Home Historisch profiel Lucretius, de poëtische atomist
De dood Historisch profiel Klassieke Oudheid Mens en natuur

Lucretius, de poëtische atomist

Alles bestaat uit deeltjes, zag de Romeinse dichter-filosoof Lucretius (ca. 99-55 v. Chr.).

Door Maarten Meester op 04 maart 2024

Lucretius On the nature of things De rerum natura illustratie op het frontispies van 'Of the nature of things' (1682), de Engelse vertaling van 'De rerum natura'

Alles bestaat uit deeltjes, zag de Romeinse dichter-filosoof Lucretius (ca. 99-55 v. Chr.).

FM3 Filosofie Magazine kun je voelen met je ogen
03-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Waanzinnig geworden door een liefdesdrank schrijft Titus Lucretius Carus De rerum natura (Leerdicht over de natuur). Daarna pleegt de Romeinse dichter-filosoof zelfmoord. Hij had het afrodisiacum van zijn vrouw gekregen omdat hij impotent was, voegt de negentiende-eeuwse dichter Alfred Tennyson nog aan de mythe toe.

Dit verhaal zegt misschien weinig over Lucretius zelf – van wie we niet veel meer weten dan dat hij leefde van ca. 99 tot 55 v.Chr. – maar vertelt wel veel over zijn werk: bijna twee millennia lang ging dat zo radicaal in tegen de gangbare opvattingen dat de auteur in een kwaad daglicht gesteld moest worden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De meeste Romeinen, en de christenen in hun kielzog, menen te leven in een door de goden (of God) doelmatig ge­ordend geheel. Die hogere machten zijn geobsedeerd door mensen. Ze volgen ons doen en laten tot in de kleinste details, zodat ze ons indien nodig in dit leven kunnen straffen met stormen en andere natuurverschijnselen en na onze dood de strafexpeditie voort kunnen zetten in de onderwereld (of de hel).

Onze aarde is slechts een van de vele mogelijke werelden

Lucretius daarentegen stelt dat alles is opgebouwd uit minuscule deeltjes die zonder doel door een verder lege ruimte bewegen. Omdat de ruimte oneindig is en het aantal deeltjes ontelbaar, is onze aarde slechts een van de vele mogelijke werelden. Ook het individu is slechts een van de ontelbare tijdelijke samenstellingen van deeltjes. Daarom, zo dicht Lucretius: moet je toch aannemen dat ook de geest verloren gaat en/ sneller en sneller vertrekt en oplost in atomen/ zo gauw als hij het menselijk lichaam heeft verlaten./ Want wanneer het lichaam, dat als een soort waterkruik dienstdoet,/ na één of andere forse dreun verslapt en door een/ ernstig bloedverlies de ziel niet vast kan houden,/ hoe kun je dan geloven dat de lucht, die heel wat/ poreuzer is dan ons lichaam, de ziel bijeen kan houden?

Omdat er niets van ons overblijft, hoeven we niet bang te zijn dat we na onze dood bestraft worden voor onze zonden. Bovendien: wie zou dat moeten doen? De goden leven volgens Lucretius op een veilige afstand in de Intermundia, de ruimte tussen de werelden. Zij bemoeien zich niet met aardse zaken. Wel stralen de goden omdat ze ook uit deeltjes bestaan een soort ‘evenbeelden’ uit. Die evenbeelden zijn zo klein dat we ze alleen kunnen opvangen als we slapen. Daarom leren wij in onze dromen van de goden hoe we gelukkig kunnen leven.

Wetenschap, ethiek en religie hangen samen voor Lucretius. Als we inzien dat wij net als alle dingen slechts een tijdelijke configuratie van deeltjes zijn, hoeven we niet bang te zijn voor de dood en de goden. Zo kunnen we de idealen van ­autarkia (onafhankelijkheid) en ataraxia (innerlijke rust) bereiken.

Woeste stroom

Een aantrekkelijke filosofie, ware het niet dat ze twee grote problemen heeft. Het eerste is al genoemd: ze gaat radicaal tegen de heersende opvattingen in. Om dat op te lossen maakt Lucretius gebruik van zijn poëtische gaven. De dichtkunst is de honing waarmee hij zijn onconventionele boodschap verteerbaar maakt: wanneer de artsen een kind het vieze wormkruid proberen/ te geven, smeren ze eerst de rand van de beker rondom/ in met een likje zoete goudgele honing/ zodat het kind, te jong om iets te vermoeden, verleid wordt/ tot aan de lippen en het bittere wormkruid opdrinkt.

Het tweede probleem lijkt erger: hoe bewijs je zonder hulpmiddelen zoals deeltjesversnellers dat alles uit kleine deeltjes bestaat? Om dat op te lossen beroept Lucretius zich op de autoriteit van klassieke Griekse filosofen en de redeneringen waarmee zij het bestaan van atomen aannemelijk maken. Hij volgt met name Epicurus (341-270 v.Chr.), die zich weer baseert op Leucippus (ca. 470-360 v.Chr.) en diens leerling Democritus (ca. 460-370 v.Chr.).

Zij verwerpen de gangbare antwoorden op de vraag uit welke elementen de kosmos is opgebouwd (water, lucht, aarde, vuur of een combinatie daarvan). Immers als je het bestaande opdeelt in steeds kleinere bestandsdelen moet je uiteindelijk op een deeltje uitkomen dat niet meer te delen valt (atomos betekent ‘ondeelbaar’). Vervolgens beredeneren ze dat het atoom ondoordringbaar is, onzichtbaar, onveranderlijk en onvernietigbaar en in onbeperkte mate aanwezig. Hoewel alle atomen uit dezelfde materie bestaan, verschillen ze in vorm, gewicht en grootte.

De dichtkunst is de honing waarmee Lucretius zijn boodschap verteerbaar maakt

Behalve door zich op eerdere verdedigers van de atoomleer te beroepen, maakt Lucretius zijn ideeën aannemelijk via de zintuigen. Dat lijkt kansloos: atomen vallen niet waar te nemen. Daarom redeneert de filosoof naar analogie met wat we wel kunnen waarnemen. We zien bijvoorbeeld hoe een kalme rivier door ‘zware regen verandert in een woeste stroom die alles wat in de weg staat mee[sleurt] in de golven’. We zien ook dat een storm net zo verwoestend kan werken als een rivier. Ergo: ‘De wind bestaat uit onzichtbare deeltjes omdat hij in zijn doen en laten duidelijk op de grote rivieren lijkt die wel gezien kunnen worden.’

Verder ‘ruiken we de verschillende geuren van dingen, maar toch zien we niet dat er iets naar onze neus komt’. Hetzelfde geldt voor stemmen horen en hitte en kou voelen. Dat kan alleen als onzichtbare deeltjes onze zintuigen prikkelen. We zien ook dat dingen slijten, wat impliceert dat er steeds kleine deeltjes vanaf gaan.

Maar wat als mensen zich niet lieten overtuigen door Lucretius’ argumenten? Hoe hield hij het vol te geloven in een leer die hem tot outcast maakte? Voor een klassieke filosoof was er altijd nog de optie van de roepende in de woestijn: je met een select gezelschap van mede-­gelovigen terugtrekken uit de wereld. Lucretius’ grote voorbeeld Epicurus deed dit: in zijn beroemde tuin cultiveerde hij met zijn discipelen zijn leer. In het Romeinse rijk bestonden soortgelijke gemeenschappen. Of Lucretius zelf deel uitmaakte van zo’n gemeenschap is onbekend.

Revolutie

Na Lucretius’ dood blijft de atoomtheorie een curiosum. Als het christendom terrein wint krijgt dat gedachtegoed het zelfs nog moeilijker. In navolging van het Hebreeuwse denken waaruit het voortkomt, ziet het christendom de kosmos als een door God geordend geheel ­waarin de mens een centrale plaats inneemt. ‘God zei: “Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heersen over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.”’ (Genesis 1:26).

Dat gaat uitstekend samen met de teleologie van Aristoteles (384-322 v.Chr.), die in de late Middeleeuwen veel gezag verwerft. De Griekse denker schrijft dat de planten waarmee dieren zich voeden wel omwille van de dieren moet bestaan ‘aangezien de natuur niets onvolledigs maakt, en niets er zomaar voor niets is’. Daaruit volgt ook de conclusie dat ‘de natuur alle dieren heeft gemaakt omwille van de mens’. Er is maar één zonnestelsel, het onze, waarin de andere planeten om de aarde draaien – en daarmee om de mens.

Het atomisme is de meest omvattende verklaring in de minste woorden

Dat het atomisme uiteindelijk toch weer aandacht krijgt, komt niet doordat er goede methoden voorhanden komen om het te bewijzen. De reden is de paradigmawisseling die plaatsvindt ten tijde van de renaissance en de wetenschappelijke revolutie. Lange tijd niet of nauwelijks beschikbare klassieke teksten – waaronder De rerum natura – duiken weer op, worden bestudeerd en vertaald in de volkstalen. Mede daardoor verdwijnt geleidelijk de vanzelfsprekendheid van het heersende christelijk-aristotelische denken. Omdat De rerum natura de meest volledige tekst over de atoomtheorie is en als leerdicht de best leesbare, speelt de tekst een grote rol in de paradigmawisseling.

Zo gaat de atoomtheorie goed samen met de stelling van Nicolaas Copernicus (1473-1543) dat de zon niet om de aarde draait, maar de aarde om de zon. De theorie gaat zelfs verder: het laat de mogelijkheid open dat ons zonnestelstel een van velen is. Giordano Bruno (1548-1600) werkt als eerste vroegmoderne filosoof de kosmologische implicaties van de atoomtheorie uit. Hij eindigt op de brandstapel, al veroordeelt de inquisitie hem niet primair om zijn atomisme. Michel de Montaigne (1533-1592), vader van het essay, blijft De rerum natura herlezen en maakt talloze opmerkingen in de kantlijn. Hij laat zich graag geruststellen door Lucretius: we hoeven niet bang te zijn voor de dood.

Deeltjesversnellers

Pierre Gassendi (1592-1655), wetenschapper en geestelijke, maakt de natuurwetenschappelijke implicaties van de atoomtheorie beter verteerbaar voor christenen. Ja, alles wat bestaat is opgebouwd uit atomen, maar God heeft die atomen geschapen en in beweging gezet. Robert Boyle (1627-1691) wil de atoomleer zelfs als ‘natuurlijke theologie’ verkopen. Maar ook dan blijft de leer controversieel. These papers are without fayle to be burn’t, noteert de natuurfilosoof (tevergeefs) boven zijn essay ‘Of the Atomicall Philosophy’. Isaac Newton (1643-1727) verwijst wel zonder schroom naar Lucretius als hij zijn wetten opstelt.

In de achttiende eeuw groeit de invloed van het atomisme. Immanuel Kant (1724-1804) laat zich bijvoorbeeld door De rerum natura beïnvloeden, in zijn leer over het sublieme, de kentheorie en de fysica. ‘Ik zal (…) niet ontkennen dat de theorie van Lucretius of van zijn voorgangers veel overeenkomsten heeft met de mijne,’ schrijft hij in zijn Allgemeine Naturgeschichte und Theorie des Himmels.

Vier jaar na Kants dood volgt het eerste harde bewijs voor de atoom­theorie, al blijft dat nog omstreden. John Dalton (1766-1844) gebruikt voor zijn experiment onder meer een eudiometer, een apparaat dat volumeverschillen in gassen meet. Later versterken andere wetenschappers Daltons ‘bewijs’ met bijvoorbeeld geigertellers en deeltjesversnellers.

Al neemt het atoommodel in complexiteit toe, de kern blijft volgens velen behouden. In 1963 schrijft de fysicus Richard Feynman (1918-1988): ‘Als bij een catastrofe alle wetenschappelijke kennis vernietigd zou worden en slechts één zin zou worden doorgegeven aan de volgende generatie wezens, welke verklaring zou dan de meeste informatie in de minste woorden bevatten? Ik geloof dat dit de atomaire hypothese is.’

Leerdicht over de Natuur, Lucretius - Gebonden - 9789463403245

Leerdicht over de natuur
Titus Lucretius Carus
vert. Marguerite Prakke
Damon
272 blz.
€ 29,90