Home Politiek Jonathan Israel: ‘De onnozelheid groeit’
Economie Politiek Vrijheid

Jonathan Israel: ‘De onnozelheid groeit’

Jonathan Israel onderwijst Nederland over zijn verlichte verleden en kapittelt het land omdat het die erfenis verkwanselt.

Door Ralf Bodelier op 22 mei 2005

Baruch de Spinoza buste Sijmen Hendriks Voorburg standbeeld Radicale Verlichting beeld Sijmen Hendriks

Jonathan Israel onderwijst Nederland over zijn verlichte verleden en kapittelt het land omdat het die erfenis verkwanselt.

05-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Jonathan Israel (1946) is dan wel Brit, maar draagt witte gymschoenen en een brede lach, stelt zich voor met een joviale handdruk, schrijft geen boek onder de duizend pagina’s en is dus every inch American. Tegelijkertijd beheerst hij acht Europese talen, niet alleen in hun hedendaagse maar ook in hun zeventiende-eeuwse variant. Israel doceert Nederlandse geschiedenis in Princeton en in Londen en publiceerde in 1995 een imposant standaardwerk over de Nederlandse Republiek: The Dutch Republic (1477-1806).

Nu is hij op rondreis ter promotie van zijn twééde magnum opus, dat nu is vertaald in het Nederlands: Radicale Verlichting. Dat is opnieuw een zware turf die bovendien een aardverschuiving teweeg moet brengen in ons beeld van de Verlichting. Want dachten we altijd dat de Verlichting zich vooral afspeelde in de vroege achttiende eeuw, Israel legt het zwaartepunt in de zeventiende eeuw. Leerden we op school dat de Verlichting groeide in de salons van Parijs, Israel meent dat we daarvoor in Amsterdam en Leiden moeten zijn. Veronderstelden we dat Rousseau en Voltaire de ware helden van de Verlichting waren, Israel noemt hen epigonen. Hij wijst naar Nederlanders als Benedictus de Spinoza en diens tijdgenoten Lodewijk Meyer, Franciscus van den Enden, Balthasar Bekker en de gebroeders Koerbagh.

Ik ben een Nederlander en geïnteresseerd in filosofie. De lezers van dit blad zijn dat eveneens. Afgezien van Spinoza, vrees ik dat maar weinigen van ons de denkers kennen die u opvoert. En toch noemt u deze mannen toonaangevende en zelfs radicale Verlichtingsfilosofen. Moeten wij ons schamen?
‘Ach nee, elk land, elk onderwijsmodel, elke opvoeding legt zo zijn eigen accenten. Je kunt nu eenmaal niet alles behandelen, het is zelfs onvermijdelijk dat het meeste niet wordt verteld. En u is nu eenmaal verteld dat het centrum in Frankrijk, of eventueel in Engeland lag. Ik neem u niets kwalijk.’

Dank u. Wat betreft die Nederlandse denkers uit de zeventiende eeuw, dat waren volgens u radicale verlichters. Wat betekent dat?
‘Een filosoof als René Descartes (1596-1650), die overigens óók in Nederland woonde, plaatst de twijfelende, denkende mens in het centrum. Dat was op dat moment al revolutionair. Want wanneer de mens centraal staat, dan staat God niet langer centraal. Maar Descartes’ filosofie had mankementen. Zo onderscheidt hij scherp lichaam en geest. En via de geest houdt hij nog een achterdeurtje naar de godsdienst open. Volgens Descartes is het God die de mens zijn ‘klaer en distinct begrip’, dus zijn vermogen tot kennen verschaft. Veel aanhangers van Descartes beargumenteerden dan ook dat denken én geloof te verenigen waren.

Spinoza (1632-1704) maakt daar een einde aan. Voor hem is alles materie, substantie. Ook het denken, de geest, maakt deel uit van die substantie. En ja, ook God hoort erbij, sterker nog, God ís de substantie, schrijft Spinoza. Buiten die substantie is er niets. Door God nu gelijk te stellen met de bestaande wereld, schaft Spinoza Hem feitelijk af. Alle attributen van de gevestigde godsdienst, zoals de hel, de zonden, de openbaring, duivels en demonen worden in een klap onzinnig.

Anders dan Descartes maakt Spinoza dus werkelijk de weg vrij voor een volledig seculiere benadering van de wereld. Alle godsdienstige ideeën over de ongelijkwaardigheid van vrouwen en slaven, of over de vanzelfsprekendheid van het koningschap en de privileges van de kerk, verliezen nu hun grond. En dat maakt Spinoza en de andere Nederlandse denkers uit de zeventiende eeuw tot radicale verlichters. Niet alleen stimuleerden ze zo het streven naar democratie, een seculiere moraal en vrije meningsuiting. Maar ook, om eens iets heel anders te noemen, de mogelijkheid om zonder de doem van zonde en hel te genieten van seks.’

Even tussendoor… Meer lezen over de denkers van de Verlichting? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

U hield in december 2004 in Rotterdam een lezing over Nederland in de zeventiende en de eenentwintigste eeuw. Daarin haalde u flink naar ons uit. Nu zegt u in interviews dat u niet alleen kritisch over Nederland bent, maar dat u ons land gewoonweg minder sympathiek bent gaan vinden. Wat is uw bezwaar?
‘In de twintigste eeuw is de Verlichting uitgedaagd door totalitaire systemen als het nationaalsocialisme en het communisme. In 1945 tilden we Europa weer overeind en herbouwden het op de fundamenten van het verlichte denken. Dus op de gedachte dat je bijvoorbeeld geen democratie kunt hebben zonder vrijheid, geen rechtsstaat zonder seculiere moraal.

Vooral bij linkse denkers staat de Verlichting nog onder de zware kritiek van het postmodernisme. Dat wil zeggen: de Verlichting zou eurocentrisch, anti-islamitisch, oppervlakkig, onderdrukkend en vooral erg pro-Amerikaans zijn. Deze gedachte is gebaseerd op een fout beeld van de Verlichting. Want wie belangrijke noties als tolerantie, gelijkheid en persoonlijke vrijheid waardeert, moet de Verlichting wel waarderen.’

U richtte zich echter speciaal op Nederland.
‘Vandaag klagen veel Nederlanders dat de identiteit van hun land onder druk staat en dat de democratie wordt bedreigd. Ja, dat klopt en dat is een extreem gevaarlijke situatie. Dat is overigens niet de fout van de immigranten. Dat is ook niet het probleem van de fundamentalisten. De kern van het probleem ligt in het feit dat Nederland zijn onderwijs heeft verkwanseld. Jonge mensen leren niet meer waarom democratie of vrije meningsuiting zo onmisbaar zijn. De thatcheriaanse bekrompenheid waarmee hier in het recente verleden de aanval werd ingezet op de humaniora, de klassieken, de geschiedenis en maatschappijleer is onthutsend. Dat was geen foutje, dat was ronduit suïcidaal. Wanneer Nederland zich vandaag in een multiculturele crisis bevindt, dan zijn de ware schurken de barbaarse politici die de onkunde welbewust hebben bevorderd. Wanneer je het onderwijs afschaft, klaag dan ook niet dat de tolerantie verloren gaat.’

Hoe weet u eigenlijk hoe het Nederlandse onderwijs ervoor staat?
‘O, ik lees jullie kranten, kom hier regelmatig, en wat het meest belangrijk is: mijn dochter zit hier op school. En wanneer ik zie en hoor waar zij mee thuis komt… Het onderwijs is echt slecht. Overigens daalt de kwaliteit van het onderwijs overal in het westen. Misschien is het wel een compliment voor Nederland dat we er hier nu over beginnen te spreken.’

Door zijn atheïsme is Spinoza dus een van de meest radicale denkers. Hoe radicaal waren latere en meer beroemde verlichtingsfilosofen als Montesquieu (1689-1755) of Voltaire (1694-1778)?
‘Vergeleken met Spinoza waren dat eerder conservatieve denkers. Ook zij waren natuurlijk antiklerikaal en gaven af op de geïnstitutionaliseerde godsdienst. Maar tegelijkertijd kregen zij vaak sympathie uit de top van de katholieke kerk. Paus Benedictus XIV (1675-1758) schreef zelfs aan Voltaire dat hij volledig achter diens ideeën stond en bovendien de wetenschappelijke inzichten van Isaac Newton deelde. Nogal wat woordvoerders van de gematigde Verlichting wilden het best op een akkoordje gooien met de kerk. Pas veel later, tijdens de Franse Revolutie, keerde een groot deel van de kerk zich van de Verlichting af.’

Hoewel uw boek in 1750 stopt, vermeldt u nog dat Spinoza grote invloed had op Jean-Jacques Rousseau. En Rousseau wordt tijdens de Franse Revolutie weer als inspiratiebron gebruikt door de massamoordenaar Robespierre. Wat Robespierre, Rousseau en Spinoza verenigt, is hun idee dat het vrije individu de volonté générale, het algemeen belang moet dienen. En wie dat onder Robespierre niet van plan was, mocht meteen onder de guillotine. Kortom: leidt de radicale Verlichting ook tot een radicale politiek?
‘De opvatting dat de op de Verlichting gebaseerde Franse Revolutie alles blootstelde aan de vernietiging, het geloof, de traditie, de gevestigde orde, is natuurlijk een oude kritiek. Daarbij vergeten we nogal eens dat de Franse Revolutie ook leidde tot bijvoorbeeld de afschaffing van de slavernij of de emancipatie van vrouwen. Bovendien was niet de filosofie van de Verlichting de oorzaak van de terreur onder Robespierre, maar de concrete angst in die turbulente tijd. Robespierre perverteerde de idealen van de radicale Verlichting. Want het is toch evident dat een filosofie van de vrijheid en gelijkheid zich niet leent voor massamoord en dictatuur. Elke ideologie kan misbruikt worden.’

Behalve op Rousseau, had Spinoza ook grote invloed op Karl Marx (1818-1883). Het feit dat Spinoza alles terugbrengt tot substantie, materie, maakte Marx tot grondslag van zijn ‘historisch materialisme’. Moderne communisten als Michael Hardt en Antonio Negri – auteurs van Empire – beroepen zich eveneens op Spinoza. Is die radicale politiek echt zo’n pervertering van de radicale Verlichting?
‘Van Hardt en Negri weet ik te weinig af. Maar Marx heeft Spinoza nooit goed begrepen. Voor Spinoza was alles substantie. De ideeën net zo goed als de materie. Dat betekent niet alleen dat de economie de ideeën vormt, maar ook dat ideeën de economie vormen. Marx legt echter alle nadruk op de economie en beschrijft ideeën als een uitvloeisel daarvan. Dat is niet alleen eenzijdig, daarmee ontkent hij ook de enorme kracht van het denken over bijvoorbeeld vrijheid, gelijkheid en democratie.’

U beschrijft de geschiedenis van de Verlichting tot 1750. Alles wat later kwam, Voltaire, Montesquieu, Kant, de Franse Revolutie, doet er in uw boek niet toe.
‘Maar ik ben ook nog niet klaar! Deel 2 is bijna af. Daarin behandel ik de vraag hoe en waarom de Verlichting uit Holland verdwijnt en naar Frankrijk gaat. En inmiddels werk ik aan deel 3. Dat concentreert zich op de periode rond de Franse Revolutie.’

Waarom namen de Fransen het vaandel dan over?
‘Ha! Dat heeft op de eerste plaats een aantal concrete redenen, zoals het krimpen van de Hollandse steden. Veel fascinerender is echter de grote acceptatie van de gematigde Verlichting door de gereformeerde kerk in Nederland. Die nam zoveel ideeën over, dat de radicale Verlichting volledig werd gemarginaliseerd. Dat gold eveneens voor Engeland. Ook de anglicaanse kerk werd alsmaar toleranter en kreeg steeds meer belangstelling voor wetenschappelijke ontwikkelingen. In Frankrijk gebeurde precies het tegenovergestelde. De katholieke tegenverlichting was zo sterk dat ze alle intellectuelen dwong om positie te kiezen. Toen Denis Diderot (1713-1784) vervolgens een groot aantal van hen wist te binden aan de beroemde Encyclopédie was de Nederlandse Verlichting verleden tijd.’

Vreest u dat de Verlichting nu weer op het punt staat Nederland te verlaten?
‘In heel het westen van Europa, maar ook in de Verenigde Staten, groeit de onnozelheid en nalatigheid. De opkomst van het cultuurbarbarisme en het religieuze fanatisme zou zeker niet zo groot zijn geweest wanneer we hadden geïnvesteerd in onderwijs. En dan niet alleen in beroepsopleidingen als bedrijfseconomie. Verlichte begrippen als tolerantie, rechtvaardigheid, vrijheid van meningsuiting vallen nu eenmaal niet te verdedigen door mensen die niet begrijpen wat ze betekenen, waar ze vandaan komen en waarom ze van levensbelang zijn. We kunnen nog rechtsomkeer maken. Maar dat vereist een krachtige, langdurige en goed gecoördineerde actie van journalisten, pedagogen en politieke leiders.’

Radicale Verlichting