Ik was begin twintig toen ik voor het eerst De tweede sekse (1949) van de Franse filosoof en schrijver Simone de Beauvoir las, en met potlood maakte ik verwoed aantekeningen in de kantlijn. ‘Iemand kan alleen maar bestaan door zich tegenover iemand anders te stellen’ noteerde ik ergens in het begin van het boek, dat overigens een flinke pil is – mijn editie telt ruim achthonderd pagina’s. Iets verderop schreef ik: ‘Net als bij Freud richt de vrouw zich op het behagen van de man’ en ‘De natuur voedt, maar doodt ook’. Een van mijn laatste notities erin luidt: ‘collectieve verstarde zedenleer’.
De tweede sekse wordt vaak aangeduid als ‘feministische bijbel’ en verscheen in zo’n twintig talen. Ik las het boek als filosofiestudent van kaft tot kaft voor het vak feminist theory, dat werd gegeven door filosoof Karen Vintges, die is gepromoveerd op het werk van De Beauvoir. Ze legde ons uit dat het boek gaat over ‘de situatie van de vrouw’: de vrouw wordt in onze maatschappij systematisch op de tweede plaats gezet. Vintges wees er destijds – zo’n tien jaar geleden – op dat het werk nog altijd actueel is. Dit jaar is het 75 jaar geleden dat het verscheen, en die uitspraak geldt nog steeds.
‘De vrouw wordt gezien als afhankelijk en inferieur object’
Wat hebben we precies aan dit boek? Schrijver Marja Vuijsje verwoordt dit kort en bondig in De kleine De Beauvoir. Haar baanbrekende De tweede sekse samengevat (2019). ‘De tweede sekse gaat inmiddels al een paar generaties mee als hart onder de riem van lezers met een hekel aan opvattingen waarin de mensheid wordt verdeeld in mannetjes- en vrouwtjesdieren,’ schrijft ze. ‘Tot op de dag van vandaag wordt eruit geput in reacties op wetenschappelijke, religieuze en populaire opvattingen waarin moederschap en zorgzaamheid worden gepresenteerd als de natuurlijke bestemming van een vrouwenleven.’
Gedrag dat wordt bestempeld als ‘mannelijk’ (stoer, doortastend) of ‘vrouwelijk’ (lief, zorgzaam) wordt toegeschreven aan sekseverschillen, stelt De Beauvoir (1908-1986), terwijl het in de eerste plaats gestoeld is op opvoeding, tradities, verwachtingen en door mannen bedachte rechtvaardigingen om de baas te spelen over de vrouw. De man wordt beschouwd als autonoom en handelend subject, de vrouw als afhankelijk en inferieur object. In het jargon van De Beauvoir: de vrouw is door de man in de positie van ‘de Ander’ geplaatst.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Toen Le deuxième sexe in 1949 verscheen, deed het veel stof opwaaien. Niet alleen vanwege deze opvatting, maar ook omdat De Beauvoir vrijmoedig schrijft over onderwerpen als (lesbische) seks, prostitutie en lichamelijk verval – wat destijds absoluut not done was. Het grootste schandaal was wellicht dat ze het hoofdstuk over moederschap begint met een uitvoerig pleidooi voor de legalisering van abortus. Toch duurde het tot de tweede feministische golf, die begon in de jaren zestig en waarbij vrouwen streden voor onder andere het recht op betaald werk, legale abortus en kinderopvang (rechten die ze dus nog steeds niet hadden!), voordat er sprake was van een vrouwenbeweging die het boek omarmde – de piek van de verkoop was in de jaren zeventig. De Beauvoir was haar tijd vooruit.
Vrouw worden
Wat jammer is, is dat de bekendste zin uit De tweede sekse in het Nederlands steevast verkeerd vertaald wordt. ‘On ne naît pas femme, on le devient,’ staat geschreven in het origineel. De standaard Nederlandse vertaling luidt: ‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt.’ Die klopt niet, en moet zijn: ‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt het.’ Dit heeft gevolgen voor de interpretatie van het werk en daarmee voor de betekenis van De Beauvoirs feminisme.
‘De Beauvoir zag vrouwen als medeplichtig voor hun tweederangspositie’
Alhoewel feministen vaak wordt verweten alle schuld bij de mannen te leggen, deed De Beauvoir – die zich overigens lange tijd geen feminist noemde, ook niet na het schrijven van De tweede sekse – dat zeker niet. Ze zag vrouwen als medeplichtig voor hun tweederangspositie, waarover later meer. In de foutieve vertaling lijkt die positie hun enkel te overkomen. Het is niet verwonderlijk dat De Beauvoir de verantwoordelijkheid ook bij de vrouw legt, want haar denken behoort tot de filosofische stroming van het existentialisme. Vrijheid en verantwoordelijkheid zijn daarin kernbegrippen, het is een ‘wordingsfilosofie’: je bént niet iemand, je wórdt iemand. De mens heeft geen vaststaande essentie. Die ‘wording’ is in de juiste vertaling duidelijk aanwezig; mensen moeten hun leven zelf vorm geven, zijn zelf verantwoordelijk voor wie of wat ze zijn.
Daar gaat het mis bij de vrouw. Want ze leeft in een wereld die zich neutraal voordoet, maar eigenlijk door en door masculien is. De vrouw kan zichzelf daardoor niet herkennen, meent De Beauvoir. Het gevolg: vrouwen gaan er ofwel in mee, door te zeggen dat ze hartstikke gelukkig zijn als moeder/huishoudster, ofwel zijn fundamenteel vervreemd van zichzelf. Goed om te beseffen is dat de man, in de westerse wereld, tot midden jaren zeventig standaard de kostwinner en het hoofd van het gezin was, en de vrouw fulltime moeder en huishoudster. Zo werden vrouwen in Nederland tot 1956 – het geboortejaar van mijn moeder – zodra ze gehuwd waren wettelijk als ‘handelingsonbekwaam’ gezien. Ook mochten getrouwde vrouwen geen bankrekening openen, geld opnemen of verzekeringen afsluiten. Dat is het landschap van waaruit De Beauvoir haar zienswijze de wereld in stuurde.
De Beauvoirs punt is niet dat mannen macho’s zijn die vrouwen onderdrukken; dat doen ook zeker niet alle mannen. Het gaat haar erom dat de denkstructuur van onze maatschappij mannelijk is, waardoor de vrouw voortdurend op de tweede plaats belandt. Het model van de succesvolle mens is het model van een succesvolle man. En, zoals De Beauvoir in de inleiding schrijft: ‘Ook de meest middelmatige man meent een halfgod te zijn in vergelijking met vrouwen.’
Mythen
De Beauvoir put uit talloze bronnen om haar punt duidelijk te maken: mystieke teksten, sprookjes, literatuur, filosofie, brieven, psychoanalytische verslagen. Toch was ik als student niet direct overtuigd, ik vond het niet concreet genoeg – waar bleek dit nou precies uit?
Dat veranderde toen we in de werkgroep de ‘vrouwelijke mythen’ bespraken: ideeën, tradities en rituelen die rondom de onderdrukte positie van de vrouw zijn gevormd. Deze mythen omvatten totaal niet de uiteenlopende mogelijkheden van de vrouw, maar vormen toch het kader waarin zij wordt gezien en zich beweegt, meent De Beauvoir. We leerden over de vrouw als moeder en huisvrouw, de vrouw als maagd of hoer, de vrouw als gestileerd, de vrouw als te overmeesteren natuur. De waarde en de actualiteit van het werk waren me ineens glashelder; in de mythen herkende ik zaken waarover ik me zelf ook vaak verbaasde. De vanzelfsprekendheid dat vrouwen meer doen in het huishouden, en er ook beter in zouden zijn. Dat een vrouw kinderen dient te krijgen, en het raar is als ze dat niet doet. Dat als een vrouw geniet van haar seksualiteit ze al snel als afgelikte boterham wordt bestempeld, terwijl mannen ermee wegkomen om na elk feestje met iemand anders het bed in te duiken. Dat vrouwen make-up dienen te dragen, verzorgd moeten zijn. Dat vrouwen iets zijn om te veroveren.
We bediscussieerden fragmenten uit pas verschenen films, waarin de vrouwelijke maagdelijkheid wordt verheerlijkt; reclameposters die in de bushokjes hingen, waarop vrouwenlichamen worden gereduceerd tot object; seksistische uitspraken die in de media werden gedaan, die zorgwekkend makkelijk te vinden waren.
Ik stuit nog regelmatig op films, reclameposters en uitspraken die feilloos aansluiten bij de vrouwelijke mythen van De Beauvoir.
Tekst loopt door onder afbeelding
Bevrijding
Vrouwen houden de mythen ook zelf in stand, volgens De Beauvoir; het patriarchaat heeft ervoor gezorgd dat zij die hebben geïnternaliseerd, verinnerlijkt. In 1975 zei ze in een televisie-interview: ‘The feminine model is so deeply ingrained in them, that they think that a woman who isn’t like them is a monster. Their concern is that their daughters aren’t feminine. So yes, it is the women, but under the pressure of men.’ Niet alleen de man bekijkt de wereld vanuit zijn oogpunt, ook de vrouw kijkt met zijn blik.
De vrouw heeft dus ook werk te doen, moet met deze mythen breken. Maar niet alleen zij moet bevrijd worden, dat geldt net zo goed voor de man. Voor kleine jongetjes is het ook niet leuk dat zij te horen krijgen dat ze niet moeten huilen en dat ze stoer moeten zijn, terwijl meisjes krijgen aangeleerd altijd op schoot te mogen en getroost te worden. Van de man wordt verwacht dat hij zich altijd ‘mannelijk, evenwichtig en superieur’ gedraagt, wat net zo goed beknellend is. ‘Men zou de man bevrijden door de vrouwen vrij te maken,’ schrijft De Beauvoir. ‘Maar dat is nu juist datgene waar hij zo’n angst voor heeft. Hij houdt hardnekkig vast aan de mystificaties die zijn bedoeld om de vrouw in haar ketenen te houden.’
De tweede sekse is in de eerste plaats een filosofisch werk. Dat is misschien niet zo verbazingwekkend voor een filosoof (al zag De Beauvoir zichzelf bovenal als romancière), maar in de wijze waarop er naar het werk wordt verwezen komt de filosofie er vaak nogal bekaaid vanaf. Doordat het boek is uitgegroeid tot een van de belangrijkste teksten van het westerse, twintigste-eeuwse feminisme wordt er weliswaar volop uit geciteerd en naar verwezen, maar meestal worden in kranten, tijdschriften en podcasts de activistische, feministische standpunten uitgelicht – het recht op abortus, dat mannen vrouwen vaak afschilderen als lustobject. Hoezeer dit ook tot De Beauvoirs verdiensten behoort, we moeten niet uit het oog verliezen dat De tweede sekse veel meer is dan een activistisch pamflet.
Net als veel van haar Franse tijdgenoten denkt De Beauvoir verder op de meester-slaafverhouding die Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) introduceerde in het denken. Het ene bewustzijn kan alleen maar bestaan omdat het erkend wordt door een ander bewustzijn, dat op zijn beurt weer bevestiging nodig heeft van dat ene bewustzijn. Bij haar krijgt de hegeliaanse dialectiek de vorm van de Zelf-Anderverhouding, waarin de vrouw de Ander is en de man het Zelf. Het ene bewustzijn (de vrouw) heeft net genoeg bewustzijn om de soevereiniteit van het andere bewustzijn (de man) te erkennen. Vanwege haar scherpe oog voor ambiguïteit, blijft deze dialectiek bij De Beauvoir geen theoretisch schema. Ze ziet dat mannen allerlei ambivalente gevoelens hebben jegens vrouwen. De vrouw blijkt zowel dodelijk als onmisbaar voor de man: ‘(…) zij is de helende en de heks; zij is de prooi van de man, zijn ondergang; zij is alles wat hij niet is en wat hij hebben wil; zijn negatie en de grond van zijn bestaan.’
Waarom werkt dit zo? Volgens De Beauvoir omdat de vrouw in haar rol als de Ander ook de emotie, de natuur en het lichaam krijgt toebedeeld. De man staat als Zelf voor ratio, cultuur en geest. En de natuur trekt aan, maar stoot ook af: ze kan je immers verzwelgen. En daar zitten we dan, concludeert De Beauvoir, met de geraffineerde vrouw als erotisch ideaal – met make-up, wiebelige hakken en strakke kleding wordt de natuur gevangen en gevormd naar het verlangen van de man.
Hiermee wilde De Beauvoir overigens niet zeggen dat vrouwen geen aandacht mogen besteden aan hun uiterlijk, voegde Karen Vintges eraan toe. De Beauvoir lakte haar nagels graag rood.
Vlees en bewustzijn
De tweede sekse is een werk dat ik vanaf het moment dat ik het las met me mee bleef dragen. Toen het recht op abortus in sommige Amerikaanse staten werd teruggedraaid, dacht ik aan De tweede sekse. Toen naar buiten kwam dat mannelijke leden van het Amsterdamse studentencorps vrouwen ‘sperma-emmers’ noemden, dacht ik aan De tweede sekse. Toen ik las dat vrouwen in Nederland voor hetzelfde werk nog altijd minder verdienen dan mannen, dacht ik aan De tweede sekse. De vrouw is nog steeds zowel dodelijk als onmisbaar voor de man.
‘Ook de meest middelmatige man meent een halfgod te zijn in vergelijking met vrouwen’
Dat De Beauvoirs magnum opus nog altijd zeggingskracht heeft, is niet verwonderlijk. De Beauvoir wijst er zelf op dat gelijkheid tussen man en vrouw mogelijk is, maar dat die continu opnieuw verworven moet worden. De gelijkheid zal dus altijd tijdelijk zijn. Om die te bewerkstelligen, moeten man en vrouw de tweeslachtigheid van de menselijke conditie beleven: de man moet inzien dat hij ook lichaam is, waardoor hij meer object zal worden, en de vrouw moet inzien dat ze ook bewustzijn is, waardoor zij meer subject zal worden. Steeds opnieuw moeten we deze ethische houding aannemen. De vrouw hoeft niet in het door mannen bedachte patroon te blijven hangen, en de man ook niet, maar we komen er nooit helemaal vanaf. Deze houding noemt De Beauvoir se vouloir libre: zich vrij willen. Door vrijheid te willen voor zichzelf, en daarmee ook voor de ander, worden liefde en vriendschap tussen man en vrouw mogelijk, al zullen die telkens opnieuw heroverd moeten worden.
Echt vrolijk werd ik niet van dat inzicht, als begin-twintiger. Het was pas later, toen ik me meer ging verdiepen in het existentialisme, dat ik inzag dat het ook heel mooi is. De Beauvoir erkent dat je in feite niets bent – je bent vrij, door niets bepaald. En als je door niets bepaald bent, is alles altijd nog mogelijk.
De tweede sekse. Feiten, mythen en geleefde werkelijkheid
Simone de Beauvoir
Bijleveld
888 blz.
€ 39,90