Home Vrouwelijke denkers Het mistige landschap van het denken
Bewustzijn Psyche Vrouwelijke denkers

Het mistige landschap van het denken

Hannah Arendt onderzoekt in Het leven van de geest wat denken nu precies is. En waar en wanneer dat eigenlijk plaatsvindt.

Door Joke J. Hermsen op 26 maart 2021

Hannah Arendt filosoof the human condition het leven van de geest

Hannah Arendt onderzoekt in Het leven van de geest wat denken nu precies is. En waar en wanneer dat eigenlijk plaatsvindt.

Cover van 04-2021
04-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Wat gebeurt er als we denken?’ Dat is de vraag die politiek filosofe Hannah Arendt (1907-1975) in haar postuum gepubliceerde boek The Life of the Mind (1975) centraal heeft gesteld. Bij Ten Have verschijnt deze maand een nieuwe Nederlandse uitgave onder de titel Het leven van de geest, waarin ook enkele fragmenten en lezingen uit de volgende delen over ‘Willen’ en ‘Oordelen’ zijn opgenomen.

Denken is, om te beginnen, iets anders dan weten of kennen. Kennis richt zich op feiten of fenomenen die al in de werkelijkheid zijn aangetroffen, stelt Arendt, terwijl het denken zich richt op datgene wat ‘nog niet’ gevonden of aangetoond is. De denker staart, al dan niet in de typische Rodin-houding met de hand onder de kin, peinzend het nog niet gedetermineerde mistige landschap in. Het denklandschap is als het ware altijd bedekt met een laagje sneeuw, waar slechts hier en daar iets boven uitsteekt: een groepje woorden of de flarden van een herinnering. Zonder geduld, verbeeldingskracht en intuïtief aftasten van de denkhorizon lukt het niet een nieuwe gedachte op de staart te trappen. Denken heeft een open en levendig associërende geest nodig.

Arendt stelt zich vervolgens de intrigerende vraag naar het ‘waar’ en ‘wanneer’ we zijn als we denken. Als we denken zijn we ons niet van de klassieke kantiaanse aanschouwingsvormen van tijd en ruimte bewust, omdat ‘die werkelijkheid van ons bestaan tijdens het denken tijdelijk wordt opgeschort’. Het denken ‘staat altijd buiten de orde’, stelt ze vast, ‘omdat het alle gewone activiteiten onderbreekt’. Het denken voert ons naar een elders, dat als een soort Zwischenwelt (tussenwereld) begrepen kan worden – tussen de wereld en de denkende mens – waar de kloktijd, die de uren telt en de gebeurtenissen op chronologische wijze rangschikt, onderbroken wordt en stilgezet.

Het denken is altijd zonder vaste woonplaats

We bevinden ons al denkende in een ‘tussentijd’ schrijft Arendt, die een ‘bres weet te slaan tussen verleden en toekomst’. Deze bres wordt net als in de Zarathustra van Nietzsche geslagen onder de poort waarop ‘Ogenblik’ geschreven staat en waaronder de wegen van de toekomst en het verleden op elkaar botsen. Uit die botsing ontstaat het ‘eeuwigdurend ogenblik’, oftewel een blijvend nu, dat in de laatmiddeleeuwse filosofie het nunc stans werd genoemd.

Taalkundig gezien is nunc stans een oxymoron, omdat het twee tegengestelde begrippen – de vluchtigheid van het ogenblik en het blijvende karakter van het staan –samenvoegt, zodat er een nieuwe betekenis ontstaat. Dit ‘staande nu’ verwijst onder meer naar het nunc aeternitates, dat binnen de middeleeuwse filosofie als de ‘metafoor voor de sacrale of goddelijke en eeuwige tijd’ werd beschouwd. Het kan begrepen worden als het samenvallen van twee tegengestelde tijdassen in een ‘eeuwigdurend’ ogenblik. Arendt omschrijft de bres die het denken in de chronologische tijd slaat als ‘het kleine, onopvallende spoor van niet-tijd’. En ze vervolgt: ‘Alleen in de bres van het nunc stans kan het ongrijpbare geheel van het menselijk bestaan zich tonen als de zuivere continuïteit van het ik-ben.’

Een tamelijk enigmatische uitspraak, die ze verduidelijkt met een bekende parabel van Kafka. Daarin raakt de denkende of scheppende mens in gevecht met twee beduchte tegenstanders, waarbij de ene hem ‘van achteren in de rug duwt en de tweede hem de weg naar voren verspert’. Met beiden moet hij steeds opnieuw het gevecht aangaan, maar zijn droom is dat hij ‘ooit, op een onbewaakt ogenblik, uit de gevechtslinie kan springen en gepromoveerd wordt tot scheidsrechter over zijn met elkaar vechtende tegenstanders’.

We bevinden ons al denkende in een tussentijd

Reflecterend op het verleden en anticiperend op de toekomst houdt de denkende mens als een scheidsrechter de twee tegenstrevers uit elkaar, waardoor er ruimte komt voor het nieuwe. Al denkende komen we in ‘onbewaakte ogenblikken’ terecht, en bevinden we ons voor de duur ervan in een andere, meer sacrale of eeuwige tijd. Pas ‘door dit pad te volgen’, schrijft Arendt, ‘redden de gedachtes al wat ze aanraken van de vernietiging door de historische en biografische tijd’. Fascinerende gedachte, want het is zeer goed mogelijk, vervolgt Arendt, dat het overleven van grote werken juist daaraan te danken is dat ze geboren worden ‘in dit spoor van niet-tijd’, waarin de makers een nunc stans tot stand hebben gebracht, dat juist daarom tegen de tand des tijds bestand is.

Wie in het ogenblik staat, staat met andere woorden met zijn gezicht tegelijkertijd naar beide tijden toe gekeerd. Aldus aandachtig in ‘het midden’ staand, kan het ‘novum’, het onverwacht nieuwe, vanuit het verleden op ons toekomen. Wie in het ogenblik staat, kan dus niets uit de weg gaan en zich achter geen enkele smoes verschuilen. Daarom is het voor Nietzsche ook alleen de moedige, het leven affirmerende mens die werkelijk de eeuwigheid in het ogenblik weet te plukken. Mooie uitspraak, door menige filosoof gememoreerd, en voor iedereen die ooit in de tussentijd gedacht of geschapen heeft heel herkenbaar. De tijd stond even stil, zeggen we dan, omdat we geen woorden hebben om deze ogenblikkelijkheid te beschrijven, maar de tijd tikte natuurlijk gewoon door. Wijzelf waren alleen voor onbepaalde duur losgebroken uit de ervaring waarin de kloktijd ons doorgaans gevangenhoudt, die van de eindigheid, onrust en vergankelijkheid, en in contact gebracht met een tijdsdimensie die zoveel rijker, weidser en vruchtbaarder is. Daarom heeft het ‘denkende ik ook geen leeftijd’, stelt Arendt als bijna 70-jarige fijntjes vast, want hoe oud zou je moeten zijn als je je tijdens het onbewaakte ogenblik buiten de kloktijd bevindt?

Even tussendoor… Meer lezen over Hannah Arendt en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Nu we weten ‘wanneer’ we zijn als we denken, probeert Arendt ook nog de vraag te beantwoorden naar het ‘waar’. De ruimte van het denken is in feite een ‘niet-plaats’, schrijft ze, of een ‘a-topie’, ‘want denken is altijd zonder een thuis, omdat het zich op de afwezigheid betrekt en zich terugtrekt van de aanwezigheid en beschikbaarheid der dingen’. Denken ontstaat volgens het principe van de socratische ‘maieutiek’ (van het Griekse woord voor ‘vroedvrouw’ – met die term beschreef Socrates zijn methode, die erop gericht was de geest te helpen ideeën te ‘baren’). Het is een dialoog die tussen de mensen én in het subject zelf gevoerd wordt, en alles wat bij ons vaststaat in beweging brengt. Het denkende ik is een zwerver of een nomade, die zich niet richt op vaste overtuigingen of idées fixes, maar ‘de richting in slaat van het nog niet gedachte’.

Het denken is zonder vaste woonplaats en in die zin heimatlos; je kunt het overal ter wereld en bij voorkeur zwervend door ‘het vreemde’ beoefenen. ‘Gelukkig zij die geen Heimat hebben,’ dichtte Arendt toen ze nog in Parijs woonde, ‘want zij zien haar nog in hun dromen.’ Het is haar variatie op de beroemde dichtregel van Paul Valéry: ‘Je pense donc je ne suis pas’ (ik denk dus ik ben niet). Al denkende moet de aanwezigheid van de dingen en van het ik doorbroken worden om iets van de afwezigheid van wat er nog niet is te laten oplichten. Zonder horloge om de pols en een vast dak boven het hoofd probeert de denkende mens steeds opnieuw de innerlijke dialoog zowel met zichzelf als met de wereld aan te gaan. Te midden van de storm van de pandemie die over de wereld raast was het een verademing om deze nieuwe uitgave van de belangrijke laatste werken en gedachten van Hannah Arendt in alle rust te kunnen lezen

Het leven van de geest
Hannah Arendt
Ten Have
800 blz.
€ 52,99