Gianni Vattimo zag zichzelf als een katholieke, nihilistische, communistische homoseksueel. Een vat vol tegenstrijdigheden dus. Het leven van de Italiaanse filosoof (4 januari 1936 – 19 september 2023) is daarmee een perfecte belichaming van zijn eigen pluralistische filosofie. Vattimo probeert in zijn ‘zwakke denken’, zoals hij dat zelf noemt, verschillende perspectieven naast elkaar te laten bestaan – ook wanneer die elkaar tegenspreken en elkaars coherentie verzwakken.
Dat Vattimo opgroeit als katholiek zal weinigen verbazen. Het katholicisme is in 1936, zijn geboortejaar, de officiële staatsgodsdienst van Italië. Zijn moeder is naaister, zijn vader politieagent. In 1938, wanneer Vattimo nog geen twee jaar oud is, overlijdt zijn vader. Twee jaar later wordt het huis van de familie Vattimo bij een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog met de grond gelijk gemaakt.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Er bestaat geen objectieve realiteit buiten onze interpretaties
Ondanks – of misschien wel dankzij – deze ellende weet Vattimo zich als kind al op de twee zaken te richten die hem de rest van zijn professionele leven zullen bezighouden: schrijven en politiek. Hij is nog geen tien jaar oud of hij heeft al gedichten geschreven en zelfs een kleine roman over twee jongens die een modelvliegtuig bouwen. Een uitgever accepteert het boekje, maar het komt niet tot een publicatie doordat de uitgeverij niet veel later opgedoekt wordt.
Op de middelbare school begint Vattimo zich ook met politiek bezig te houden en wordt hij lid van de jeugdafdeling van de Katholieke Actie. Vooral door deze politieke bevlogenheid raakt hij ook geïnteresseerd in filosofie. Vattimo gaat filosofie studeren aan de Universiteit van Turijn bij Luigi Pareyson, een beroemde Italiaanse existentialist.
Studentenprotesten
Dankzij een stipendium kan Vattimo in Duitsland verder studeren bij Hans-Georg Gadamer. Daar vindt hij de drie denkers die de basis zullen vormen voor zijn filosofie en die hem het nihilisme doen omarmen. In de eerste plaats is dat Friedrich Nietzsche, die God dood verklaarde. Maar ook Martin Heidegger maakt grote indruk. Heidegger probeerde alles wat bestaat niet als iets statisch te beschrijven, maar als een voortdurend veranderend en ontwikkelend gebeuren. Ten slotte wordt Vattimo sterk beïnvloed door zijn leermeester Gadamer, die hem leert dat alle betekenis tot stand komt door interpretatie.
Op basis van deze drie denkers ontwikkelt Vattimo zijn eigen filosofie. Hij stelt dat de wereld nooit volledig begrepen kan worden door middel van vaste, universele concepten. In plaats daarvan moeten we volgens hem accepteren dat er geen objectieve, onafhankelijke realiteit buiten onze interpretaties bestaat. Onze kennis en interpretaties van de wereld zijn altijd gekleurd door onze historische en culturele context.
Vattimo keert zich tegen de metafysica, die hij een ‘sterk denken’ noemt, een denken in oorsprongen, fundamenten en eenduidige waarheden. Daartegenover plaatst hij een ‘zwak denken’, dat niet streeft naar een definitieve en tijdloze waarheid, maar dat accepteert dat alles voortdurend verandert. Vattimo benadrukt dat aanspraken op de waarheid tijdelijk zijn en in een bepaalde context plaatsvinden. Het zwakke denken houdt zich op in een tussengebied: de aanspraken van het ‘sterke denken’ worden op afstand gehouden, maar ze worden nog wel gehoord.
In chaos schuilt de hoop op verdere emancipatie
Maar zo ver is het denken van Vattimo tijdens zijn periode in Duitsland nog lang niet. Pas in de jaren tachtig begint hij over zijn eigen filosofie te publiceren. Voor die tijd verdiept hij zich in het werk van zijn drie leermeesters. Hij vertaalt Waarheid en methode, het hoofdwerk van Gadamer, in het Italiaans en schrijft boeken over Nietzsche en Heidegger.
Wanneer Vattimo in de jaren zestig aan de universiteit van zijn geboortestad Turijn doceert, breken er studentenprotesten uit. Hij vindt de demonstrerende studenten aanvankelijk maar bourgeois en ‘Amerikaans’, en voelt zich meer verwant met de politieagenten die de demonstraties uit elkaar moeten drijven. Maar als hij door maagklachten een paar maanden in het ziekenhuis moet doorbrengen, draait hij bij.
De afstand van het strijdtoneel, maar ook het lezen van radicaal-linkse denkers als Herbert Marcuse, geven hem een flinke duw naar links. Vattimo gaat het ziekenhuis in als een linkse katholiek en verlaat het ziekenhuis als een maoïst die zich verwant voelt met de opstandelingen. Wanneer deze opstanden in de jaren zeventig overgaan in terroristische acties verandert Vattimo weer van standpunt. Toch zal hij zichzelf zijn hele leven communist blijven noemen, maar wel een niet-dogmatische.
Massamedia
Het zwakke denken is voor Vattimo niet alleen een filosofisch project, maar ook een concrete realiteit, waar vooral de opkomst van de massamedia aan bijdraagt. De massamedia zorgen ervoor dat er plots verschillende perspectieven naast elkaar komen te staan. Hiervóór werd de geschiedenis vooral vanuit één standpunt verteld: het westerse. De westerse mens was zowel de verteller als het onderwerp. Deze geschiedenis was er bovendien een van vooruitgang; de westerse mens en maatschappij ontwikkelen zich in de loop van de geschiedenis alleen maar verder, waardoor alles steeds beter wordt. Maar doordat er in de massamedia nu ook andere perspectieven aan bod komen, wordt die eenduidige geschiedenis ondermijnd.
De massamedia tonen volgens Vattimo dat het een illusie is dat er één gezichtspunt is van waaruit alles begrepen kan worden. De geschiedenis is niets anders dan een verzameling projecties van het verleden vanuit verschillende gezichtspunten; vanuit verschillende klassen, genders en culturen. Het resultaat van al die naast elkaar bestaande standpunten is ‘de verzwakking van de realiteit’, waardoor die gaat wankelen.
Het is bijna niet voor te stellen dat Vattimo The transparent society, het boek waarin hij deze mediatheorie uit de doeken doet, al in 1992 schreef. Hij lijkt namelijk een beschrijving te geven van onze huidige tijd, met smartphones en sociale media. De realiteit die Vattimo toen beschreef is nu aan de hand: veel stemmen die door elkaar schreeuwen en het zwakker worden van autoriteit. Alleen zien wij die realiteit in tegenstelling tot Vattimo vaak juist als kwalijk. Wat Vattimo de ‘verzwakking van de realiteit’ noemt, noemen wij post-truth. Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommigen menen dat het postmodernisme de weg heeft geëffend voor leiders als Donald Trump of Vladimir Poetin, die weinig waarde lijken te hechten aan de waarheid.
Het is een illusie dat alles vanuit één standpunt begrepen kan worden
Het is de vraag of dit verwijt aan het adres van de postmodernen terecht is. Het is alsof de critici de weerman het slechte weer kwalijk nemen; postmoderne denkers hebben de toekomst simpelweg goed voorspeld. Al gaat het verwijt misschien wel op voor Vattimo: hij beschrijft de geschiedenis van het nihilisme niet alleen, hij omarmt het nihilisme ook. De massamedia maken de maatschappij volgens hem weliswaar chaotisch, maar in deze chaos ligt juist de hoop op verdere emancipatie.
Dat de geschiedenis eeuwenlang enkel vanuit westers perspectief is verteld, heeft verregaande gevolgen gehad. Dat het Westen zogenaamd een ‘hogere’ vorm van beschaving had bereikt, werd gebruikt als legitimatie om andere culturen te onderwerpen en uit te buiten. Maar ook binnen de westerse cultuur had de mythe van de universele geschiedenis een gewelddadige uitwerking. Alles wat niet binnen de dominante denkwijze paste werd onderdrukt. Door de stemmen van andere culturen te laten horen en door minderheden aan het woord te laten, worden de fundamenten onder deze totalitaire realiteit onderuitgehaald. Ook dat zien wij vandaag de dag gebeuren. Neem bijvoorbeeld de excuses voor het slavernijverleden door de Nederlandse overheid.
In een wereld waarin verschillende culturen, tradities en waarden met elkaar concurreren is het volgens Vattimo noodzakelijk om een politieke ethiek te ontwikkelen die ruimte biedt voor dialoog. Vattimo meent dat zwak denken kan bijdragen aan de totstandkoming van een democratie die gebaseerd is op tolerantie, openheid en respect voor de rechten van minderheden. Dat vereist een afwijzing van totalitaire ideologieën en een erkenning van de complexiteit en ambiguïteit van de politieke realiteit.
Die politieke praktijk kent Vattimo uit eigen ervaring. Hij is zijn hele leven actief in de politiek. In 1976 wordt hij kandidaat voor Fuori (acroniem voor Italiaans Revolutionair Homoseksueel Unitair Front). Via Fuori komt hij bij de Radicale Partij terecht. Hij zit zelfs een tijd in het Europees Parlement voor de Democraten van Links en later wordt hij lid van de communistische partij van Italië.
Eros
In 1996 verrast de antimetafysische filosoof vriend en vijand met het boek Ik geloof dat ik geloof, waarin hij uitlegt waarom hij is teruggekeerd tot de Katholieke Kerk. Toch is deze wending bij nader inzien niet zo verbazingwekkend. Als er werkelijk geen fundamenten zijn en als God dood is, zoals Nietzsche schreef, dan is alles geoorloofd. En dan is het dus ook geoorloofd om naar het geloof terug te keren. Als er geen fundamenten en principes zijn waarop je je leven kunt bouwen, dan val je al gauw terug op tradities. In Vattimo’s geval is dat de katholieke traditie uit zijn jeugd.
Vattimo zal in Turijn na zijn vele tegenstrijdige filosofische en politieke avonturen als ‘katholieke jongen’ sterven. In een interview uit 2013 in Filosofie Magazine verwoordde hij het zo: ‘Ik besta niet als iemand die gewoon doorgaat zoals hij is. Dat is wat Freud Thanatos noemt – de doodsdrift, die verhindert dat er iets verandert. Maar ik ben Thanatos niet. Ik ben Eros. Ik houd van verandering. Ik houd er ook van om telkens een nieuwe minnaar te vinden. Dat lukt alleen niet meer, nu ik oud ben. Ach… Ja, dat vind ik jammer.’