben, wat valt er dan nog te zeggen? Een fundamenteler bezwaar was dat ze het als een vergissing zag om iemands biografie te verwarren met het leven van de geest. ‘Het denkende ego is pure activiteit en daarom leeftijdsloos, geslachtsloos en gespeend van eigenschappen of een levensverhaal.’ Arendt vond het overigens heel fijn om een levensverhaal, leeftijd, geslacht en een heleboel interessante persoonlijke eigenschappen te hebben, maar minstens even fijn vond ze het om een denkend ego te bezitten.

Niet weten

Voor Arendt valt dit ‘denkende ego’ niet altijd samen met het ‘zelf’ van het bewustzijn. Tot op zekere hoogte had ze met de psychoanalyse dan ook het idee gemeen dat het zelf verdeeld is. Zoals ze zou betogen, bestaat er een soort verborgen denken, dat zij aan zij met ons plaatsvindt en dat onszelf en de wereld in het oog houdt. Met andere woorden: we weten niet altijd wie we eigenlijk zijn. Dat hoeft niet per se iets slechts te zijn, zeker niet wanneer van ons politiek en sociaal conformisme wordt gevraagd.

In het perspectief van de ander komen we natuurlijk over als één persoon, één identiteit: zij, hij, hen; zwart, bruin, wit, anders. Dit is de gegeven pluraliteit van de wereld. Maar zodra ik tegenover mezelf een identiteit probeer te bekrachtigen en trots dan wel defensief, of misschien juist tentatief en nieuwsgierig zeg: ‘Ik ben ik’, heb ik ook mijn innerlijke afstand ten opzichte van mezelf onthuld. ‘Ik ben onontkoombaar twee-in-één, wat overigens ook de reden is waarom de modieuze zoektocht naar identiteit tevergeefs is en onze moderne identiteitscrisis alleen kan worden opgelost door het bewustzijn te verliezen.’ Zo kantte ze zich in 1971 tegen wat we tegenwoordig identiteitspolitiek zouden noemen.

Arendt verkoos complexiteit boven identiteit. Voor jezelf denken, en vaak ook tegen jezelf in denken, was haar toetssteen. Met denken verwees ze niet naar de afstandelijke rede van het verlichtingsdenken, maar naar het constante proces van reflectie, het betwijfelen en de verbazing – Kants rede. Ooit merkte ze op: ‘Ik geloof niet dat welk denkproces dan ook mogelijk is zonder persoonlijke ervaring. Elke gedachte is een latere overweging, oftewel een reflectie op een bepaalde zaak of gebeurtenis. Is dat soms niet zo?’

Het verstand zal ons maar tot een zeker punt brengen en een blind gehoorzamend verstand, zoals het voorbeeld van Eichmann liet zien, kan catastrofaal uitpakken. Het motto van haar laatste boek, Het leven van de geest, was ontleend aan Plato’s dialoog De staatsman: ‘Ieder van ons is als een man die dingen ziet in een droom en denkt dat hij ze volledig kent, om dan wakker te worden en te constateren dat hij niets weet.’

Dit is een bewerkt fragment uit Vrij om de wereld te veranderen. Denken zoals Hannah Arendt anno nu van Lyndsey Stonebridge, dat op 22 augustus 2024 is verschenen bij uitgeverij Atlas Contact.

Vrij om de wereld te veranderen
Lyndsey Stonebridge
vert. Alexander van Kesteren
Atlas Contact
352 blz.
€ 29,99