Home Nog steeds een probleem voor de filosofie

Nog steeds een probleem voor de filosofie

Door Marc van Dijk op 29 oktober 2020

Nog steeds een probleem voor de filosofie
Cover van 11-2020
11-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Ooit leefden wij in een cultuur die vijandig stond tegenover zelfmoord. Inmiddels wordt zelfdoding niet meer veroordeeld. Maar zelfmoord is desondanks nog steeds een serieus probleem, ook voor de filosofie.

De filosofie kent maar één werkelijk serieus probleem: de zelfmoord.’ Dit is waarschijnlijk een van de beroemdste zinnen uit de filosofie. Het is de openingszin van het essay De mythe van Sisyphus van Albert Camus. Voor wie wil denken over zelfmoord is het ook een van de frustrerendste zinnen, want Camus houdt zich in het betreffende essay helemaal niet bezig met suïcide. Hij werpt de vraag op waarom niet iederéén zelfmoord zou plegen. Het is volgens hem immers zeer de vraag of het leven wel de moeite waard is om geleefd te worden. Camus probeert niet de zelfmoordenaars te begrijpen (want die doen in zijn ogen eigenlijk niks verbazingwekkends), maar de rest van de mensen, die domweg verder leven, ondanks het ontbreken van een hogere zin of doel.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Tegen deze beroemde opening valt van alles in te brengen, stelt de Oostenrijkse Thomas Macho in zijn onlangs in het Nederlands verschenen cultuurgeschiedenis van de zelfmoord. Ten eerste: ook zonder geloof in een hogere zin of waarde kunnen mensen een gelukkig leven leiden waarin zelfmoord allerminst noodzakelijk is, zoals Camus zelf aan het eind van zijn essay ook concludeert. Ten tweede: mensen die onwankelbaar in een hogere zin of waarde van het leven geloven, kiezen soms juist om die reden voor zelfmoord, in de vorm van zelfopoffering of ­martelaarschap – denk maar aan zelfmoord­-terro­risten en hun heilige overtuigingen.

Peilloos verdriet

Goed, we zijn terug bij af – wat is nu eigenlijk het probleem? Laten we beginnen met de feiten – voor zover mogelijk, want zelfmoordcijfers bevatten altijd vertekeningen doordat een deel van de gevallen niet als zodanig geregistreerd wordt, schrijft suïcide­onderzoeker Derek de Beurs in zijn eerder dit jaar verschenen boek Mythen over zelfmoord. In grote delen van de wereld worden zelfmoorden niet of nauwelijks geregistreerd (Afrika, Azië). In Europa zijn er cijfers, maar met wisselende betrouwbaarheid – in Nederland wordt een overlijden sneller als een zelfmoord geclassificeerd dan in Engeland. Maar ook in Nederland is er waarschijnlijk sprake van een onder­registratie. Hoe dan ook, we kunnen met grote zekerheid zeggen dat er in Nederland elke dag ongeveer vijf mensen door zelfmoord om het leven komen. Geschat wordt dat er wereldwijd elke veertig seconden iemand overlijdt door zelfdoding.

In de middeleeuwen was zelfmoord verboden. In Dante’s Divina Comedia komen zelfmoordenaars in de hel terecht, in het ‘woud der zelfmoordenaars’. Gustav Doré, 1861.

Voor de goede orde: we hebben het hier niet over euthanasie, maar over de eenzame wanhoopsdaad van mensen die, zoals De Beurs omschrijft, ‘willen ontsnappen aan actuele gedachten of de situatie’. Uiteraard is het getal nog hoger als je de niet-geslaagde pogingen zou meerekenen. In Nederland hebben naar schatting jaarlijks een half miljoen mensen suïcidale gedachten. Ruim 99 procent van hen weet hier overheen te komen met hulp van hun omgeving of een professional, schrijft De Beurs. Hulp zoeken werkt dus echt. Dat lijkt me alvast iets om niet meer te vergeten.

Wiens probleem is zelfmoord? Ogenschijnlijk niet van degenen die het doen, want zij zijn in één klap van hun problemen en pijn verlost. Ik zeg ‘ogenschijnlijk’, omdat mijn formulering een verkeerde suggestie wekt. De daders zijn namelijk niet ‘verlost’, ze zijn er niet meer. Dat lijkt misschien een flauw woordspelletje, maar dat is het niet. Wie er niet meer is, is ook niet verlost. De pijn is weg, maar elke andere ervaringsmogelijkheid ook. Dat is uiterst wrang, als je beseft dat zelfmoordenaars tot op het laatste moment vaak heel ambivalent tegenover hun daad schijnen te staan, anders dan de onomkeerbare uitkomst suggereert. Derek de Beurs wijst op verslagen van mensen die op het moment dat ze van de Golden Gate Bridge sprongen dachten: wat heb ik net gedaan, ik wil helemaal niet dood! Kevin Hines overleefde zijn sprong, publiceerde zijn verslag en zet zich sindsdien in voor zelfmoordpreventie.

Wiens probleem is het nog meer?

Dat van de nabestaanden en van de ­maatschappij. De nabestaanden ­krijgen te maken met gevoelens van schuld, machteloosheid en peilloos verdriet. De pijn van degene die uit het leven stapte is bij nader inzien dus toch niet echt verdwenen, maar alleen verplaatst naar andere mensen. De impact houdt niet op bij de kring van familie en vrienden, maar reikt verder – tot hulpverleners, politieagenten, treinpersoneel en andere mensen die ermee geconfronteerd kunnen worden.

Vrijheid

En de filosofie? Ik denk dat ook die aan de zelfmoord inderdaad een serieus probleem heeft. Om dit te onderbouwen kan ik helaas putten uit vrij ruime ervaring. Dat wil zeggen, als bezoeker van uitvaarten van begaafde en geliefde, veelal jonge mensen die zelf totaal onverwacht een eind maakten aan hun leven. De eerste – ik zat nog op de middelbare school – was het veertienjarige broertje van een vriend. Later volgden een neef (31), een oom (63), en ten slotte nog een neef (32). Steeds was er verslagenheid, ongeloof, onmetelijk verdriet. Nooit was er een veroordeling, als in: ‘Dat had hij niet mogen doen.’

Filosofen hebben het verbod op zelfdoding succesvol bestreden

In sommige gevallen, zoals bij acteur en vader Antonie Kamerling, klinkt die veroordeling trouwens wel degelijk, getuige de harde uitspraken van bepaalde vrienden in het recente boek van zijn zoon Merlijn. Dus als je eenzaam genoeg bent mag je het wel doen (mijn neven en oom waren kinderloos), maar als je een gezin hebt niet. Ook dit lijkt me niet de manier om ermee om te gaan, maar het toont wel iets van de worsteling waar ik op doel.

Het spreekt doorgaans voor zich dat de ­zelfmoordenaar hoe dan ook in zijn recht stond. Afgezien van de vraag of hij beter wel of niet had kunnen doen wat hij gedaan heeft, hij mócht het wel doen. Dat is een morele intuïtie die in deze tijd breed gedragen wordt, en die ik volledig deel. Er is alleen ook iets ­problematisch aan, en dat laat zich niet ­makkelijk verwoorden. ­Misschien als volgt: dat dit ‘recht’ ook ­makkelijk kan worden ­uitgelegd als een normalisering of zelfs een soort ­idealisering. Ik heb in de context van die onverwachte uitvaarten mensen horen ­zeggen dat dit uiteindelijk ‘de hoogste vorm van vrijheid’ is. En: ‘Fijn dat hij ­zichzelf heeft kunnen bevrijden.’

Disney bracht een geënsceneerde documentaire uit met suïcidale lemmingen

Ik begrijp dat dit een troostend idee kan zijn, maar ik denk dat het niet klopt. Zoals gezegd is er volgens mij niemand bevrijd, er is iemand niet meer. En iedereen die van hem hield moet nu verder leven met het verdriet om deze ‘bevrijding’. Het zelfmoordprobleem van de filosofie is volgens mij dat ze het eerste (de niet-veroordelende blik naar de zelf­moordenaar) mogelijk heeft gemaakt, maar moeite heeft om het tweede (de suggestie dat zelfmoord vrijheid zou zijn) te weerleggen. Misschien hebben we daar eerder de psychologie voor nodig, die zelfmoord heel nuchter benadert als gedrag – gedrag dat verschillende fases kent, en dat op die manier begrepen en doorbroken kan worden.

Verbod

Je kunt op grond van Macho’s imposante ­studie Van wie is je leven? zeggen dat de ­filosofie wel een enorme bijdrage heeft ­geleverd aan een beter begrip van – en meer begrip voor – een fenomeen dat ­onlos­makelijk bij de mens hoort. En hoogstwaarschijnlijk ook uitsluitend bij de mens, want nee: lemmingen werpen zich niet ­massaal van klippen. Macho vermeldt dat het geloof in suïcidale lemmingen vooral terug te ­voeren is op een geënsceneerde Disney-­documentaire uit 1958.

Macho onderscheidt culturen die gefascineerd zijn door zelfmoord en culturen die er vijandig tegenover staan. In de Europese cultuur was eerst, in de Klassieke Oudheid, de (ingehouden) fascinatie zichtbaar. Zelfmoord kon onder de elite acceptabel zijn vanwege eer of ouderdom. In de Middeleeuwen nam de vijandigheid het volledig over. Kerkvader Augustinus maakte het al bestaande verbod definitief door te benadrukken dat een zelfmoordenaar zondigde tegen het zesde gebod (‘Gij zult niet moorden’). In het christendom mocht de zelfmoordenaar dan ook eeuwenlang niet in gewijde grond worden begraven – overigens gold dit in de Oudheid ook al.

Elk verbod was in essentie gebaseerd op de vraag naar het eigendomsrecht. Als je leven niet van jou is, maar van de gemeenschap, God of de staat, dan mag je het ook niet eigenhandig beëindigen. Het zijn de filosofen die deze denktrant hebben doorbroken. Tijdens de Verlichting pleitten denkers als Montesquieu, Rousseau en David Hume voor liberalisering van het denken over zelfmoord. Macho plaatst de echte kentering in 1751, toen de Pruisische vorst Frederik II in aanwezigheid van Voltaire de strafbaarstelling van zelfmoord ophief. In veel landen moest dit overigens tot diep in de twintigste eeuw wachten (zoals in Engeland tot 1961 en in de VS tot 1966). In verschillende Arabische en Afrikaanse landen is zelfmoord nog steeds verboden.

In Goethes briefroman ‘Het lijden van de jonge Werther’ uit 1774 berooft de hoofdpersoon zich van het leven wegens een onbeantwoorde liefde. François Charles Baude, 1911.

Criminalisering en veroordeling maakten in Europa met de opkomst van de moderne geneeskunde en de psychiatrie plaats voor pathologisering; artsen vervingen de priesters. Tijdens de Romantiek ontstond een nieuw genre: de afscheidsbrief. Goethes briefroman Het lijden van de jonge Werther (1774), waarin de jongen zichzelf van het leven berooft wegens een onbeantwoorde liefde, vond zoveel navolging – zelfs inclusief Werthers kledingkeuze tijdens de daad, een blauwe rok met een geel vest – dat het boek lange tijd verboden werd. Hiernaar verwijst het Werther-effect: de angst dat mensen door films en andere media-uitingen over zelfmoord ‘aangestoken’ zouden worden om zelfmoord te plegen. Een ‘mythe’ die niet geheel ontkracht kan worden – ook nu nog bestaan dergelijke effecten.

Friedrich Nietzsche zette de toon voor de twintigste eeuw met een pleidooi voor de ‘zelfgekozen’ en ‘redelijke’ dood. De vraag aan wie mijn leven toebehoort werd steeds duidelijker beantwoord met: Aan mijzelf! ‘Maar tegelijk neigt dit antwoord ook steeds duidelijker tot de schijnbaar paradoxale zekerheid dat mijn leven mij alleen toebehoort omdat mijn dood me toebehoort,’ concludeert Macho.

Nooduitgang

Zelfmoord kan inderdaad een vreemdsoortige bron van leven zijn – de wetenschap dat je er altijd een eind aan zou kunnen maken dient dan als noodzakelijke voorwaarde om het leven aan te kunnen. Zoals Nietzsche zei: ‘De gedachte aan zelfmoord is een doeltreffend troostmiddel: je komt er menige slechte nacht mee door.’

Dat kan, zolang het een abstractie is, als een nooduitgang die niet gebruikt hoeft te worden om toch gerust te stellen. Maar als het gebruik ervan ooit concreet dreigt te worden, zou duidelijk moeten blijven dat deze deur in wezen geen oplossing biedt, maar een doodlopende weg waar je in een diepe crisis ten onrechte op gefixeerd kunt raken. De psychologie spreekt van entrapment – een val waar je in loopt. Het is te hopen dat je dan blijft praten met degenen om je heen, zodat er deskundige hulp kan worden gezocht. Dat hulpver­leners, maar ook wij allemaal, ernaar ­durven te vragen – hoe moeilijk het ook is. Zelfmoord ter sprake brengen leidt niet tot gevaar, laat Derek de Beurs zien; juist het tot taboe verklaren kan dodelijk zijn. Het zwijgen is het werkelijke gevaar.

Persoonlijk kan ik zelfmoord niet meer als een geruststellende nooduitgang beschouwen. Daarvoor heb ik te vaak gezien dat ­suïcide ook in geval van nood geen bevrijding is, maar een afgrondelijk verlies, voor alle betrokkenen. Het beroerde is alleen dat je daar in geval van diepe wanhoop anders over kunt gaan denken. Dat risico is misschien het werkelijke, onoplosbare ­probleem.

Toen ik als student getroost werd door een huisgenoot en een vriend, vanwege het verbijsterende nieuws over mijn neef (de eerste van de twee) brak er op een bepaald moment een indringend besef door mijn
tranen heen. Behalve verdriet voelde ik ook vreugde. Vreugde over het simpele feit dat ik niet dood wilde. Dat ik wél blij kon zijn met het leven. Dit besef is voor mij een omgekeerde nooduitgang geworden. Een nood­ingang zogezegd, die mij – ook als het leven zinloos schijnt – altijd weer bij een gevoel van instemming brengt.

Lezers die behoefte hebben aan een gesprek over het thema ‘zelfdoding’ kunnen terecht bij 113 Zelfmoordpreventie, chat of bel 113 of gratis 0800-0113, www.113.nl.