Home Denker des Vaderlands René Gude (1957-2015)
Denker des Vaderlands

René Gude (1957-2015)

René Gude vond een steeds groter wordend publiek voor filosofie. Een betere wegbereider voor de filosofie hadden we ons niet kunnen wensen, schrijft Daan Roovers.

Door Daan Roovers op 14 maart 2015

René Gude vond een steeds groter wordend publiek voor filosofie. Een betere wegbereider voor de filosofie hadden we ons niet kunnen wensen, schrijft Daan Roovers.

Cover van 05-2015
05-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Ik kan leven met onzekerheid. Dat heb ik van Descartes geleerd.’ René Gude zegt het tijdens zijn afscheidsinterview in De Wereld Draait Door. Zelfs in een persoonlijk gesprek over zijn aanstaande dood spreekt hij moeiteloos over de grote denkers alsof het zijn beste vrienden zijn met wie hij dagelijks telefoneert. Descartes, Kant, soms Aristoteles. Op 58-jarige leeftijd is René Gude op 13 maart overleden, aan de gevolgen van botkanker.

René Gude is de belangrijkste pijler onder de Nederlandse publieksfilosofie, de beweging die de academische filosofie heeft teruggebracht naar het publieke domein, terug naar het volk en terug in de krant. Door zijn uitzonderlijke filosofische en didactische expertise, zijn charisma en zijn vasthoudendheid heeft hij samen met enkele andere pioniers in ruim twee decennia onwaarschijnlijk veel voor elkaar gekregen. Nergens ter wereld is deze beweging zo succesvol als in Nederland.

Filosofie Magazine wordt opgericht in het najaar van 1992, door Roeland Dobbelaer en Joep Dohmen. In de zomer van 1993 voegt René zich bij het team. Hij wordt advertentieverkoper. René werkt tot dan toe aan een wetenschapsfilosofisch proefschrift aan de Universiteit van Tilburg en besteedde uren, dagen, maanden, jaren aan het bestuderen van zijn grote ‘liefdes’ Descartes en Kant. Het lukt hem maar niet om al deze kennis om te zetten in verantwoord academisch proza. Dus besluit hij om de redactie van Filosofie Magazine te gaan helpen.

René is onmiddellijk een opvallende figuur tussen de filosofisch journalisten – hij loopt meestal op klompen en draagt een kapiteinspet achterstevoren.  Hij is erudiet, belezen, serieus en grappig, gedreven en bijzonder charismatisch. Zijn belangstelling is niet de eerste plaats een journalistieke, maar een filosofische. Hij heeft een missie. Vanaf dag één bijt hij zich vast in de ambitie om de filosofie een vaste  plaats in de cultuur te geven. Maar allereerst wacht hem een zakelijke opdracht. In deze tijd is de redactie nog gehuisvest in een oud kraakpand in Utrecht. Alle medewerkers zijn vrijwilligers en van de paar geïnde abonneegelden kan alleen de drukker worden betaald. Iemand met commerciële talenten is van levensbelang, en René blijkt een uitstekende advertentieverkoper. Jarenlang haalt hij met zijn volkomen onorthodoxe verkooptechnieken (‘Onze lezers hebben vooral zittende beroepen. U moest als bureaustoelenfabrikant eens overwegen te adverteren?’ ‘We maken een themanummer over Verlichting. Misschien zou Philips willen sponsoren?’) de noodzakelijke basis binnen om in elk geval niet failliet te gaan. Maar de rol van René werd snel groter. Na het vertrek van Roeland Dobbelaer wordt hij hoofdredacteur en het is zijn taak – om het voortbestaan veilig te stellen – om Filosofie Magazine onder te brengen bij een professionele uitgeverij. Met een schoenendoos vol bonnetjes en de handmatig bijgewerkte abonnementenadministratie onder zijn arm, maakt René zijn opwachting bij het hoofdkantoor van Wolters Kluwer Algemene Uitgeverijen / Veen Uitgeversgroep. De overnamegesprekken duren langer dan die tussen KLM en Air France, maar het lukt hem en Filosofie Magazine kan blijven bestaan. Een belangrijk wapenfeit. De redactie, naast René bestaande uit Erno Eskens, mijzelf en Joep Dohmen, kan door.

Ideoloog

Onder aanvoering van René steekt de redactie alle energie in het realiseren van onze missie. Waarom moet er zo nodig een filosofisch tijdschrift uit de grond gestampt worden? Omdat filosofie een normaal onderdeel van de cultuur zou moeten zijn, net als theater en muziek. Waarom niet eens een avondje filosofie in plaats van een avondje Concertgebouw? Het was halverwege de jaren negentig nog ondenkbaar. De redactie van Filosofie Magazine verhuist in die jaren nog een paar keer. Van Utrecht naar Leusden, later naar de Amsterdamse Herengracht en het Damrak. Overal slepen wij grote vellen van de flipover achter ons aan met actielijstjes over hoe wij Nederland gaan volstoppen en overvoeren met filosofie. We toeren van de Vlaamse redactie tot aan het Paleis op de Dam om te vertellen dat een beetje denken geen kwaad kan. René is de ideoloog, de aanjager, de verbinder én de volhouder. Hij wéét dat die doorbraak er gaat komen. En inderdaad: er ontstaat een ware explosie aan filosofische activiteiten. Filosofische cafés in Utrecht en Amsterdam, De Maand van de Filosofie, de eerste stampvolle Nacht met het nieuwe fenomeen stand-up filosofie. Onmiskenbaar verandert het culturele landschap. René hanteert daarbij steevast de stelregel: geen burgeroorlog in Liechtenstein. De wereld van de filosofie is al zo klein en kwetsbaar. Als al die kleine clubjes dan ook nog eens hun energie steken in het elkaar bestrijden en elkaar beconcurreren wordt het nooit wat met de filosofie in Nederland. We moeten samenwerken, elkaar omarmen. Gezamenlijk optrekken voor een groter geheeld. Tegen Wilma de Rek, journalist bij de Volkskrant, zegt hij later daarover in Stand-up filosoof (2013): ‘Ambities zijn altijd sociaal. Veel mensen denken dat ambitie je persoonlijke streven is om iets voor jezelf te worden. Dat is een misverstand. Je moet ergens bij horen om eruit te kunnen steken. Dat erbij willen horen is fundamenteel, ook als het om ambitie gaat (..) Je moet altijd met andere mensen dingen doen. Eerst door je te laten meeslepen, daarna door jezelf daarin een rol toe te eigenen. (..) Helemaal aan het eind kun je dan de balans opmaken: in welke sferen heb ik mij bewogen, wat heeft het gebracht en wat heb ik eraan bijgedragen? Die winst- en verliesrekening zou je dan de zin van jóuw leven kunnen noemen. Of de verwezenlijking van jóuw ambitie.’

Als hoofdredacteur gaat René Gude zich ook veel meer inhoudelijk en ideologisch profileren. Hij blijkt een geweldig schrijver en een nog veel begenadigder spreker. Zijn belangrijkste drijfveer is direct de strijd tegen de ‘beheksing van het verstand’ – een term ontleend aan Wittgenstein. Ons verstand stuurt ons steeds met verkeerde voorstellingen van zaken het bos in. Hoe kunnen we dat corrigeren? Hoe kunnen we ‘de knoopjes uit ons eigen verstand’ halen? Voor René is dit bepaald geen theoretische exercitie. In een column uit de jaren negentig citeert hij een passage van Descartes waarom hij enorm heeft moeten huilen. ‘Omdat wij kind waren voor wij volwassen werden, en omdat wij destijds – terwijl wij nog niet het volledige vruchtgebruik van onze rede hadden – nu eens goede en dan weer onjuiste oordelen vormden over zaken die zich aan ons gemoed voordeden, verhindert een residu van veel van die opvattingen ons om tot de waarheid door te dringen.’ Als kind word je geworpen in een wereld waar je niets van begrijpt en die je, passief, over je heen moet laten komen. In de loop van je leven moet je met je beperkte vermogen actief zelf iets van die wereld zien te bakken. En daarbij helpt filosofie. René noemt het zelfs in het laatste interview met Volkskrant Magazine (dec. 2014) levensles één: Ga te rade bij anderen: ‘Ik had efficiënter gebruik kunnen maken van de ervaring van anderen in het uitvinden van mijn eigen, hoogstpersoonlijke weg door het leven.’ Dáárom filosofie.

Cultuuroptimisme

De eerste doorbraak in de landelijke media komt eind jaren negentig wanneer René de strijd tegen het cultuurpessimisme aangaat. Hij hekelt het leger aan columnisten (Piet Grijs, Hugo Brandt Corstius, Maarten ’t Hart) die het in de postmoderne jaren negentig presteren om met hun ‘allesverzengende scepsis’ elk idee te doen verschroeien. Het levert hem enige landelijke bekendheid, een paar akelige verwensingen, maar vooral veel sympathie op.  ‘Ik heb besloten om alle voorzichtigheid te laten varen en onverveerd de volgende wetmatigheid te postuleren: de mensheid ontwikkelt zich geleidelijk, maar onstuitbaar tot één grote klasse van autonome burgers’, schrijft René Gude in zijn maandelijkse columnGoudmijn’ in Filosofie Magazine. Het burgerschap wordt omarmd; burgerlijk wordt een geuzennaam. Hij munt de term ‘cultuuroptimisme’ en stelt, met een knipoog naar Lucebert: ‘Alles van waarde is weerbaar’.
Het voortdurende gehamer op wat er níet deugt, op wat we níet weten, en wat er níet mogelijk is, is een van René’s grootste ergernissen. Wat hem interesseert is: positie innemen. Een idee ontwikkelen. Een idee werkelijk proberen te maken. Daarvoor is lef nodig. En hij heeft in die 25 jaar filosofische arbeid al zijn energie erin gestoken om een paar van die ideeën te ontwikkelen. Dat is wat mensen interessant maakt: dat ze een belofte doen en zich eraan houden. Dat ze een overtuiging aannemen en zich ernaar gedragen. Niet omdat ze alles zeker weten, integendeel – omdat ze niet precies weten hoe de wereld in elkaar zit. In Stand-up filosoof: ‘Laat ik het “kritisch irrationalisme” noemen. Je weet het allemaal niet precies, maar je werkt eraan en zorgt dat de wereld er intussen niet slechter van wordt. En liefst zelfs beter.’ De term optimisme keert terug, nu in een persoonlijkere context. Optimisme is geen naïef ideaal. Optimisme betekent niet dat de wereld goed is, of dat het allemaal vanzelf goed zal komen. Integendeel. Optimisme houdt in dat de wereld beter kán. Het is een strategie, die je in een actieve en vastberaden ‘zijnsmodus’ zet; om tegenslagen te overwinnen, om ideeën werkelijk te maken en om te streven naar een volgend optimum. Het is een rode draad in zijn denken, die ook terugkeert in zijn allerlaatste tv-optreden in het EO-programma De Kist. René: ‘Het gaat mij om wat mensen gewórden zijn (..). Ik ben filosoof, ik ben Denker des Vaderlands. Niet omdat ik zo slim geboren ben. Ik ben juist een warhoofd. Maar wat je niet was, kun je worden. Dat vind ik opwindend.’

René Gude ontwikkelt zich in 25 jaar actieve filosofische dienst van schrijver en spreker uiteindelijk vooral tot leraar. Een scharniermoment hierin is de lobby voor de introductie van het vak filosofie in het voortgezet onderwijs. Samen net Humberto Schwab trekt hij op naar de toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Tineke Netelenbos, met een voorstel om filosofie opgenomen te krijgen in het vaste curriculum. Het voorstel wordt aangenomen –  weer een belangrijk wapenfeit. In 2001 verlaat René Filosofie Magazine om niet lang daarna aan de slag te gaan als directeur van de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden – een plek waar hij tijdens zijn studietijd al heeft gewerkt als conciërge, en waar hij zich helemaal kan toeleggen op het ambacht van filosofieleraar. Hij blijft precies hetzelfde doen met andere middelen. De publieke opinie bedienen, spreken, schrijven, doceren en altijd weer nieuwe mensen enthousiasmeren voor de wijsbegeerte. Samen schrijven René en ik De kleine geschiedenis van de filosofie, en nemen gezamenlijk een cd-box op. Om op een andere manier maar weer eens hetzelfde verhaal van de filosofie te vertellen. Frapper toujours. ‘Als we geboren worden weten we niet hoe we moeten leven en als we oud zijn weten we niet hoe we moeten sterven’, schrijven we in de inleiding. Een mens is een leven lang op zoek naar nieuwe antwoorden op oude vragen. Maar, gelukkig, zo vinden wij, ‘je hoeft niet alles zelf te bedenken’.

Filosofie is een trainingsprogramma, meent René. Het is een van de beschavingsmechanismen waarin wij ons kunnen oefenen. Toen ik een keer van mijn vakantie uit Portugal als souvenir een mooi belletje voor hem meenam, begeleidde dat belletje ons vanaf dat moment steevast bij al onze besprekingen, zakelijk en privé, en onze leesclub, en altijd werd er naar hartenlust geklingeld als er iemand iets lelijks zei over een ander. Het belletje maakt aanvankelijk overuren, maar het werkt. We begonnen onszelf een nieuwe gewoonte eigen te maken, namelijk: verhitte gesprekken voeren over alles en iedereen zónder ons onaardig uit te laten over anderen. Het is het begin van het humeurmanagement, dat later, met belletje en al, terugkeert aan tafel bij De Wereld Draait Door. Filosoferen is trainen, is oefenen, zoals ook zijn vriend Peter Sloterdijk in Du musst dein Leben ändern vaststelt.

René is onophoudelijk in gesprek. Aan het kwekken, zoals hij dat zelf noemt. Met collega’s en vakgenoten, met vrienden, met elke taxichauffeur, met zijn steeds groter wordende publiek. En dat is wat filosofie is, hield hij allen voor.  ‘Dat gekwek, dat is de rede’. De combinatie van eruditie, grove grappen en alledaagse taal is zijn handelsmerk. Waar René ook komt, iedereen luistert graag naar hem. En iedereen houdt van hem, van prinses Beatrix tot Theo Maassen, van zijn cursisten tot de media. René heeft de bijzondere empathische gave om van elk gesprek ook een bijzonder gesprek te maken. Van elk woord een betekenisvol woord.

In 2007 wordt René ziek, en in 2011 wordt duidelijk dat hij niet meer beter zal worden. Maar hijzelf en zijn leven veranderen eigenlijk nauwelijks. Hij blijft onvermoeid de filosofieleraar uithangen; hij gaat geen verre reizen maken of andere onvervulde dromen najagen. Hij doet altijd al precies wat hij wil doen, met de mensen die hij zelf verkozen heeft. Hij blijft op dezelfde manier trouw aan zijn missie, aan zijn vrienden, aan zijn collega’s. Alleen de vraag ‘Waarom filosofie?’ komt nog meer op scherp te staan. Als je te horen krijgt dat je binnen afzienbare tijd dood gaat, kun je grofweg twee reacties hebben, zegt René. De ene is: huilend in bed gaan liggen en doen alsof je al dood bent. En de andere is: doen alsof er niks aan de hand is. Hij vindt steun bij het filosofisch scepticisme. ‘Een medische conditie is nooit zeker, ook niet als er iets heel ernstigs aan de hand is (..) Eigenlijk zijn alle vaste punten die bij je gezonde leven hoorden verdwenen, en worden vaste punten in je ziekte niet gegeven. Dus er zijn geen vaste punten. De sceptici waarschuwen je om, als je geen vast punten meer hebt, niet toe te geven aan de neiging om die punten dan maar zelf te gaan maken’, licht hij in een lang radio-interview toe aan Wim Brands. Daarom filosofie.

Denker des Vaderlands
In 2013 wordt René Denker des Vaderlands; hij volgt Hans Achterhuis op. Meedenken wordt zijn nieuwe thema. Intelligentie mobiliseren. ‘Iedereen hier is stronteigenwijs, dat is echt een kenmerk van Nederland. Maar daarin schuilt ook onze bijzondere kans: er zijn heel veel mensen die kunnen bijdragen aan onze gezamenlijke intelligentie’, zegt hij in een interview in Filosofie Magazine. ‘Filosofie helpt om van onze individuele impressies gedeelde expressies te maken. Letterlijk: dat je indrukken tot uitdrukkingen maakt, zodat je ervaringen kan uitwisselen, en die gedeelde ervaringen aan de gezamenlijke intelligentie kan toevoegen. (..) Het vervangen van een gewoonte door een betere – het voertuig van alle vooruitgang – is pénible et laborieux, maar de moeite waard. Eigenwijsheid is mooi, gezamenlijke intelligentie is beter.’ Zijn nieuwe titel opent de deur naar nieuwe podia: het Lowlands festival, Toomler, TEDX, en De Wereld Draait Door. Hij wordt Ridder in de Orde van Oranje Nassau. De vraag is niet of René Gude op televisie is, maar op welke zender. En ook daar houdt iedereen van hem, wat hem de bijnaam de Knuffelbeer des Vaderlands opleverde.

Wel verandert, vaak op verzoek van de media, het onderwerp van gesprek en komt René steeds vaker over ziek-zijn, sterfelijkheid en de dood te spreken. Zijn nuchtere en eerlijke manier van spreken over zijn naderende dood, raakt vele mensen diep. ‘Het beest recht in de bek te kijken’, en toch niet bij de pakken neer zitten, dat is de troost van zijn filosofie. ‘We leven veel langer, maar we sterven ook veel langer’, aldus René, en dus moeten we daar opnieuw over nadenken. Hij ontwikkelt de prachtige metafoor van het leven, dat je doorbrengt in een speedboot. Altijd met de blik vooruit, op koers naar een nieuw doel, met een scherp oog voor eventuele kliffen in het vooruitzicht. Als je te horen krijgt dat je terminaal ziek bent, draait het perspectief met 180 graden. Ineens bevind je je dan in een roeiboot, en vaar je langzaam uit beeld met de rug naar de toekomst. Met de blik gericht op het verleden, en de achterblijvers. Het is de manier waarop René de laatste maanden van zijn leven doorbracht en afscheid nam van zijn leven en zijn vrienden.

Wat het hem heeft opgeleverd? ‘Dat filosofische kennis werkt!’, antwoordt hij aan Wim Brands. ‘Ik heb filosofie gestudeerd, heb meegewerkt aan een filosofisch tijdschrift om filosofie populairder te maken, ik heb bij een prachtige Internationale School voor Wijsbegeerte, een filosofisch instituut, gewerkt, alles om academische filosofie beschikbaar te maken. En misschien moet ik wel tot mijn schande bekennen, dat ik pas sinds het voor mijzelf serieus is geworden met droge ogen kan beweren wat ik al die tijd gezegd heb: filosofie is nuttig, dames en heren. Door in mijn situatie terecht te komen, de test voor filosofische gedachten die bedoeld zijn om in enige mate methodisch te denken en een soort gemoedsrust te bewaren – gedachten hebben nu eenmaal de neiging hebben om alle kanten op te schieten – en te voorkomen dat er allerlei warhoofderij in jezelf plaatsvindt, heb ik begrepen dat filosofie werkt. Ik heb altijd al gedacht dat filosofie daar buitengewoon nuttig voor is, maar op het moment dat je wordt geconfronteerd met de ideale omstandigheden voor totale warhoofderij – je bent ziek, je gaat dood, het houdt allemaal op, het is niet zoals je dacht dat het was, enzovoort – als dan toch mijn gedachten niet alle kanten op vliegen en ik inderdaad merk dat ik oude filosofische trucs toepas om dat te organiseren, dan denk ik “Aristoteles, bedankt!”’

Als ‘karakter’ verwijst naar je duurzame gewoonten, zoals René dat zelf graag definieert, die je in de loop van het leven ontwikkelt en die in uiteenlopende omstandigheden een zekere continuïteit behouden, dan heeft hij dat zelf bij uitstek getoond in die afgelopen 25 jaar. Het is onvoorstelbaar wat hij aan de filosofie en aan de Nederlandse cultuur gegeven heeft. Zijn filosofische werk en zijn mentale kracht zijn inspirerend voor velen. We hadden ons geen betere wegbereider van de filosofie kunnen wensen. We zijn trots, en dankbaar voor alles wat hij daarin heeft bereikt.

Maar toch, het meest van alles verlies ik – en velen met mij – een van mijn allerliefste en ruimhartigste vrienden, die mij op de meest onwaarschijnlijke momenten onbedaarlijk aan het lachen maakte, met zijn onuitputtelijk reservoir aan flauwe grappen. Ik mis het onophoudelijke gesprek dat we voerden over grote en kleine, over filosofische en persoonlijke kwesties, waarbij René dan ineens in mijn zij prikt en vrolijk oppert: ‘Biertje, Daan Roovers?’
Zijn werk blijft, maar deze René zullen we vanaf nu verschrikkelijk missen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.