Home Marli Huijer, nieuwe Denker des Vaderlands

Marli Huijer, nieuwe Denker des Vaderlands

Door Alexandra van Ditmars op 26 maart 2015

Cover van 04-2015
04-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Marli Huijer is de nieuwe Denker des Vaderlands. Wat is haar filosofische programma? Ze wil de studeerkamer verlaten om te kunnen ‘tussendenken’.

Marli Huijer is bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, lector aan de Haagse Hogeschool en publiceerde de afgelopen jaren een reeks toegankelijke filosofische boeken, onder andere over tijd, discipline en de invloed die technologie op ons leven heeft. Toch dacht zij vroeger geen filosoof, maar arts te worden. ‘Mijn studie filosofie berust op een toevalligheid. Net toen ik klaar was met de huisartsenopleiding, besloot de Nederlandse overheid dat je niet langer zomaar als zelfstandig werkend huisarts aan de slag mocht. Via een vriendin kwam ik toen bij de studie filosofie terecht.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De studie geneeskunde – waarin niet het eigen ego, maar de ander voorop staat – is nog steeds terug te zien in Huijers filosofie. Waar haar voorgangers Hans Achterhuis en René Gude respectievelijk wilden ‘tegendenken’ en ‘meedenken’, zet Huijer zich namelijk in voor ‘tussendenken’. 
 
Wat houdt ‘tussendenken’ in? 
‘Er zijn twee verschillende vormen van tussendenken. Bij de ene vorm denk je na over de rol van jezelf te midden van allerlei actoren in de wereld, zoals andere mensen, culturen en klassen. Je richt je hierbij op wat er speelt in de wereld en laat je voeden door je omgeving. Ik vind het belangrijk om tussen de mensen en dingen te staan en vanuit de actualiteit te denken, in plaats van steeds in de studeerkamer te zitten. De andere vorm van tussendenken richt zich op het denken over het tussen – hoe wordt de ruimte en tijd tussen al deze mensen en dingen vormgegeven? Wanneer er iets gebeurt in de wereld, zoals de aanslag in Parijs, focussen we ons vaak op hoe onveilig en chaotisch alles is. Ik wil dit omkeren als filosoof. Er zijn zoveel ordenende mechanismen die ervoor zorgen dat wij ons thuis voelen in de wereld en op een prettige manier met elkaar samenleven.’ 
 
Kunt u daar een voorbeeld van geven?
‘Wanneer je ’s nachts alleen naar huis fietst en je daar ongemakkelijk bij voelt, verdwijnt dat gevoel meestal zodra je je eigen straat in fietst. Dat komt doordat je precies weet welke buren tot laat wakker zijn, of waar je het best naar toe kunt rennen als je wordt aangevallen. In een bekende omgeving of bij mensen die we kennen, voelen we ons doorgaans veiliger. Wanneer je ergens binnenkomt waar je niemand kent, kan het dan ook wonderen doen om een praatje met iemand te maken – je voelt je direct prettiger in de groep. Op die manier zorgen veel kleine mechanismen ervoor dat er een gemeenschappelijkheid is die je ook weerbaar maakt.’ 
 
Bij dit tussendenken vormt de filosoof Hannah Arendt (1906-1975) een inspiratiebron voor Huijer. Arendt schrijft over inter-esse, het tussenzijn, waarbij niet het individu, maar de relatie tot anderen centraal staat. De publieke ruimte bestaat volgens Arendt niet op zichzelf, maar komt tot stand wanneer mensen met elkaar in contact treden. Huijer: ‘Arendt spreekt over new beginnings, we moeten steeds opnieuw de publieke ruimte vormgeven door samen te denken, spreken en handelen. Bij tussendenken moet je dus niet enkel aandacht besteden aan de bestaande ordeningen.’ Zo betekent het feit dat Europa al decennialang relatief weinig oorlog heeft niet dat we dat als louter gegeven kunnen accepteren; we moeten ons realiseren dat het mogelijk is dat er om wat voor reden dan ook weer oorlog uitbreekt. ‘Vreedzaam samenleven vraagt continu onderhoud, we moeten telkens de publieke ordeningen op zo’n manier vormgeven, dat de kwaliteit van ons leven behouden blijft of verbetert.’
 
Huijer wil wel een aanvulling op het denken van Arendt doen: ‘Haar idee dat onze autonomie het resultaat is van de relatie die wij met andere mensen hebben, zou ik breder willen trekken – het is niet alleen de mens die de publieke ruimte vormgeeft. Van oudsher is het leven van de mens verweven met planten en dieren, en tegenwoordig is ook technologie een belangrijke factor bij onze interactie – wanneer wij communiceren via smartphones, is er iets tussen onze telefoons dat invloed heeft op hoe wij ons tot elkaar verhouden. Arendts beeld van de publieke ruimte houdt te weinig rekening met de intieme verwevenheid van mensen met de niet-menselijke omgeving.’
 
Wat hoopt u met uw tussendenken te bereiken?
‘Filosofie wordt vaak gezien als een bezigheid voor witte heren op leeftijd die van jongs af aan met hun neus in de boeken zitten. Dat beeld klopt tot op zekere hoogte, maar dat betekent niet dat het zo moet zijn. Met mijn tussendenken wil ik het gesprek over filosofie aangaan met mensen die normaal niet of minder gehoord worden, zoals vrouwen en mensen uit andere culturen. Ik wil mijn positie als Denker des Vaderlands ook gebruiken om mensen die minder gehoord worden een stem te geven.’
 
Hoe wilt u dat gaan doen? 
‘Ik werk als lector filosofie en beroepspraktijk aan de Haagse Hogeschool, een van de meest gekleurde scholen van Nederland. Daar hebben wij filosofieprogramma’s waarbij je klassieke filosofische teksten leest met studenten uit allerlei culturen. Dan kan het bijvoorbeeld zijn dat ik aan een student die moslim is vraag een fragment uit De vrolijke wetenschap van Nietzsche voor te lezen. En die leest dan voor over de dolle dwaas die met zijn lantaarn de markt op gaat en roept: “God is dood!” Vervolgens geeft hij zijn interpretatie van de tekst, en legt hij uit dat Nietzsche duidelijk wil maken dat wanneer jij geen God meer hebt, je eigenlijk geen moraal hebt. Een studente die seculier is opgevoed reageert daarop door te stellen dat je ook zonder God een moraal kunt ontwikkelen, maar dat je daar wel energie in moet steken. Zij leest de tekst juist als inspiratie om dat te doen. Zo ontstaat er een gesprek tussen diverse culturen, in dit geval over religie en moraal.’
 
Maar dat is binnen een klaslokaal. Hoe moet dat gesprek daarbuiten plaatsvinden, tussen mensen die geen filosofie studeren?
‘Het kost moeite, maar je kunt je eigen netwerk veel meer divers maken dan het gewoonlijk is. Mensen doen wel boodschappen bij de Turkse kruidenier op de hoek of laten hun nagels doen door een Zuid-Amerikaanse, maar gaan er vaak niet mee in gesprek. Nederland wordt steeds gevarieerder, maar de neiging bestaat om in de eigen ruimte te blijven, terwijl we ons juist samen in de publieke ruimte moeten begeven. Alleen als we op gelijkwaardig niveau contacten met elkaar ontwikkelen, kunnen we elkaar zonder vooroordelen ontmoeten. Dat betekent dat je moet investeren in de ontmoetingen en gesprekken die je hebt met mensen uit andere culturen in de publieke ruimte.’
 
Naast mensen uit andere culturen noemde u ook vrouwen als groep die niet of minder gehoord wordt in de filosofie.
‘Er heeft nog nooit een vrouwelijke auteur de Socratesbeker gewonnen en het aantal vrouwelijke hoogleraren is bijzonder klein in de filosofie, dus dat ik nu als eerste vrouw Denker des Vaderlands ben is geweldig. Het is toch wonderlijk dat als je filosofie gaat studeren het merendeel van het docentenkorps man is en je ook vrijwel alleen literatuur van mannen leest. Filosoof Sally Haslinger heeft onderzoek gedaan naar het aantal vrouwen in de filosofie, en filosofie scoort even slecht als techniekstudies. Bij veel statistieken krijg je deze resultaten er niet uit, omdat filosofie wordt geregistreerd onder sociale wetenschappen, en bij andere disciplines binnen de sociale wetenschappen zitten wel vrouwen. Er moet specifiek beleid gevoerd worden zodat meer vrouwen deze studierichting kiezen – bij de studies techniek en natuurkunde heeft dat ook gewerkt.’ 
 
Is het belangrijk dat er meer vrouwen in de filosofie komen vanwege sociale gelijkheid of omdat vrouwen filosofie op een andere manier benaderen en zo het vakgebied verrijken?
‘Allebei. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat de helft van het docentenkorps uit vrouwen bestaat, zodat elke jonge studente zich kan identificeren met haar docent en ziet dat zij mogelijkheden tot carrière heeft. Bovendien is het zo dat vrouwen inderdaad andere accenten leggen. Zo heeft Martha Nussbaum het in haar werk over emoties, waarbij zij toont dat emoties intelligente reacties zijn. Ook schrijft zij over de fragiliteit van het goede: in plaats van wetten op te stellen voor hoe het moet laat zij zien hoe kwetsbaar en tegenstrijdig het goede is. Hannah Arendt focust zich op menselijke betrekkingen en op nataliteit – in plaats van op de sterfelijkheid, waar veel mannelijke denkers zich op richten. En Judith Butler brengt homoseksuele identiteiten in, en laat zien hoezeer het vrouwelijke ook materieel gemaakt is. Natuurlijk zijn er ook mannen die het over deze thema’s hebben, maar het is opvallend hoe vaak vrouwen deze inbrengen. Bovendien stellen nu bijna alle vrouwelijke filosofen aan de kaak dat vrouwen in vergelijking met mannen nog altijd niet op gelijke wijze benaderd worden.’
 
Hebt u al een idee hoe u vrouwen in de filosofie meer aan het woord gaat krijgen?
‘Tegen mijn mannelijke collega’s zeg ik vaak: als je ergens optreedt en je ziet dat er alleen mannen spreken, zeg dan dat je alleen wilt komen als er ook een vrouw op het programma staat. Zelf ga ik dit punt ook inbrengen wanneer ik de enige vrouw ben op een uitgebreid programma met verder enkel mannen. De organisatie hoeft dan niet aan te komen met het idee dat er niet meer geschikte vrouwelijke sprekers zijn, ik heb zo een hele lijst met namen voor ze. Op deze manier stimuleer je anderen zich opener op te stellen.’
 
Toch hoor je ook in deze tijd nog vaak dat vrouwen moeten kiezen tussen kinderen of carrière. 
‘Naast het feit dat dit niet alleen een vrouwelijk, maar ook een mannelijk probleem behoort te zijn, geloof ik niet dat beide niet te combineren zijn. Je moet alleen slim met je tijd omgaan. In mijn boek Ritme schrijf ik over hoe ons leefritme ontwricht is geraakt. Het nieuwe werken, waarbij je als freelancer altijd moet klaarstaan voor je werkgever, leidt ertoe dat wij de momenten van vanzelfsprekende gezamenlijke rust aan het verliezen zijn. De ritmiek die door de eeuwen heen in ons bestaan is gebracht, gooien wij klakkeloos weg. Dat heeft gevolgen: jonge zzp’ers zijn bereid dag en nacht voor hun baas klaar te staan en durven nooit nee te zeggen tegen een opdracht, met als gevolg dat veel mensen een burn-out krijgen. Een tijdsordening mag zeker worden aangepast, maar niet totaal worden losgelaten: die ordening is noodzakelijk om als persoon te kunnen functioneren. Het is belangrijk een ritme te ontwikkelen, waarin je genoeg energie hebt om de dingen te doen die je belangrijk vindt, maar ook vaste momenten van rust creëert. Wanneer je overlegt met je werkgever wat er mogelijk is, zul je zien dat er bijna altijd behoorlijk wat speelruimte is. Op die manier kun je een ritmiek ontwikkelen waarin privéleven en werk met elkaar te combineren zijn.’ 
 
U krijgt het als Denker des Vaderland de komende twee jaar hartstikke druk. Gaat het u lukken te leven volgens deze filosofie?
‘Meestal gaat het goed. Mijn ritme ligt op dit moment vrij vast: op zaterdag ben ik de hele dag vrij, en op zondag in elk geval op de ochtend. Dat blijf ik gewoon doen. Doordeweeks werk ik van negen tot zeven, met een goede pauze halverwege, en werk ik maximaal twee avonden per week nog een uurtje. Daarbinnen moet het ook gebeuren: als dat niet lukt, moet er iets uit mijn schema. En als een van mijn kinderen tussendoor belt of ik een taartje wil eten, laat ik alles uit handen vallen.’