Toen David Van Reybrouck (1971) werd gevraagd om Denker der Nederlanden te worden, belde hij eerst met drie van zijn voorgangers. ‘Ik doe graag aan oral history, oftewel rondvragen bij mensen die het kunnen weten. Of je dat nu doet met kindsoldaten in Oost-Congo, hoogbejaarde Javanen of Denkers der Nederlanden maakt in dat opzicht niet uit.’
Van Reybrouck doelt op zijn twee boeken over kolonialisme: Congo. Een geschiedenis (2010) en Revolusi. Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld (2020). Voor elk van de boeken legde hij honderden interviews af met de laatste ooggetuigen van de onafhankelijksstrijd van respectievelijk Congo en Indonesië. Met Congo brak hij nationaal en internationaal door; het won twintig prijzen en kreeg een dozijn vertalingen. Geen wonder dat Van Reybrouck vaak als ‘cultuurhistoricus en schrijver’ wordt aangeduid. Maar hij studeerde archeologie en filosofie. ‘Bij die combinatie denk je natuurlijk al snel aan de metafoor van het graven, naar iets wat verborgen ligt. Om met Heidegger te spreken: naar het verborgene wat ontsloten wordt.’ Hij begon met archeologie, en deed daar later filosofie als nevenstudie bij. ‘Naast die potscherven en overblijfselen van standbeelden wilde ik de reflectie verdiepen. Al blijf ik ook altijd een archeoloog: ik denk met mijn handen.’ Dat tastbare spreekt hem aan. ‘Ik ben een praktische denker; ik wil dat denken aantoonbare gevolgen heeft in de wereld.’
Dat zie je terug in bijvoorbeeld Van Reybroucks denken over democratie, een van zijn hoofdthema’s. Hij pleit voor democratische vernieuwing, waarbij burgers meer zeggenschap krijgen bij de besluitvorming. Dat resulteerde in de G1000, een nationale burgertop – in 2011 opgericht door Van Reybrouck – die door middel van loting duizend ‘gewone’ Belgen laat overleggen over thema’s als welvaart, ongelijkheid en migratie.
Verdenken
En nu is Van Reybrouck dus Denker der Nederlanden (DdN). Vanaf april 2025 draagt hij de eretitel die elke twee jaar wordt verleend aan een gerenommeerd denker. Alhoewel: zijn voorgangers werden nog aangeduid als ‘Denker des Vaderlands’, maar de titel van de Denker, Dichter, Theoloog en andere ‘des Vaderlandsen’ is onlangs veranderd in het modernere en inclusievere ‘der Nederlanden’.
Wat gaat Van Reybrouck doen als DdN? Heeft hij een thema gekozen voor de komende twee jaar? ‘Ja, en dat begon eigenlijk als een grapje,’ zegt Van Reybrouck, zittend in zijn Brusselse appartement, waar hij groene thee en kokosmakronen serveert. ‘Ik had gezien welke thema’s mijn voorgangers hadden gekozen. Daarbij werd veel gevarieerd op het thema denken.’ Zo maakte Hans Achterhuis zich hard voor ‘tegendenken’, bepleitte Marli Huijer ‘tussendenken’ en stelde Daan Roovers ‘publiek denken’ centraal. Lachend: ‘Toen zei ik: misschien kan ik me richten op verdenken.’ Maar de term bleef hangen. ‘Verdenken verwijst naar een soort achterdocht, wat eigenlijk de basis is van elke filosofische houding. Durven kritiek hebben, durven twijfelen, ook aan jezelf – je standpunt bijstellen is geen teken van zwakte, maar van kracht. En je kunt de term ook anders uitspreken: vérdenken, ver denken. Onze aandacht wordt in het heden gezogen, maar ik vind het ook van belang om vanuit het verre verleden naar de verre toekomst te kijken.’
‘Onze toekomst ligt nooit vast, het kan altijd ook anders’
Zowel het verre verleden als de verre toekomst zijn onlosmakelijk verbonden met Van Reybroucks denken. Hij promoveerde in de prehistorische archeologie. En hij bekommert zich zeer om de verstoring van onze planeet. Eerst eens die prehistorische archeologie – waarom is die van belang? ‘Omdat je dan automatisch naar de verhouding tussen mens en natuur kijkt. Klimaat en ecologie vormen de basis. Maar er zit iets heel primitiefs in ons denken over “primitieve” mensen, alsof alles wat ze deden slechts mechanische reflexen zouden zijn, en het pas echt interessant werd toen mensen vierduizend jaar geleden het schrift ontwikkelden. Dat is een veel te beperkte kijk. We hebben eigenlijk al tweehonderdduizend jaar moderne mensen. Hoe die zich ontwikkeld hebben lag niet vast. Ze hadden dingen ook anders kunnen aanpakken, bijvoorbeeld door niet op landbouw over te stappen. Prehistorische gemeenschappen plooiden zich niet zomaar naar de wetten van de natuur, nee, mensen maakten bewuste keuzes, net zoals we doen in onze huidige gemeenschappen. Het had allemaal ook anders gekund, en dat kan het nog steeds. Het toont…’ Van Reybrouck twijfelt even over zijn woordkeuze. ‘Agency is zo’n draak van een woord. Het toont… een vrijheid van initiatief, een autonomie, het gaan staan voor het eigen handelen.’
Die vrijheid kunnen we ook goed gebruiken voor de verre toekomst. ‘En dan heb ik het niet alleen over het klimaatvraagstuk.’ Hij springt op om zijn laptop te pakken en klapt die open. Hij pakt het manuscript erbij van het essay dat uitkomt ter ere van zijn benoeming als DdN, getiteld De wereld en de aarde. Hoe houden we het veilig? ‘Het is een pleidooi voor planetair denken,’ zegt hij al scrollend. ‘Ah hier, kijk.’ Hij toont een afbeelding van de planeet Aarde met daaromheen negen vlakken als een taartdiagram, de meeste dieprood gekleurd. ‘Dit zijn de negen planetaire grenzen, oftewel de domeinen die betrekking hebben op de ontwrichting van de aarde, en hoe ver die grenzen al overschreden zijn. Het klimaat is daar maar één van. Zo heb je ook de ozonlaag, dat probleem hebben we weten op te lossen, de biosfeerintegriteit, dat gaat vooral over biodiversiteit en ecologische systemen, ons zoetwatergebruik, ons landgebruik en de novel entities, het domein dat al het verst in het rood staat, maar waar het minst aandacht voor is – dat gaat over forever chemicals, zoals PFAS, die in de bodem en ons lichaam zitten, en microplastics die je op Himalaya en de oceaanbodem aantreft. Planetair denken gaat dus niet alleen over de bijtjes en de bloemetjes. Het gaat over het grootste veiligheids- en gezondheidsvraagstuk van onze tijd: hoe houden we de planeet bewoonbaar?’
Tekst loopt door onder afbeelding

Wereld en aarde
In het essay maakt Van Reybrouck onderscheid tussen ‘wereld’ en ‘aarde’. ‘Twee woorden die we voortdurend door elkaar haspelen. Dat verklaart voor een deel waarom we niet opschieten met het oplossen van een aantal grote planetaire uitdagingen; we gaan de problemen van de aarde te lijf alsof het problemen van de wereld zijn. Met de aarde bedoel ik de fysieke aarde, met de wereld de mensenwereld. De planeet bestaat al heel lang en gaat nog lang bestaan. Maar ons denken is niet planetair genoeg, we reduceren politiek tot de mensenpolitiek, tot de mensenwereld.’
Een denker die Van Reybrouck inspireerde bij het nadenken hierover is de socioloog en filosoof Bruno Latour (1947-2022). In de jaren negentig volgde hij college bij hem in Parijs, maar pas later werd hij echt gegrepen door zijn gedachtegoed. ‘Latour zegt in zijn boek Wij zijn nooit modern geweest: we hebben vanaf de vijftiende, zestiende eeuw gedacht dat we een scheiding konden aanbrengen tussen cultuur en natuur, mens en dier, binnenwereld en buitenwereld. Maar dat klopt niet, dat hebben we helemaal niet gedaan. Hij verwijst onder andere naar onderzoek waarbij zendertjes op de rug van sternen werden geplaatst, en laat zien dat we vanuit de bedoeling om de natuur te beschermen juist een verstrengeling tussen mens, dier, natuur en cultuur hebben georganiseerd. Net zoals nu met wereld en aarde. Wat mij ook in hem aanspreekt: hij komt niet vanuit de ecologische hoek, maar denkt vanuit totaal andere achtergronden – wetenschapsfilosofie, technologie, politieke filosofie, economie – na over ecologische vraagstukken. Dat doe ik zelf ook; het zou problematisch zijn als de grote uitdaging van de planeet alleen zou worden behartigd door de groene jongens.’
Ramen openzetten
Het is geen materie om vrolijk van te worden. Maar dat is juist een reden om erover na te denken, vindt Van Reybrouck. ‘Als Denker der Nederlanden, of denker waar dan ook, heb je de taak om ramen open te zetten, ook voor jezelf. Op het moment dat de omgeving amechtig begint te voelen, als de zuurstofnood dreigt, is het goed om een stap naar achteren te zetten en te zien dat we niet verplicht zijn tot deze ruimte. We zijn niet verplicht om ons tot in lengte van dagen op te houden in de structuren waarin we nu zitten. Wat gold voor de prehistorie geldt ook voor het heden: het kan altijd ook anders, onze toekomst ligt niet vast. Er zijn manieren om ramen open te zetten. Sterker nog, als we onze krachten verenigen, kunnen we zelfs de deur open krijgen.’
In deze overtuiging klinkt ook zijn denken over democratie door. In zijn essays Pleidooi voor populisme (2011) en Tegen verkiezingen (2013) betoogt Van Reybrouck dat democratie meer kan zijn dan de manier waarop we het nu doen. In beide werken is een filosofische grondhouding te ontwaren: bevraag alles. En: zoals we de boel nu georganiseerd hebben, is ook maar een construct. ‘We proberen al 25 eeuwen aan democratie te doen, maar pas de laatste twee eeuwen doen we dat met verkiezingen. Hoe komt het dan dat we tegenwoordig democratie gelijkstellen aan verkiezingen? Dat is nogal een inperking, en daar zijn we heel stellig in. De Atheense democratie kende zevenduizend publieke functies op een bevolking van zo’n zeventigduizend mensen. Slechts honderd waren gekozen, de rest was geloot. Aristoteles schrijft: als je een oligarchie wil, organiseer verkiezingen; als je een democratie wil, organiseer loting. We zien de Atheense democratie vaak als bakermat voor de onze, maar die zat dus heel anders in elkaar. Als we die als voorbeeld willen nemen, kunnen we de boel beter anders organiseren.’
‘We denken heel primitief over wat we primitieve mensen noemen’
Op soortgelijke wijze kunnen we planetaire vraagstukken beter anders aanpakken, vindt Van Reybrouck. ‘We hoeven ons niet vast te ketenen aan de diplomatieke modellen die we nu hebben. De Verenigde Naties zijn bedacht om na de Tweede Wereldoorlog de wereldvrede te beschermen, niet om planetaire uitdagingen op te lossen. Waarom zouden we met oude tools uit 1945 de uitdagingen van 2025 te lijf gaan?’
Het denken van Van Reybrouck is dusdanig ruimdenkend dat het soms wat rebels voelt. ‘Als ik het gevoel heb dat iets niet klopt, probeer ik dat te benoemen, en me ook af te zetten tegen mijn eigen aannames. Voelen is soms een snelle manier van denken, alleen heb je er nog geen woorden voor. Pleidooi voor populisme heeft me bevrijd van sociaal wenselijk denken. Het was een stap om te zeggen dat we niet minder, maar beter populisme nodig hebben. Praktisch opgeleiden zijn een demografische meerderheid die is teruggebracht tot een democratische minderheid. Populisme is niet per se een gevaar voor de democratie, het verwoordt een verlangen naar politieke betrokkenheid van een groep die zich vaak vernederd voelt door de elite. We doen er goed aan de populistische kiezer niet te verwarren met de populistische leider. Daarom heb ik ook de G1000 opgericht. Het gaat erom iedereen aan het woord te laten en te laten meetellen.’
Koffiehuizen
Mensen aan het woord laten en laten meetellen – daarin echoot het gedachtegoed van een andere inspirator van Van Reybrouck: Jürgen Habermas (1929). De Duitse filosoof en socioloog is van grote invloed op het idee van deliberatieve democratie: een vorm van publieke besluitvorming waarin de uitwisseling van argumenten tussen burgers centraal staat. ‘Habermas laat zien dat in het moderne Europa de publieke ruimte ontstaat. In de middeleeuwen had je duidelijke top-downverhoudingen: de koning heeft de macht en de heraut rijdt op zijn paard naar het marktplein om van een perkamentrol voor te lezen wat de soeverein heeft besloten. Habermas beschrijft de opkomst van koffiehuizen in de achttiende eeuw, waar de kranten liggen en mensen met elkaar praten en discussiëren. Je krijgt een soort tegenmacht: tussen de soeverein en de massa ontstaat een tussenlaag, de burgerij. Die openbare discussie over wat de beste gang van zaken is, is essentieel voor democratie. Habermas is dé denker van naoorlogs Duitsland en heeft gezien hoe fascisme een terugkeer is geweest naar een ouder model, waarin die kritische tussenlaag en de brede publieke debatten werden weggevaagd. We moeten de publieke ruimte zo organiseren, zegt hij, dat die onze democratie optimaal kan vormgeven. En leven in een democratie betekent: deelnemen aan de publieke sfeer, een actieve betrokkenheid bij hoe het beleid tot stand komt. Wat dat betreft gaat hij verder op het denken van Hannah Arendt, die hamerde op het belang van actieve participatie.’
Het volk wordt vaak onderschat, meent Van Reybrouck. ‘Als het over klimaatbeleid gaat, is er bij politici de heilige schrik voor gele hesjes of boze boeren. De bevolking wil het niet, is dan het argument. Maar misschien wil de bevolking wel meedoen met het klimaatbeleid, maar heeft ze er gewoon een bloedhekel aan dat alles van bovenaf wordt opgelegd, door een elite die vrij goed voor zichzelf gezorgd heeft, en na veertig jaar economisch bewind de koopkracht van de massa nauwelijks heeft doen toenemen, maar wel voor een hyperverrijking van de bovenste laag heeft gezorgd. Weet je wat uit burgerberaden blijkt? Dat burgers veel ambitieuzer en coherenter zijn met klimaatmaatregelen dan dat de politiek aandurft. De burgers zeggen eigenlijk: help ons de deksel op de koekjestrommel te doen, anders blijven we graaien. En de politiek zegt: oei, we kunnen de koekjestrommel niet dichtdoen, want dan worden ze heel kwaad.’
Poëzie
Van Reybrouck schrijft niet alleen non-fictie, maar ook proza, toneel en poëzie. Hoe verhouden die vertelvormen zich tot de rest van zijn werk? ‘Als denkers helpen om een raam te ontdekken in een ruimte die we gesloten achten, dan helpen dichters om nog een ander raam open te zetten. Ik heb de poëzie nodig om frisse lucht binnen te laten. Mijn denken kan misschien een aantal mensen helpen om ideeën te ontwikkelen waar ze nog niet eerder aan gedacht hebben. Maar ik heb zelf ook behoefte aan frisse lucht. In de poëzie stuit ik op beelden die ik al denkende nooit had kunnen bedenken. Misschien is poëzie wel het verste denken.’
De wereld en de aarde. Hoe houden we het veilig?
David Van Reybrouck
De Bezige Bij
80 blz.
€ 16,99