Dat de filosoof Slavoj Zizek de link met het communisme legt door het boek ‘het communistisch manifest van de eenentwintigste eeuw’ te noemen, is niet verwonderlijk. Empire zit boordevol marxistische retoriek; Rosa Luxemburg, het proletariaat, ‘een spook waart door Europa’ (in de variant: ‘een spook waart door de wereld en het is het spookbeeld van migratie’) en de economische theorieën van Karl Marx over de onomkeerbare ondergang van het kapitalisme: ze komen allemaal voorbij. Net als Marx beschrijven Negri en Hardt bovendien de geschiedenis op ‘wetenschappelijke’ wijze, om vervolgens uit te komen bij een grote stelligheid: het kapitalisme zal ten onder gaan.
Toch zou het zonde zijn het boek om vanwege de ‘ouderwetse’ marxistische retoriek meteen terzijde te schuiven. Want tussen de honderden pagina’s pseudo-wetenschappelijkheid zitten tientallen alinea’s die het boek zeer de moeite waard maken. Natuurlijk, de ideeën vinden niet allemaal hun oorsprong in de hoofden van Negri en Hardt, maar – net als bij de boeken van Friedrich Engels en Karl Marx – is het juist de combinatie van theorieën die tezamen een krachtige politieke filosofie hebben gevormd.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Basisidee van het lijvige boek – waaraan Negri werkte in de Rebbibia-gevangenis te Rome (zie kader) – is dat de macht van de oude natiestaat meer en meer verdwijnt en plaats maakt voor een diffuse, ‘netwerkachtige’ macht van het ‘Empire’. De macht van dit systeem ligt niet bij één punt, bijvoorbeeld bij de Verenigde Staten of het IMF, maar is verdeeld over knooppunten. Hierdoor ontstaan netwerken van macht. Momenteel ligt de macht bijvoorbeeld deels bij de Verenigde Staten, deels bij economische, financiële, sociale en culturele netwerken en gedeeltelijk bij niet-gouvernementele organisaties en lokale initiatieven. Maar de macht binnen het netwerk verschuift continu en is moeilijk vast te pinnen. Het Empire is een ongrijpbaar systeem met een ‘hybride constitutie’ en vele lagen dat meer en meer de wereld aan het veroveren is.
Er is een groot verschil van macht (en machtsuitoefening) binnen het oude en nieuwe systeem. Voor de opkomst van het Empire was er sprake van een ‘disciplinemacht’; een star, hiërarchisch model, waarbij figuren met gezag – denk aan de schoolmeester of de politieagent – van ‘bovenaf’ waarden en normen oplegden aan individuen of een groep. De laatste decennia is deze disciplinemacht, veelal uitgeoefend door burgerlijke instituties als de school en de staat, meer en meer verdwenen. Waar de oude Europese staten ook nu nog krampachtig vasthouden aan hun statische politieke systemen gebaseerd op disciplinemacht, hebben de Verenigde Staten volgens Negri en Hardt veel beter begrepen waar de toekomst heengaat: een wereldgroot Empire. De politieke constitutie van dit Empire is niet gebaseerd op discipline, maar op ‘biomacht’.
Biomacht
De filosoof Michel Foucault kwam enkele decennia geleden met de theorie – die niet alleen aangehangen wordt door Negri en Hardt maar ook door andere hedendaagse linkse filosofen als Giorgio Agamben en Alain Badiou – dat disciplinemacht meer en meer plaats heeft gemaakt voor biomacht of biopolitiek. Waar disciplinemacht van buiten het individu in toom houdt, is biomacht letterlijk veel ‘indringender’. Je zou kunnen zeggen dat biomacht als het ware in ons lichaam wordt gebeiteld. Biomacht kan dat doen, doordat het bepaalt wat ‘normaal’ is – letterlijk: de norm stelt – en wat niet. Foucault heeft dat onderzocht op het gebied van de seksualiteit en psychiatrie. Binnen die twee disciplines wordt het normale duidelijk onderscheiden van het abnormale – waanzin en perversies. Wat volgt is een zelfdisciplinering: ieder individu legt zichzelf de norm op, wil zichzelf zelfs de norm opleggen, want abnormaal zijn wil niemand. De truc van biomacht is, kortom, dat men zich er vrijwillig aan onderwerpt zonder door te hebben dat men zich sowieso ergens aan onderwerpt.
Ontsnappen is bijna onmogelijk, in tegenstelling tot disciplinemacht – waarbij het individu zich nog enigszins aan de macht kon onttrekken door burgerlijke instituties te mijden. Je kan zelfs zeggen dat biomacht ons leven ‘produceert’; door exact te dicteren wat de norm is waaraan ons leven moet voldoen, geeft het ons leven vorm en zin. Het is daarmee machtig geworden over alle facetten van ons leven (sociaal, economisch, cultureel, et cetera).
Bovendien verspreidt de expansiekracht van het kapitalisme deze biomacht over de hele wereld. Mensen gaan daardoor meer en meer hetzelfde leven leiden en krijgen steeds meer dezelfde behoeftes. ‘vorm en zin’ van ons leven zijn geformuleerd als hamburgers van McDonalds en plasmatelevisies, maar ook als de schoonheidscultus van een gebruinde strakke huid en facelifts: de kapitalistische droom wordt de droom van eenieder. Alle facetten van het menselijk leven worden in verband gebracht met producten en daarmee vercommercialiseerd; liefde, seks, kinderen krijgen, oprechtheid, passie, vriendschap, reizen, et cetera. De economische productie en de politieke constitutie zijn meer en meer gaan samenvallen: ze ‘produceren’ ons gedrag, onze normen, onze opvattingen, kortom: ons ‘zijn’.
Volgens Negri en Hardt hebben deze ontwikkelingen een aantal gevolgen voor (het gezicht van) het liberalisme. Eén van de belangrijkste, naast de ondergang van de natiestaat, is dat de liberale burgermaatschappij verdwijnt. De oude instituties zoals de kerk, de school en de vakbonden, veelal gebaseerd op disciplinemacht en weinig flexibel, verdwijnen door de komst van het nieuwe Empire. Negri en Hardt beschouwen ze dan ook als fossiele instellingen: ‘Wie verdraagt nog die arbeidsorganisatiesystemen en deze corporaties, die elke vitaliteit hebben vernietigd?’.
Misschien een nog wel belangrijker element van het Empire, dat direct invloed heeft op het liberalisme, is dat er geen ‘buiten’ meer bestaat. De bedoeling van liberalen is altijd geweest de politieke macht zo klein mogelijk te houden ten gunste van het privé-leven en –vermogen. Paradoxaal genoeg heeft het kapitalisme er echter voor gezorgd dat de macht geëxplodeerd is: macht heeft zich zowel ‘extern’ uitgebreid –over de wereldse massa, als ‘intern’ -in de verschillende lagen van onszelf. Zij is daarmee overal en ongrijpbaarder dan ooit.
De gebeurtenissen op 11 september 2001 hebben de macht van het Empire bovendien nog intenser gemaakt. Zoals Negri opmerkte in een interview met het Franse weekblad ‘Le Nouvel Observateur’: ‘Aanhoudende paniek en een permanente uitzonderingstoestand zijn ideale chantagemiddelen om de hele planeet te onderwerpen aan een volstrekt corrupt kapitalistische systeem’. Er is geen ontkomen aan het almachtige Empire, er buiten staan is meer en meer onmogelijk.
Vrijheidsdrang
Het duo roept idealisten dan ook niet op om tegen het systeem in te gaan, maar het te ondergaan tot ‘betere tijden’ aanbreken. En die betere tijden, die onvermijdelijk komen, schrijven ze – maar dat natuurlijk nog voor 11 september. Uiteindelijk bleek geen enkel ‘parasitair’ politiek systeem uit de geschiedenis houdbaar te zijn. In mensen ligt een vrijheidsdrang besloten die telkens als zij onderdrukt of uitgebuit worden naar boven komt. De geschiedenis bewijst het, zeggen Negri en Hardt, kijk maar naar de bevrijdingsbewegingen in Zuid-Amerika, Afrika en het Midden-Oosten. Opstandigen komen bij onderdrukking telkens weer op. En dat het Empire ook onderdrukt, mensonvriendelijk en parasitair is, daarvan is het duo overtuigd. Immers: kapitalisme is een systeem dat alleen kan bestaan bij uitbuiting; het is een systeem van winst maken ten koste van anderen.
Steeds meer mensen pikken de economische pendant van het liberalisme niet meer, volgens Negri en Hardt. Enerzijds staan er fundamentalistische bewegingen, zowel van christelijke als islamitische origine, op, die reageren op het opkomende Empire, anderzijds zijn er postmodernistische bewegingen die het Empire liever zien gaan dan komen. Welke bewegingen ook nu de overhand lijken te hebben, Negri en Hardt zijn er van overtuigd dat het systeem na Empire een mensvriendelijke zal zijn.
Dat heeft zijn oorsprong in de veranderende productiewijze van het Empire. Waar vroeger de productie draaide om machines, draait het nu steeds meer om communicatie, kennis en taal. En die laatste drie spelen zich in de hoofden van mensen af, waardoor ook het ‘surplus’ – de winst van de arbeid – grotendeels in de hoofden terecht zal komen. Dit in plaats van in de zakken van de kapitalist, zoals voorheen. De kennis en vaardigheden van mensen worden vergroot en dat betekent dat het ‘proletariaat’ (Negri en Hardt blijven vasthouden aan deze marxistische term) eigenaar is geworden van haar eigen productiemiddelen. En dat heeft tot gevolg dat het steeds meer beseft dat het zijn meesters, de Empire-kapitalisten, niet meer nodig heeft. Het proletariaat zal het surplus ten dienste gaan stellen van eigen verlangens, creativiteit, vrijheid en levende arbeid.
De vrijheidsstrijd van de ‘proletariër’ wordt ietwat vergemakkelijkt doordat er amper machtscentra zijn in het Empire. Omdat de macht verdeeld is over knooppunten wordt de massa steeds oncontroleerbaarder. Migratiestromen zullen toenemen door mensen die uit noodzaak of plezier elders op de wereld willen gaan werken, wonen en rondreizen. Creativiteit, spontaniteit en een eigenwijze wil tot vrijheid zullen er voor zorgen dat mensen zich meer en meer onttrekken aan het Empire. En de laatste resten van het liberalisme zullen daarmee verdwijnen, als het aan Negri en Hardt ligt.
Met de komst van het Empire, een rechtstreeks gevolg van het oorspronkelijke liberalisme, verdwijnen paradoxaal genoeg een aantal essentiële kenmerken van de politieke stroming. De burgermaatschappij en de natiestaat zijn aan het afbrokkelen. Bovendien ebt de door liberale zo gewilde scheiding tussen privé en politiek weg. Onbedoeld heeft het liberalisme blijkbaar een aantal essentiële zaken over het hoofd gezien waardoor zij haar karakter meer en meer verliest.
Mocht het Empire werkelijk verdwijnen, en tezamen met het liberale gedachtegoed ten onder gaan, hoe zou het systeem dat er op volgt er dan uit gaat zien? Dat weten Hardt en Negri niet. Ze verwachten dat de liefde voor de medemens en daarmee de gemeenschappelijkheid terugkomt in de politiek. Hopelijk zullen er toch ook twee belangrijke punten uit het liberalisme meegaan met de overlevering: de ontwikkeling en het vrijheidsstreven van het individu. Het liberalisme heeft deze punten tijdens haar ideologisch machtige periode, hoewel veelal niet consequent, in essentie benadrukt en kan daarmee iets waardevols achterlaten aan de mensheid.
Dit is het vierde en laatste deel van een serie over critici van het liberalisme. Eerder schreef Filosofie Magazine over Mary Wollstonecraft, Max Stirner en Carl Schmitt.
Antonio Negri & Michael Hardt
De harde hand van de staatsmacht heeft Antonio Negri (1933) aan den lijve ervaren. In 1979 – tijdens het hoogtepunt van de terreuracties van de Rode Brigades – startte de Italiaanse overheid een opruimcampagne onder radicaal linkse intellectuelen. Negri, politiek filosoof en voormalig directeur van de afdeling sociale wetenschappen aan de Universiteit van Padua, werd gearresteerd wegens ‘gewapende opstand tegen de staat’ en – na vier jaar ‘preventieve’ opsluiting – veroordeeld tot dertig jaar gevangenisstraf. Weliswaar vervielen gedurende zijn preventieve detentie alle beschuldigingen, maar de rechter besliste in 1984 dat er één bleef staan: ‘morele verantwoordelijkheid’ tijdens botsingen tussen politie en betogers in Milaan, waarbij een politieman om het leven kwam. Mogelijk gemaakt door een speciale noodwet – waarbij de getuigenis van een medeverdachte (in ruil voor amnestie) voldoende grond was voor een veroordeling – werd Negri veroordeeld tot dertien jaar en elf maanden cel. Negri werd in 1983 echter verkozen tot parlementslid van de Radicale Partij, wat hem parlementaire onschendbaarheid opleverde. Toen deze onschendbaarheid dreigde opgeheven te worden, door een krappe rechtse Kamermeerderheid, vluchtte hij naar Frankrijk. Hij zou pas in 1997 terugkeren om alsnog te worden vastgezet. Ondanks protesten van Franse en Italiaanse intellectuelen, kwam hij pas in oktober 2003 vrij.De Amerikaanse literatuurwetenschapper Michael Hardt (1960), was door zijn interesse in Italiaanse cultuur bekend met Negri en ontmoette hem begin jaren negentig op een congres in Frankrijk. De conversatie leidde tot Empire, waarmee ze in 1994 begonnen en dat in 2000 in relatieve stilte verscheen. Inmiddels is het in meer dan tien talen verkrijgbaar.