Nog eenmaal doet het volle lichaamsgewicht van de kosterszoon de klok beieren. Hij glimlacht naar zijn vriend Karl, toekomstig burgemeester van de stad, die aandachtig toekijkt. Dan laat Martin Heidegger het touw vieren. Samen met Karl loopt hij de Sint-Maartenkerk uit, het drukke plein van het Zuid-Duitse Meßkirch op. Het is 1902. Nog een jaar zet de onbezorgde jeugd van de 13-jarige Martin zich voort. Dan zal hij verhuizen naar het seminarie van Konstanz en daar verder studeren. Want zijn prestaties op de volks- en burgerschool vallen op en hij krijgt alvast privéles in Latijn.
Oerwetenschap
Martin Heidegger groeit op in een door en door katholiek milieu, maar het liberale humanisme op het gymnasium in Konstanz beïnvloedt hem. Als hij door zijn belangstelling voor een vrouw wordt overgeplaatst naar het seminarie in Freiburg, wordt die invloed nog vergroot. Hij verslindt Hölderlin, Dostojewski en Gogol. Stiekem leest hij Descartes en Kant. Na zijn eindexamen in 1909 is Heidegger twee weken novice bij de jezuïeten in het Oostenrijkse Feldkirch. Hij haakt af wegens ‘hartkloppingen’. De filosoof in wording voelt geen roeping tot het priesterschap. Zijn studie theologie breekt hij drie jaar later af om natuurwetenschap en wiskunde te gaan studeren, eveneens in Freiburg.
Toch verdedigt Heidegger dan nog trouw het katholicisme tegen moderne liberale, socialistische en atheïstische denkbeelden. Elk zijnde heeft volgens hem zijn eigen plaats in de onveranderlijke orde van Gods schepping, het eerste gebied van de werkelijkheid. Het tweede werkelijkheidsgebied omvat de waarheid, te ontdekken door de menselijke geest. In het derde gebied heersen vrijheid en zedelijkheid. Hij wil zijn ideeën verder uitwerken, begint aan een studie filosofie en promoveert in 1913.
Als een jaar later de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, meldt Heidegger zich bij het Duitse leger. Weer breken hartkloppingen hem op. Hernieuwde pogingen blijken eveneens van korte duur. Een post als meteoroloog vormt de afsluiting van zijn militaire carrière. Die valt samen met het einde van een oorlog vol verschrikkingen, waarna velen gedesoriënteerd achterblijven. Wat nu? Heidegger weet het wel. Filosofen moeten zich als waarlijk geestelijke mensen om de opvoeding van het Duitse volk bekommeren. Alleen wanneer we weten wat filosofie is of zou moeten zijn, kunnen we weten wat de mens is of zou moeten zijn. Zo begint zijn zoektocht naar het wezen van de filosofie. En die ziet hij graag gesteund door hervormingen op de universiteit en een eerherstel voor het vak. Hij is dan in Freiburg inmiddels assistent van hoogleraar Edmund Husserl, vader van de fenomenologie. In die tijd heerst het psychologisme. Voorstanders menen dat psychologie de wetenschap is van het denken. En met natuurwetenschappelijke methoden kan dat begrijpen en oordelen onderzocht worden. Psychologen bezetten daarom regelmatig filosofische leerstoelen. Tegenstanders betogen echter dat de activiteit van het denken, zoals het vellen van een oordeel, iets anders is dan de inhoud ervan. De handeling is voer voor de psychologie. De inhoud is eeuwig, staat buiten ruimte en tijd, en behoort tot het terrein van de filosofie. Daarom dient volgens Heidegger de filosofie als ‘oerwetenschap’ centraal te staan, zowel aan de universiteit als in het dagelijks leven.
Tekst loopt door onder afbeelding
Skipak
Elfride Petri volgt Heidegger op zijn eigenzinnige denkweg. Ze studeerde economie en bezocht uit interesse filosofiecolleges bij hem. De twee raken verliefd en trouwen in 1917. Kolonelsdochter Elfride Petri komt uit een bourgeoismilieu en is etentjes, feestjes en reizen gewend. Met medestudenten staat ze regelmatig op de latten in het Zwarte Woud. Ze weet haar enthousiasme voor de skisport over te dragen op Heidegger en met geld van haar ouders laat ze een skihut bouwen. De Hütte in Todtnauberg zal een belangrijke spil in hun leven blijken. Dan wordt Heidegger benoemd tot hoogleraar aan de universiteit van Marburg. Het is een kans om op zijn eigen manier de filosofie nieuw leven in te blazen. Studenten hangen aan zijn lippen. Onder hen de getalenteerde Hans-Georg Gadamer, Karl Löwith en Hannah Arendt, met wie hij een affaire krijgt. De jonge professor geeft zijn colleges ’s winters vaak in skipak. Die beginnen dan om zeven uur in de ochtend, zodat hij daarna direct door kan naar Todtnauberg. ‘Jongens, we gaan vanmiddag skiën,’ laat hij zijn studenten regelmatig weten. Ze zijn van harte welkom in de Hütte.
Heideggers stijl valt niet bij iedereen in de smaak, maar de jongeren zien in hem een existentialist avant la lettre. Een schilder ontwerpt een pak voor de professor, waarin hij volgens Gadamer sprekend lijkt op een boer uit het Zwarte Woud.
Na publicatie van zijn grote werk Sein und Zeit in 1927 is het gedaan met de gezellige onderonsjes. Heidegger is wereldberoemd en geeft werkcolleges voor meer dan 150 studenten. Maar hij zal zich nooit helemaal thuis voelen bij zijn elitaire collega’s en altijd behoefte houden aan contact met studenten. Wat houdt ze bezig, volgen ze mijn gedachtegang nog, vraagt hij zich af. Ook denkt hij na over de toegankelijkheid van zijn werk voor mensen buiten de academische wereld. Zeker wanneer hij na de Tweede Wereldoorlog geen colleges meer mag geven vanwege zijn nazi-sympathieën. Dan zoekt Heidegger een nieuw publiek in culturele kringen. Zo treedt hij op voor een kunstacademie in München en een Breemse sociëteit voor rijke havenbaronnen. Hij is een begenadigde en populaire spreker. Met feilloze intonatie en timing neemt hij het publiek mee in zijn denkwereld. Zijn zoon Jörg zal later vertellen: ‘Als ik mijn vader zag voordragen, kon ik hem volgen. Maar als ik zijn tekst teruglas, begreep ik er niets meer van.’
Leermeesters
Hoe je een goede universiteitsprofessor bent, kijkt Heidegger vooral af van Heinrich Rickert. Voor de inhoud richt hij zijn aandacht op diens opvolger Husserl. Met hem bouwt hij een vriendschappelijke, vader-zoonachtige relatie op. Heidegger neemt zijn fenomenologische werkwijze over. Beide voorbeelden zijn redactielid van Logos, het tijdschrift waarin iedere filosoof die ertoe doet in de twintigste eeuw publiceert. Het is een bolwerk van antipsychologisme. Elke wetenschappelijke discipline heeft een bepaald perspectief op de wereld, zo redeneert men. De natuurwetenschap houdt zich bezig met beweging, ruimte en tijd, en de biologie met levend materiaal. Maar elke discipline werkt met aannames die ze niet zelf kan funderen. Wat natuurwetenschap inhoudt, is geen natuurwetenschappelijk probleem dat je in een laboratorium kunt onderzoeken. Daarover moet je nadenken – een filosofische taak bij uitstek. Husserl ontwikkelt daarvoor regionale ontologieën ofwel theorieën over het ‘zijn’ van de verschillende werkelijkheden. Heidegger gaat hiermee verder en komt zo uit bij filosofie als oerwetenschap.
Edmund Husserl, de eeuwige beginner
De aanname van verschillende werkelijkheidsgebieden past bij zijn katholieke achtergrond. De middeleeuwse christen had een metafysisch wereldbeeld. Achter de zichtbare werkelijkheid gingen realiteiten als een God en de ziel schuil. Zijn alledaagse leven was doordrenkt van dat transcendentiebesef. En juist die vorm van menselijke existentie ging volgens Heidegger in de moderne samenleving verloren. De mens moet zich bewust worden van wat ‘zijn’ en ‘leven’ betekent. Hij vraagt zich af hoe die dimensie weer een rol kan gaan spelen, zonder haar wetenschappelijk vast te pinnen als object met een definitie. Existeren is tenslotte een ongrijpbaar en persoonlijk proces van voortdurend ervaren, in wisselwerking met de wereld om ons heen. Als we een goed humeur hebben, kijken we anders naar de werkelijkheid dan wanneer we somber zijn. Heidegger vindt dat de wetenschap met haar theoretische inslag gefundeerd moet worden in het praktische leven van de mens. Die is zich van zichzelf en zijn omgeving bewust, hij existeert. Heidegger noemt dat Dasein of er-zijn. Via zijn bestudering van de middeleeuwse scholastiek stuit hij al snel op Aristoteles, die ervaring ook een belangrijke plaats toekent in zijn filosofie. De oude Griek vormt uiteindelijk een belangrijk ankerpunt in zijn werk.
Tekst loopt door onder afbeelding
Stormachtig
Zijn vrouw Elfride Petri organiseert het huishouden, doet de administratie en zorgt dat hij geen last heeft van zijn twee drukke zoons. Zij maakt, kortom, als echtgenote het werkzame leven van een professor mogelijk. Hij kan in alle rust denken, schrijven en voordragen. Toch hebben ze een turbulent huwelijk. Heidegger is een vrouwenjager en rijgt de ene affaire aan de andere. Zijn voordrachten door het land grijpt hij aan om vriendinnen te ontmoeten. Het leidt tot heftige ruzies en crises. Petri heeft vooral moeite met het intellectuele contact tussen hem en zijn maîtresses. Zij vervullen de rol die Petri in de eerste jaren van hun relatie had, toen ze meelas en met hem discussieerde over zijn werk. De verhouding met filosoof Hannah Arendt is voor haar daarom onverteerbaar, zo blijkt later uit een brief van Arendt aan haar man. Ondanks het feit dat die, wanneer Petri er in 1950 van hoort, al decennia achter de rug is. Wanneer de storm geluwd is, zet Arendt haar werkzaamheden voor Heidegger voort. Ze helpt hem met vertalingen voor de VS en later met zijn nalatenschap.
Ook inhoudelijk heeft Heideggers werk invloed op het gezinsleven. Hij loopt vast in zijn katholieke geloof. Het idee van God als onveranderlijke waarheid is hem te theoretisch. God blijkt een noodgreep die zijn vroege werk als systeem mogelijk maakte. Met een ‘levende geest’ probeerde hij verschillende werkelijkheden met elkaar te verbinden. Hij richt zich nu meer op de beleving en Aristoteles’ idee van de menselijke ziel als kern. Hierin ligt voor de mens het eenheidsmoment. Maar juist dan trekt de katholieke kerk de teugels aan. De paus bombardeert de middeleeuwse Thomas van Aquino tot maatstaf van gedegen kennis. Heidegger schrijft een brief aan de vriend en priester die hem en Petri trouwde, Engelbert Krebs. De visie van de paus is willekeurig en ahistorisch, zo laat hij Krebs weten. Want ook Thomas’ gedachtegoed is resultaat van een lange, historische ontwikkeling. Door dat in beton te gieten, is de scholastiek als bron voor de moderne tijd onbruikbaar geworden. Hij kan niet meer werken binnen de kaders die de katholieke kerk voorschrijft. Zijn eerstgeboren zoon Jörg zal hij daarom niet laten dopen.
Even tussendoor… Meer lezen over Heidegger en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Na Jörg wordt Hermann geboren. Voordat Petri Heidegger leerde kennen was ze verloofd met Friedel Caesar, die in 1914 als arts naar het front vertrok. Wanneer hij in 1919 terugkeert, blijkt Petri getrouwd en bevallen van Jörg. Ze gaan een avond samen naar het theater. Petri had twee kaarten voor haar en Heidegger, maar die liet het afweten vanwege werk of misschien wel een vriendin. Als ze die nacht bij Caesar thuis belandt, stelt ze hem voor een kind bij haar te verwekken. Hij stemt in, en nog diezelfde nacht vertelt ze het Heidegger. Die mag haar verlaten of blijven. Hij kiest voor Petri en zal Hermann opvoeden als zijn eigen zoon. Zij verbiedt de mannen het onderwerp ooit aan te snijden, maar Caesar ziet zijn zoon regelmatig. Hij neemt Hermann mee op kampeer- en skitochten. Hermann zelf verneemt het nieuws op zijn veertiende. Pas tien jaar geleden maakte hij het wereldkundig.
Elfride Petri krijgt na een beroerte van Heidegger uiteindelijk rust in haar huwelijk. Op een niet-verstuurde brief van hem aan haar schrijft ze later dat hun mooie tijd begon toen Martin niet meer kon weglopen. Vanaf dan is hij aan huis gekluisterd en vreest ze geen concurrentie meer. Ondanks hun gecompliceerde relatie draagt hij zijn verzameld werk aan haar op.
Gelatenheid
Zijn hoofdwerk Sein und Zeit schrijft hij in allerijl om aanspraak te maken op de leerstoel van Husserl in Freiburg. Die gaat in 1928 met emeritaat. Sein und Zeit is een traditioneel filosofisch geschrift, dat in elk geval voor academici vrij toegankelijk is. Heidegger probeert hierin een fundamentele, eeuwige ontologie of zijnsleer te ontwikkelen. Hij wil recht doen aan de ervaarbare, dynamische structuur van het Dasein of er-zijn. Uiteindelijk komt hij op het idee dat ook het zijn een eigen geschiedenis heeft en niet voor eeuwig vastligt. En dat a priori’s veronderstellingen zijn die passen in een bepaalde tijd.
Vanaf 1928 zoekt hij naar een metafysica van het Dasein, waarvoor hij te rade gaat bij de oude Grieken. In dat onderzoek ligt zijn enthousiasme voor het nationaal-socialisme besloten. Voor een nieuw Duits Dasein is een nieuwe Duitse staat nodig. Ook de Grieken zagen hun polis of stadstaat als voorwaarde voor de bloei van het mens-zijn. En het einde van de geschiedenis van de metafysica is volgens hem nabij. Door de moderne techniek en het calculerende denken in de samenleving blijft er weinig tijd en ruimte over voor bezinning. Het nihilistische tijdperk is aangebroken, want het zijn is in vergetelheid geraakt. De enige oplossing is het forceren van een doorbraak in een nieuwe ervaring van het zijn. Daaruit kan de Übermensch voortkomen. Heidegger wordt in 1933 door de senaat tot rector van de Freiburgse universiteit gekozen en hij sluit zich aan bij de NSDAP. Als hij een jaar later tot de conclusie komt dat zijn universiteitshervorming als fundering van de nieuwe staat alleen maar op onbegrip stuit, trekt hij zich teleurgesteld terug als rector. Heidegger geeft het idee van een nieuw mens-zijn op; dadendrang wordt gelatenheid. In die gelatenheid proberen we volgens hem het zijn vrij te laten, zodat het zich kan openbaren zoals het is. Alleen zo zien we onze beperkingen én de mogelijkheden van transcendentie. De filosofie kan zich uiteindelijk alleen aan haar bron laven: de verwondering.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog verbiedt de Franse militaire regering Heidegger colleges te geven vanwege zijn instemming met het nationaal-socialisme. Ook zijn antisemitische notities in correspondentie en de zogenoemde ‘zwarte schriftjes’ maken hem omstreden. In 1951 gaat hij officieel met pensioen, maar doceert dan weer. Filosofisch neemt hij afstand van het nationaal-socialisme, dat hij eind jaren dertig als de meest extreme en misdadige vorm van nihilisme bestempelt. Hij sterft in 1976 in Freiburg op 86-jarige leeftijd.
Heidegger werd gedreven door de ervaring van een zinvolle wereld. In de klokkentoren van de Sint-Maartenkerk in zijn geboortestad Meßkirch zag hij het silhouet van transcendentie. De verticaliteit benadrukte voor hem de mens die openstaat en opgaat in de rest van de wereld. Zonder transcendentie geen menselijke existentie.