Een Amerikaanse academicus die ooit colleges volgde bij Michel Foucault vertelde eens dat hij Foucault met een boek van Heidegger onder de arm had zien lopen. Hij sprak hem aan en vroeg hem wat hij van de beruchte filosoof vond. ‘Ach, Heidegger, zijn werk was mijn moedermelk,’ zou Foucault hebben geantwoord. Hij was er als filosoof mee grootgebracht. Als ik zou moeten zeggen wat mijn filosofische moedermelk was, zou ik antwoorden: de postmodernisten, onder wie Foucault zelf, Derrida, Baudrillard, Butler en Lyotard.
In de jaren negentig kon je als filosofiestudent niet om de postmodernisten heen. En niet alleen als filosofiestudent; ook literatuur- en kunststudenten lazen gretig de werken van de postmodernisten. Tegenwoordig heeft de term ‘postmodernisme’ evenwel een vlucht genomen, die niet altijd goed uitpakt voor de bewuste denkers. Er wordt regelmatig verwijtend naar de postmodernisten gewezen, alsof het hun schuld is dat we nu in een tijd zijn aanbeland waarin nepnieuws welig tiert en politici zonder blikken of blozen over alternatieve feiten spreken. Zelfs een filosoof als Daniel Dennett beweert dat de postmodernen verantwoordelijk zijn voor het idee dat ‘feiten’ niet bestaan. En ook filosoof Susan Neiman wees naar het postmodernisme als oorzaak van het post-waarheidtijdperk. Elke keer als ik dit kwaadaardige vingerwijzen opmerk, voel ik een sterke verontwaardiging, grenzend aan woede, in me opkomen. Vandaar dat ik hier mijn best wil doen om deze valse beschuldiging te ontkrachten.
Kentering
Eeuwenlang is er door filosofen naar de essentie der dingen gezocht. Het ging erom tot de kern van begrippen door te dringen. Als een blaadje in de lente heldergroen is, in de herfst dieprood, waarna het bruin verdort, wat is dan de kern van dit blaadje? Volgens Plato bevonden zich perfecte kernvoorbeelden van al het denkbare in de ideeënwereld, waarvan de wereld die we om ons heen zien slechts een slap aftreksel was. Volgens hem ging het erom door te dringen tot die ideeënwereld om zo een hoger, dieper inzicht te bereiken. Al werd Plato’s voorstelling van de ideeënwereld door latere filosofen als een fantasievolle allegorie afgedaan, de opvatting dat er een kern bestaat van elk begrip – bijvoorbeeld van waarheid, liefde of vrijheid, waarvan andere vormen zijn afgeleid – bleek een hardnekkig idee. Er zijn beslist filosofen die afscheid hebben genomen van deze opvatting – denk bijvoorbeeld aan Nietzsche en Wittgenstein – maar pas met de structuralisten en daarna de poststructuralisten, oftewel de postmodernisten, kwam er werkelijk een kentering in het essentialistische denken.
Werkelijke waarheidsvinding kan alleen in vrijheid bestaan
Vaak wordt om de overgang van het essentialisme naar het structuralisme te verduidelijken de taalfilosoof Ferdinand de Saussure genoemd. In Cours de linguistique générale legt Saussure uit dat de betekenis van een woord niet zozeer in een verwijzing naar een kernbegrip te vinden is, maar juist afhangt van de zin waarin het woord wordt opgenomen. Als ik zeg ‘hier is een kom soep’ of ‘in de kom van mijn hand’ heeft het woord ‘kom’ een andere betekenis. Al is er wel degelijk enige verwantschap – je zou niet gauw soep in mijn hand schenken. Ook kun je roepen: ‘Kom eens!’ Waarin dezelfde letters weer een totaal andere betekenis hebben. We begrijpen de betekenis door de zinsstructuur en de context waarin het woord verschijnt. Net zo werkt het met grote begrippen als waarheid, vrijheid, liefde. Er is niet één ware betekenis aan te wijzen, niet één vaste kern. Ons begrip van deze termen hangt af van de omgeving en met welk doel de woorden gebruikt worden.
Even tussendoor… Meer lezen over het postmodernisme? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
De poststructuralisten, die dus ook postmodernisten worden genoemd, borduren hierop voort. Ook zij laten zien dat ons begrip van een term altijd afhangt van de context waarin deze wordt geanalyseerd. Zij voeren dit inzicht zelfs nog een stap verder: die context kan op zichzelf namelijk ook weer veranderen. Als we ons bijvoorbeeld de vraag stellen wat waarheid is, zal een wetenschapper in een lab een ander antwoord geven dan iemand die haar geliefde op leugens betrapt. Daar komt bij dat de wetenschapper een jaar later zijn definitie van ware bewijsvoering misschien wel bijstelt, evenals de geliefde voor wie de waarheid een persoonlijke beleving was die werd gekleurd door de ervaring van de ander. Waarheid kan om bewijsvoering draaien, om feitelijkheid en objectiviteit, maar ook om eerlijkheid en subjectiviteit. Dit betekent niet dat hiermee de waarheid overboord kan, maar wél dat je alert moet zijn op de wijze waarop ‘waarheid’ gebruikt wordt, in wat voor context, én dat je die waarheid ook kritisch moet blijven bevragen.
Terreur
Als er geen vrijheid is om de waarheid te onderzoeken en er een situatie ontstaat waarin alles zodanig wordt omgebogen dat het maar één bepaalde voorstelling overeind houdt, is er volgens de filosoof Jean-François Lyotard sprake van terreur. In zijn boek Het postmoderne weten schrijft hij: ‘Onder terreur verstaan wij de efficiëntie die afgeleid wordt uit het elimineren, of de dreiging met eliminatie, van een gesprekspartner uit het taalspel dat men met hem speelde.’ Dit buitenspel zetten van de gesprekspartner is een mechanisme dat je in werking ziet treden in dictatoriale regimes, maar bijvoorbeeld ook bij dogmatische religies, koppige wetenschappers of dominante geliefden. Ook in Trumps tweets, waarin hij alles wat hem niet zint leugens en nepnieuws noemt, treedt dit onderdrukkende proces in werking. Elke gelijkwaardige discussie of poging tot waarheidsvinding wordt tot zwijgen gebracht. Dit is geen gevolg van het postmodernisme, dit is wat postmodernist Lyotard definieerde als ‘terreur’.
De ene waarheid kan de andere onderdrukken
De postmoderne denkers benadrukten tevens dat bepaalde veronderstelde waarheden andere waarheden kunnen onderdrukken. Denk bijvoorbeeld aan geschiedenisboeken, die op de waarheid gebaseerd dienen te zijn. Toch draait het hier, deels noodgedwongen, altijd om een keuze in wat er verteld wordt; er wordt nooit een volledige waarheid gepresenteerd. De poststructuralisten meenden niet zozeer dat iedereen een eigen waarheid heeft, ze spoorden ertoe aan om de waarheid die als ‘de’ waarheid werd gepresenteerd kritisch te beschouwen.
Propaganda
De postmoderne denkers schreven in de schaduw van de Tweede Wereldoorlog. Ze reflecteerden op de voorwaarden van vrijheid en de macht van propaganda. Hitler, Stalin en Mao hadden de waarheid naar hun hand gezet; kritiek of enige vorm van andersdenken werd door deze dictators meedogenloos onderdrukt. Werkelijke waarheidsvinding kan enkel in vrijheid bestaan, waarin er de mogelijkheid is om dominante verhalen te bevragen.
Dat er naar de postmodernisten wordt gewezen als Trumps adviseur Conway leugens tracht te verdedigen door te spreken van ‘alternatieve feiten’ wijst op een grove misrepresentatie van het postmoderne denken. Wat Trump en Conway hier doen is de waarheid naar hun hand zetten met puur propagandistische doeleinden – precies dat waar de postmodernisten nadrukkelijk voor waarschuwden. De postmodernisten leren ons juist de dominante verhalen – verhalen van ‘autoriteiten’ – te wantrouwen. Ze leren ons om ook naar de perspectieven van anderen te luisteren, om onderzoekend te blijven denken, om je te wapenen tegen nepnieuws en flagrante leugens.
Het postmoderne weten
Jean-François Lyotard
Vbk Media
184 blz.
Cours de Linguistique générale
Ferdinand de Saussure
Paris, Payot
272 blz.