Filosoferen doe je bij voorkeur in een café. Toen ik student was vonden we dat echter al snel te duur. We spraken daarom meestal af in de koffiekamer van de faculteit. Het was daar dat ik, nippend aan slechte koffie, voor het eerst in wijsgerige context kennismaakte met het begrip ‘spel’.
Vaak ging het gesprek over hoe je, eenmaal afgestudeerd, als filosoof een inkomen kon genereren zonder aantasting van je integriteit en authenticiteit. Een medestudent claimde dat hij die financiële problematiek had opgelost. ‘Ik heb gewoon fiscaal recht erbij gedaan,’ meldde hij. Hij ‘liep binnen’ met het optuigen van allerlei constructies om belasting te ontwijken. ‘En je authenticiteit dan,’ riepen we jaloers, ‘je integriteit?’ ‘Dat werk is hartstikke leuk,’ antwoordde hij kalm. ‘Complex. Uitdagend. Het is net een spel.’
Onoplosbare raadsels
Wat is de mens? Volgens Aristoteles zijn we niet alleen redelijke, maar ook politieke dieren, wezens die leven in een cultuur, een gemeenschap van waarden. Pas in zo’n polis kunnen we ons richten op het realiseren van het goede leven. Maar hoe komt zo’n cultuur tot stand? Door niets anders dan het spel, poneert de Nederlandse historicus en cultuurfilosoof Johan Huizinga (1872-1945) in zijn meesterwerk Homo ludens (de spelende mens), dat nu opnieuw bezorgd is door Huizinga-kenner Anton van der Lem.
Het spel? Ik weet nog hoe onbevredigend ik het antwoord van mijn medestudent vond, toen in de koffiekamer. Kinderen spelen, volwassenen niet. En als ze dat toch doen, is het ter verstrooiing, uit verveling of in het geval van gamers vanwege een weigering om volwassen te worden. Voor fiscalisten is spelen gewoon een excuus om zich niet druk te maken over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, vond ik.
Je speelt een spel louter omwille van zichzelf
Tegelijkertijd is het spel anders dan alle andere menselijke activiteiten, dat wist ik ook wel. Van alles kun je je afvragen waarom je iets doet, maar niet van het spel. Je speelt het louter omwille van zichzelf, zoals Huizinga benadrukt. En filosofische reflectie helpt daarbij niet. Het team dat beseft dat het heel raar is (‘absurd’ is de technische term) om met 22 man anderhalf uur achter een bal aan te hollen, dat team zal verliezen.
Maar het spel is meer dan een activiteit, meent Huizinga. ‘Zo niet de oorsprongen, dan toch in ieder geval de opkomst van kunst, wetenschap en techniek’ vindt men in het spel. Dat kun je nog steeds terugzien. Neem bijvoorbeeld de praktijk van het recht. Dat heeft het karakter van een wedstrijd: je moet je (doel)punt maken, er is een tegenpartij en een (scheids)rechter, en je kunt je zaak winnen of verliezen.
Ook de filosofie vindt haar oorsprong in het spel. De oude Grieken gaven elkaar ter verstrooiing onoplosbare raadsels. Dat oude raadselspel zien we in een andere vorm terugkeren in de aporia, de fase in de dialogen van Plato waarin Socrates’ gesprekspartners spartelend en tandenknarsend moeten toegeven dat zij eigenlijk niets weten. In dat niet-weten, het raadsel, ligt het startpunt van het denken. Huizinga merkt op dat Kant (niet vies van een gokspelletje op z’n tijd) veel gebruikmaakt van spelmetaforen in zijn filosofie.
Destructief
Homo ludens gaat niet alleen over cultuurvorming, maar ook over de mens. Wij blijken ten diepste spelende wezens. Met dat idee sluit Huizinga aan bij Schiller, die vond dat je pas volledig mens bent als je speelt. Alleen dan, tijdens het vrije creatieve spel, komen de verschillende krachten in ons op één lijn – krachten die zo vaak in een destructief conflict verwikkeld zijn, zoals de stof- en vormdrift (Schiller), het dionysische en apollinische (Nietzsche) en Eros en Thanatos (Freud). Alleen door de productieve harmonie van het spel kom je op de toppen van je kunnen. Als schrijver ben je zo goed als je beste boek, merkte Gerard Reve eens op.
Het kopen van een boek is altijd een goede zaak, maar in dit geval helemaal. Voor een paar tientjes krijg je ruim driehonderd pagina’s cultuurkritiek van de bovenste plank. Van der Lem voorzag de tekst van illustraties en toelichtingen, en voegde een zeer informatief achtergrondessay toe. Een uniek boek, vanwege zijn reikwijdte en diepgang, vanwege zijn invloed op onder anderen Foucault, Gadamer en Marcuse, maar ook vanwege Huizinga’s opvallende betrokkenheid bij het welzijn van zijn lezer. Je moet wel weten wanneer het spel ophoudt, zo maant hij ons in het laatste deel, anders komen er brokken van. Verplichte kost dus, voor filosofen en fiscalisten.
Homo ludens
Johan Huizinga
bezorgd door Anton van der Lem
Querido
352 blz.
€ 29,99