Staat de rede lijnrecht tegenover het geloof? Niet als je het de christelijke filosoof Emanuel Rutten (1973) vraagt. Hij citeert Anselmus, die in de elfde eeuw als eerste probeerde om via logisch redeneren het bestaan van God aan te tonen: ‘Het geloof zoekt redelijk inzicht.’ Oftewel: ‘Ik wil datgene wat ik geloof niet feitenvrij omarmen.’ Aan Anselmus ontleent Rutten de titel van zijn onlangs verschenen boek, Datgene waarboven niets groters gedacht kan worden. Daarin zet hij acht nieuwe argumenten voor het bestaan van God uiteen.
In Ruttens woonkamer in Amsterdam, hij doceert filosofie aan de Vrije Universiteit aldaar, raken de stapels boeken bijna het plafond. Aristoteles, Thomas van Aquino, Longinus, Descartes – ook zij hielden zich bezig met het bewijzen van Gods bestaan. Op basis van de perfectie van de natuur bijvoorbeeld, of door het ontstaan van de kosmos te onderzoeken.
Zelf spreekt Rutten liever van ‘godsargumenten’ dan van ‘godsbewijzen’. ‘Bewijs, onfeilbare zekerheid, dat is te veel gevraagd. Maar er zijn wel goede, redelijke argumenten voor het bestaan van God.’
Als je nooit met zekerheid kunt zeggen dat God bestaat, zijn godsargumenten dan wel relevant?
‘Het is van waarde voor ons leven als onze overtuigingen, bijvoorbeeld het geloof in God, gerechtvaardigd kunnen worden. Dat we nooit sluitend kunnen bewijzen of God wel of niet bestaat doet daar geen afbreuk aan. Heel veel mensen denken dat je een beetje raar, een beetje vreemd, misschien wel een beetje dom bent als je in God gelooft. Door goede, rationele argumenten daarvoor te geven, kan geloof als een redelijke optie worden gezien, in plaats van te worden weggezet als dom, irrationeel en onzinnig. Voor gelovigen is het ook belangrijk dat hun geloof redelijk is. En filosofisch gezien wekt er niets zoveel verwondering op als de vraag naar de grondslag van het bestaan.’
Tekst loopt door onder afbeelding
U hebt al eerder godsargumenten ontwikkeld, waarvan een de internationale pers haalde. Toch hebt u nu weer nieuwe argumenten ontwikkeld. Zijn die argumenten beter?
‘Ik ben erg te spreken over het semantisch argument in mijn nieuwe boek, dat is misschien wel mijn beste tot nu toe. Dat gaat als volgt. De enige wereld die wij ervaren en waarover we kunnen denken is de wereld zoals die door ons wordt geïnterpreteerd: de wereld-voor-ons. De wereld-voor-ons is gestructureerd door taal. Dat betekent dat taalanalyse inzicht kan bieden in de structuur van de wereld-voor-ons: taalanalyse is metafysica.
Even tussendoor… Meer lezen over het (niet) bestaan van God? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
In het semantisch argument kijk ik naar taal en hoe de betekenis van woorden samenhangt met de verwijzing van woorden. Vervolgens toon ik stapsgewijs aan dat er geen universele eigenschappen bestaan. Dan denk je misschien: so what? Maar als er werkelijk geen universele eigenschappen zijn, dan is de eigenschap “materieel zijn” ook niet universeel. Dan moeten er dus immateriële, niet-stoffelijke objecten zijn. Zo kun je doorgaan: je krijgt noodzakelijke objecten, je krijgt oneindige objecten, je krijgt vrije objecten – de vrije wil komt terug. Je krijgt in feite een klassiek wereldbeeld, zoals we het altijd al gekend hebben. Een wereldbeeld waarin God bestaat. Om dit argument te weerleggen moet je ontkennen dat taal betekenis heeft. Je moet een betekenis-nihilist worden.’
Dit argument berust, net als uw andere godsargumenten, op logica en de rede. Maar is bij geloof niet meer dan enkel rationaliteit van belang?
‘Zeker. De rede kan nooit het enige criterium zijn waarop je religie beoordeelt, omdat religie een existentiële kwestie is. Existentieel denken is naast redelijk altijd ook waarderend en voelend.
Religie is een bril waardoor je de wereld interpreteert, oftewel een wereldbeeld. Ieder mens heeft een wereldbeeld, gelovigen en niet-gelovigen. Je wereldbeeld helpt je om de werkelijkheid te begrijpen en betekenis te geven. Het heeft betrekking op het hele menselijke bestaan – op het rationele deel ervan, maar ook op onze waarden, op wat we belangrijk vinden. Een wereldbeeld biedt bijvoorbeeld een visie op hoe “het goede leven” eruit zou moeten zien. Het heeft ook een gevoelsmatige dimensie, een stemming tegenover het leven: vertrouwen of wantrouwen, positief of negatief. Deze drie dimensies – het retorische trio logos, ethos en pathos – vormen een geheel. Een wereldbeeld moet daarom als geheel worden beoordeeld, niet alleen op basis van de rationele dimensie.’
Hoe doe je dat?
‘Door te kijken of het wereldbeeld doet wat het behoort te doen, namelijk leidraden bieden voor het leven. Daarvoor hebben we een breder, inclusiever model van rationaliteit nodig, waarin naast rede ook waarden en gevoel erkend worden. Is het wereldbeeld plausibel? Kan het mijn ervaringen, waaronder wetenschappelijke bevindingen, verklaren? Maar ook: biedt het antwoorden op de grote, existentiële vragen in het leven? Ook moet het wereldbeeld ons kunnen inspireren op gevoelsmatig niveau. Op deze manier zijn wereldbeelden te vergelijken en te beoordelen, en zie je dat het heel redelijk is om een religieus wereldbeeld aan te hangen.’
Bent u zelf ook via redelijke argumenten tot uw geloof gekomen?
‘Nee, op een andere manier. Maar ik denk dat het voor de mensen interessanter is om over filosofie te lezen dan over het geloof van Emanuel Rutten.’
Datgene waarboven niets groters gedacht kan worden
Emanuel Rutten
Kok Boekencentrum
192 blz.
€ 18,99