Dat Simone Weil (1909-1943) een bekende Franse filosoof en een geëngageerd politiek activist was, hebben we dankzij de publicaties over haar werk inmiddels begrepen. Maar dat ze ook een zeer geliefde filosofiedocent was, die bij voorkeur buiten op het grasveld onder een hoge cederboom doceerde, weet lang niet iedereen. Begin jaren dertig begon Weil filosofie te doceren aan een groep vrouwelijke studenten op een meisjeslyceum in het Franse provinciestadje Roanne. Dankzij de minutieuze aantekeningen die haar student Anne Reynaud van de lessen maakte, weten we waar ze in haar onderwijs de accenten legde. Onlangs zijn deze aantekeningen verschenen bij Filosofische Bibliotheek Diotima, onderdeel van Letterwerk, in een vertaling door Thomas Crombez en met een mooi nawoord van Greet van Thienen.
Geestdodend
Simone Weil was een scherp criticus van wat tegenwoordig de ‘neoliberalisering’ van de maatschappij wordt genoemd. Ze nam fel stelling tegen de imperialistische en kapitalistische tendensen van de Franse samenleving, waar grote delen van de bevolking werden opgezweept om voor weinig loon steeds harder te werken, ten bate van aandeelhouders, vermogensbeheerders en fabriekseigenaren.
Aandacht is de meest pure vorm van gulheid
Deze uitbuiting veroorzaakte niet alleen armoede, ziekte en overspannenheid op grote schaal, maar ook een ontworteling van de ziel, meende Weil. Ze werkte een jaar achter de lopende band van de Renault-fabriek om precies te achterhalen wat slechte arbeidsomstandigheden, hoge werkdruk en geestdodende arbeid met een mens doen. De arbeidende klasse raakte niet alleen vervreemd van het geïndustrialiseerde werk, maar ook van de anderen – die ze als bazen of concurrenten moesten beschouwen – en van zichzelf. Want, zo dacht Weil, de mens is geen egoïstisch wezen, maar ten diepste een sociaal wezen dat naar verbondenheid met anderen streeft.
Weil praktiseerde wat ze dacht, ook in het onderwijs. Zo weigerde ze cijfers toe te kennen aan de werkstukken die de studenten schreven, want dit zou slechts ongezonde druk op ze uitoefenen en van hen onderlinge concurrenten maken. Haar studenten moesten uit vrije wil leren nadenken en nieuwsgierig raken, niet uit prestatie- of competitiedwang. Ze vond lesgeven in de buitenlucht belangrijk en nam haar studenten zelfs in de winter mee naar buiten, omdat dit lucht gaf aan hun denken, hun aandacht vergrootte en hun verbeeldingskracht aanwakkerde. De lessen waren vrij in de opzet: er werd geen specifieke lesmethode gevolgd, maar ze lazen teksten en discussieerden met elkaar op socratische wijze.
Verbeeldingskracht
Net als haar leermeester, de filosoof Alain, was Weil een voorstander van klassieke teksten lezen. Het ging haar om thematische verbanden leggen tussen denkers van de Oudheid tot de moderne tijd. Ze probeerde haar leerlingen bij te brengen hoe denken, voelen, verbeelden, oordelen en handelen met elkaar samenhangen. Ze schroomde daarbij niet om in een les van Plato naar Kant, en van Bergson naar Descartes te springen. Dit levert misschien soms wat al te boude vergelijkingen tussen filosofen op, zoals haar uitspraak dat ‘Plato en Descartes de twee incarnaties van hetzelfde zijn’, maar Weil was nu eenmaal iemand van grote gebaren.
Elke week aan het denken worden gezet door de grootste denkers uit de geschiedenis van de filosofie? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
De lessen van Weil zijn dan ook niet chronologisch, maar thematisch geordend. Eerst wordt de invloed van het lichaam en de zintuigen op het denken onderzocht, vervolgens wordt de werking van de geest en het bewustzijn ontrafeld en ten slotte worden de grondlijnen voor een ethiek gegeven. Bij dat laatste staan begrippen als zelfkennis, liefde voor de waarheid, moed, intuïtie, verbeeldingskracht en aandacht centraal. Toch vormen de lessen geen coherent betoog. De lezer moet zelf de verbanden aanbrengen in de losse aantekeningen van een student. Dat vergt wel enig geduld van de lezer, die net als haar studenten zelf de lesstof moet interpreteren en in een breder verband moet zien te plaatsen.
De lessen van Weil kunnen een frisse wind door het onderwijs laten waaien
Net als de Griekse filosofen uit de Oudheid achtte Weil zorg dragen voor de ziel het belangrijkste doel dat de mens kan nastreven. Ze beschreef dit als ‘het bouwen van een architectuur in de ziel’. Hiermee bedoelde ze dat de ziel ontwikkeld moest worden door er een evenwicht in aan te brengen tussen bijvoorbeeld materie en geest, voelen en denken, ik en de ander. Equilibrium is daarbij een kernbegrip; Weil was geïnspireerd door Pythagoras, die evenwicht als de hoogst denkbare harmonie karakteriseerde. Die harmonie brengt tegengestelde polen zoals ik en ziel, mens en gemeenschap, opnieuw samen. Zodra mensen slechts één kant van de tegenstelling opzoeken, gaat het volgens Weil mis: de ziel en de samenleving raken dan uit balans.
Wachten
Het gemak waarmee Weil de ziel opvoert, die ze ‘het heilige’ of ‘onpersoonlijke’ van de mens noemt, wekt misschien enige verwondering. Sinds de Verlichting zijn er niet veel denkers geweest die het begrip met zo weinig schroom in de mond namen. Bij Weil vormt de ziel juist de kern van haar denken. Ons ik en alle ambities die het ik koestert, belemmeren volgens Weil de ontwikkeling van de ziel. Het egoïsme en individualisme worden bovendien versterkt door de kapitalistische ideologie, aangezien die ertoe aanzet om in je eigen belang te handelen. Daarmee brengt die de ziel in gevaar.
Het is volgens Weil van belang de spanningsverhouding tussen ‘ik’ en ‘zelf’ of ‘ziel’ te cultiveren; pas dan kan er een verbinding met zichzelf, met anderen en het streven naar het goede ontstaan.
De loutering van de ziel heeft bij Weil vaak de vorm van wachten. Wachten in de zin van stilstaan, niets doen, kijken en luisteren. ‘Alle kunst is wachten,’ schrijft ze, ‘en ook het ontvangen van inspiratie is wachten.’ Wachten (in het Frans attendre) en aandacht (attention) liggen niet alleen grammaticaal in elkaars verlengde, maar zijn volgens Weil ook op existentieel niveau aan elkaar verwant. Wachten is de voorwaarde om met aandacht naar zichzelf, de wereld en de anderen te kijken. ‘Aandacht is de meest zeldzame en pure vorm van gulheid,’ schreef ze. In het wachten zijn we niet alleen vrij van de ego-gerichtheid van onze identiteit, maar ook van de competitiedwang die de maatschappij ons oplegt. Wachten, rust en nadenken zijn voor Weil daarom belangrijke voorwaarden voor sociale en creatieve vernieuwing.
Het zou mooi zijn als niet alleen de filosofische lessen van Weil, maar ook haar didactische methode – geen prestatiedruk en competitie, maar zelf leren nadenken, met anderen in gesprek gaan en veel naar buiten trekken – ons huidige onderwijs zou inspireren. Er is immers sprake van een zorgelijk hoge uitval van studenten, waarvan volgens een onderzoek van het Trimbos-instituut bijna de helft kampt met psychische problemen en is bezweken onder de werkdruk. En bij docenten is het al niet veel beter. Het onderwijs zou baat hebben bij meer ruimte voor reflectie en creativiteit, en bij minder tijdsdruk en competitie. Misschien dat de lessen van de Franse filosoof een frisse wind door het onderwijs kunnen laten waaien. Voor haar studenten waren haar lessen destijds niet alleen een bron van inspiratie, maar ook van levensbelang.
Lessen in filosofie
Simone Weil
vert. Thomas Crombez
Letterwerk
320 blz.
€ 27,99