Home Martha Nussbaum: ‘In je kwetsbaarheid ervaar je het goede’
Kunst Politiek

Martha Nussbaum: ‘In je kwetsbaarheid ervaar je het goede’

Emoties tonen ons dat we behoeftig zijn. In die kwetsbaarheid kunnen we een basis voor de ethiek vinden, stelt Martha Nussbaum.

Door Annette van der Elst op 17 mei 2005

Martha Nussbaum filosoof emoties beeld Sijmen Hendriks

Emoties tonen ons dat we behoeftig zijn. In die kwetsbaarheid kunnen we een basis voor de ethiek vinden, stelt Martha Nussbaum.

05-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Emoties zijn geen onberedeneerde of domme lichamelijke bewegingen. Integendeel, emoties zelf zijn intelligent. Zonder emoties is ons denken krachteloos’, stelt de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum, hoogleraar ethiek en recht aan de Universiteit van Chicago. Ter gelegenheid van de vertaling van haar levenswerk, Oplevingen van het denken. Over de menselijke emoties, maakt ze een tournee van enkele dagen door Nederland. Nog maar net aangekomen zet ze zich aan een reeks interviews. Vlak voor het avondprogramma, een lezing, kunnen we haar spreken, tijdens een snelle maaltijd. Ze is even gereserveerd als gedisciplineerd – ondanks een lichte jetlag en de overvolle agenda heeft ze ook vandaag een uur gerend als voorbereiding op een marathon. Haar bewegingen zijn afgemeten, maar in haar spreken klinkt de passie voor haar onderwerp door. Ze lijkt met haar eigen persoon de middenpositie vorm te geven die ze in het denken over emoties zoekt: emoties als een noodzakelijk deel van de redelijkheid én een redelijke reflectie op emoties. Een verwerping van zowel de kantiaanse plichtsethiek als het hedendaagse (of beter: alledaagse) emotivisme, waarbij gevoel de laatste rechtvaardiging van het handelen is (‘Goed is wat goed voelt…’).  

Angst en hoop

‘Ik wil benadrukken dat emoties een gecompliceerde cognitieve structuur hebben. Emoties zijn cognitieve inschattingen en oordelen. Ze geven informatie over de buitenwereld en we stellen er mee vast welk belang die zaken en personen voor ons welzijn hebben’, zegt Nussbaum, die zich als filologe graag laat inspireren door de klassieke Oudheid. Ze plaatst zich dan ook in de traditie van de Griekse en Romeinse Stoa (onder andere de Griek Zeno en de Romeinen Seneca en Epictetus) die emoties eveneens zien als vormen van cognitie. Een opvatting die overigens wordt gedeeld door uiteenlopende denkers als Thomas van Aquino, Spinoza en de Franse schrijver Marcel Proust. Aan de laatste ontleent ze de titel van haar boek – volgens haar noemt hij emoties ‘bodemverheffingen van het brein’.

‘Mijn opvatting over emoties is zeker niet nieuw’, reageert ze op de vraag of de idee van emotie als cognitie in onze tijd niet evident is. ‘Ik ben ook blij dat in de hedendaagse psychologie deze opvatting gemeengoed is geworden. Maar in de filosofische traditie zijn emotie en rede vaak tegenover elkaar geplaatst, en staat emotie gelijk aan irrationaliteit. Emoties werden gezien als dierlijke driften en impulsen waarvoor geen plaats is in, bijvoorbeeld, de ethiek. Kants ethiek is dan ook een plichtsethiek, louter gebaseerd op de rede, dat wil zeggen een set van regels waar we ons in alle situaties aan moeten houden.’ Voor Nussbaum daarentegen kunnen (en moeten) emoties onderdeel zijn van redelijke overwegingen, juist omdat ze iets zeggen over de belangen die we aan bepaalde zaken hechten en omdat ze een beeld geven van het goede leven.

Elke week aan het denken worden gezet door de grootste levende filosofen? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Dat ze dat doen heeft alles te maken met de intentionele gerichtheid van emoties. ‘Emoties verbinden ons met mensen, dieren, dingen en gebeurtenissen buiten ons. Ze zijn op iets gericht: het object is dus een intentioneel object. Deze gerichtheid komt voort uit een actieve manier van kijken en interpreteren. Emoties hebben we niet om willekeurige objecten. Het verschil tussen angst en hoop, tussen angst en verdriet, liefde en haat bijvoorbeeld wordt niet veroorzaakt door een bepaalde identiteit van het object, maar door de manier waarop je dat object ziet. Bij hoop zie je jezelf of iemand van wie je houdt als een persoon in een onzekere situatie, maar met een grote kans op een goede afloop. Bij verdriet zie je een belangrijk object – of persoon – als iets wat je kwijt bent. Bovendien zijn emoties ook een uitdrukking van je overtuigingen over dat object en die zijn vaak heel complex. Opvatting dat emoties onberedeneerde bewegingen zijn, kunnen niet aangeven hoe we verschillende emoties van elkaar kunnen onderscheiden.’   

Onthechten

Emoties laten ons dus zien dat we behoeftige wezens zijn en afhankelijk zijn van objecten en gebeurtenissen in de buitenwereld die we niet (helemaal) in de hand hebben, stelt Nussbaum. En daarin onderscheidt ze zich van haar stoïcijnse voorgangers (en ook Spinoza): volgens hun ethisch ideaal moeten we ons uiteindelijk onthechten van die objecten. Dat we afhankelijk zijn van die objecten in de buitenwereld is volgens hen een situatie die we te boven moeten komen. Als we in harmonie willen leven met de wereld om ons heen – en dat is het hoogste goed – dan moeten we in harmonie met onszelf leven. En deze harmonie verkrijgen we alleen als we ons door de rede laten leiden en niet door onze passies. De onbeheersbare objecten doen er uiteindelijk niet toe – de stoïcijn laat zich er niet door van de wijs brengen. Hij laat zich leiden door de rede die we wél kunnen beheersen.

Maar volgens Nussbaum is dit stoïcijns ideaal gebaseerd op een miskenning van de mens als essentieel behoeftig en afhankelijk wezen – ‘ik noem mijn positie daarom neo-stoïcijns’ – en juist die afhankelijkheid van de buitenwereld motiveert ons handelen. ‘Emoties zijn een signaal van onze behoeften, die door de wereld buiten ons kunnen worden gevoed. Met de informatie en waardeoordelen die emoties ons geven, krijgen we  een begrip van wat voor ons belangrijk is. Mensen die geen emoties kunnen voelen, kunnen alles zien, maar niet tot handelen komen, omdat ze geen besef hebben van wat belangrijk is. Emoties sturen ons handelen.’

Dat emoties vormen van cognitie zijn, ontslaat ons echter niet van de plicht ze kritisch te bekijken. ‘Natuurlijk kan een emotie een onjuist oordeel bevatten, evenals andere vormen van kennis, zoals wetenschappelijke oordelen of statistische oordelen, onjuist kunnen zijn. Om de juistheid vast te stellen moet je het oordeel verder toetsen en onderzoeken. Op basis van bepaalde lichaamsbewegingen (schichtig kijken) kun je denken dat iemand een bedrieger is. Dat is nog maar één indruk. Nader onderzoek zal dan misschien uitwijzen dat deze persoon verlegen is.’

Ook is het niet zo dat de handeling die door een bepaalde emotie wordt ingegeven – je bent kwaad en je wilt iemand slaan – noodzakelijkerwijs om uitvoering vraagt. Nussbaum: ‘We moeten er andere ethische overwegingen tegenover zetten. Dat geldt ook in de politiek. Als mensen hun woede uiten, dan moeten politici dat serieus nemen: deze mensen laten zien dat bepaalde belangen gefrustreerd zijn. Maar hun emotionele oordelen kunnen heel eenzijdig zijn en berusten op een gebrek aan kennis van verdere feiten.’ Deze emoties moet je dus overwegen zoals ieder ander oordeel in de politieke argumentatie, en hebben dus zeker niet automatisch het eerste of het laatste woord. 

Cognities zijn niet per se talige structuren, vervolgt Nussbaum. ‘Kinderen die hun gevoelens nog niet in woorden kunnen weergeven, hebben gevoelens, evenals dieren: die kunnen bang zijn of zich zelfs schuldig of beschaamd voelen.’ Deze opvatting van emoties als niet-talige cognitieve structuren maakt het gemakkelijker om ook muziek te zien als iets dat emoties – en dus cognities – zowel kan uitdrukken als oproepen. En dat komt volgens Nussbaum niet zozeer vanwege de teksten, zoals de stoïcijnen meenden. Nee, zegt Nussbaum, de muziek zélf gaat wel degelijk ergens over, ook zonder teksten, en drukt onze behoeften en gehechtheid aan de dingen buiten onszelf uit die we niet in onze macht hebben. Ze verwijst naar een uitspraak van de negentiende-eeuwse joods-Duitse componist Gustav Mahler – een van haar favorieten. ‘Muziek bevat de pijn en het verdriet van het leven.’

Omdat muziek geen taal is of noodzakelijk een verhalende structuur bevat, is ze misschien wel bij uitstek in staat emoties in hun hevigste en meest urgente vorm aan te boren en uit te drukken, het intense verdriet om de dood van een geliefd persoon bijvoorbeeld. Nussbaum verwijst naar haar eigen ervaringen bij de dood van haar moeder, precies dertien jaar geleden, waarbij ze ten prooi viel aan uiteenlopende gevoelens: van hulpeloosheid en onbeschermdheid tot woede over de eindigheid van het leven en de sterfelijkheid. ‘Ik vertel vaak over mijn gevoelens naar aanleiding van het overlijden van mijn moeder, omdat iedereen zich in dit gevoel kan herkennen. Iedereen kent wel de ervaring van rouw om een ouder of een geliefde. En vanuit dat gevoel is het makkelijker om theoretische beschouwingen over te brengen.’   

Doodsklok

Nussbaum: ‘Mahlers muziek is bij uitstek de uitdrukking van de tragische kwetsbaarheid van de mens. In zijn eigen woorden: muziek gaat tot op het bot. Ze toont verborgen kwetsbaarheden.’ Ze noemt Mahlers liederencyclus Die Kindertotenlieder. Muziek mét tekst weliswaar – vijf gedichten van Friedrich Ruckert (1788-1866) – maar volgens Nussbaum slaagt de muzikale vorm er beter in de emotionele inhoud uit te drukken en geeft ze letterlijk de ’toon’ aan. ‘Een bepaalde tekst kan door verschillende componisten met heel verschillende resultaten worden toongezet.’

Nussbaum wijst op de bijzondere rol van de piccolo in de finale van het laatste lied, In diesen Wetter. De piccolo klinkt vlak voordat de begrafenisklok gaat luiden. ‘Het is de uitdrukking van het definitieve besef van verlies, van de dood van de kinderen. De muziek drukt angst, ongerustheid en schuldgevoel uit. De piccolo, de kleine doodsklok en de lieflijke klanken van de harp brengen volgens mij het besef van de dood over en daarmee van opperste hulpeloosheid en kwetsbaarheid.’ 

Het is die kwetsbaarheid – die afhankelijkheid van objecten buiten onszelf – die we gemeenschappelijk hebben en essentieel menselijk is, stelt Nussbaum. ‘En juist in die kwetsbaarheid is het goede ervaarbaar, want vanuit een gemeenschappelijk besef van de kwetsbaarheid, van het tragische, is mededogen mogelijk’, analyseert ze. Mededogen is onbegrijpelijk zonder treurnis. En dat maakt dat het Goede niet een abstracte werkelijkheid is, maar gelegen is in de menselijke – verbrokkelde – werkelijkheid. In een perfecte wereld – de hemel – zonder pijn en verdriet is geen plaats, geen aanleiding voor zo’n belangrijke emotie als mededogen. Augustinus zei dat Jezus daarom zo’n belangrijk voorbeeld is: zijn pijn en lijden laten zijn kwetsbaarheid en menselijkheid zien en zet aan tot mededogen. 

Als er mededogen is hebben we een ethische kern waarmee we aan de slag kunnen, een grondslag om betrokkenheid uit te breiden of gelijk te trekken. Welke samenlevingsvorm past daar het beste bij? Nussbaum ontwaart twee politieke richtingen binnen het liberaal-democratische denken: de eerste denkt de mens alleen vanuit de rede, concentreert zich op de waardigheid van de mens in de rede die onverwoestbaar is. In dit geval is een gemeenschap een koninkrijk van vrije verantwoordelijke individuen, wezens met respect voor elkaars rede. In de politiek is deze richting vertegenwoordigd door het liberale marktdenken. De bron van politieke gelijkheid is de individuele vrijheid.

De tweede ziet de ambities van de mens, maar erkent ook zijn kwetsbaarheid, een combinatie van waardigheid en onzekerheid. In dat geval is het de taal van de gemeenschap om in de basisbehoeften te voorzien en mensen bij elkaar te brengen in het besef van gemeenschappelijke zwakheid en risico’s – van de essentiële kwetsbaarheid. Steun vanuit de gemeenschap in deze richting heeft als doel gelijke mogelijkheden voor vrije keuze en zelfverwezenlijking te vinden.

‘We zouden ons moeten richten op het geven van fundamentele grondrechten aan alle mensen. Tot die grondrechten behoren de vervulling van basisbehoeften zoals gezond zijn, huisvesting hebben, maar ook het kunnen uitoefenen of ontplooien van bepaalde bekwaamheden’, stelt Nussbaum, die bijna tien jaar lang (tot 1995) onderzoeksadviseur was bij het World Institute of Development Economics Research (Wider) in Helsinki. Daar werkte ze met econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen aan het meten van het welzijn in derdewereldlanden. Na het afsluiten van het project is ze doorgegaan met het opstellen van de zogeheten capability approach, een inventarisatie van materiële en non-materiële basisbehoeften. Deze ‘lijst’ is niet langer een instrument om de kwaliteit van leven in derdewereldlanden te meten, maar een soort toetssteen van sociale rechtvaardigheid en mensenrechten. Tot de menselijke mogelijkheden – capabilities – rekent Nussbaum onder meer lichamelijke gezondheid, het vermogen tot creativiteit, liefde geven en ontvangen en vreugde ervaren. 

Nussbaum: ‘Vanuit een gemeenschappelijk besef van het tragische en van mededogen, zien we dat het tragisch is als bepaalde basisbehoeften niet vervuld kunnen worden. Het verlies van deze mogelijkheden is dan bijzonder tragisch. Dat staat in verband met mededogen. Dat kan de aanzet zijn om er voor te zorgen dat iedereen de mogelijkheid tot vervulling van deze basisbehoeften zou moeten krijgen.’ 

Oplevingen van het denken - M. Nussbaum

Oplevingen van het denken. Over de menselijke emoties
Martha Nussbaum
vert. Patty Adelaar
Ambo/Anthos
€ 42,50