Michel Foucault zocht naar een persoonlijke ethiek, die de afgebrokkelde christelijke moraal moest aflossen. Twintig jaar na zijn dood, in de tijd van het normen en waardendebat, blijkt zijn zoektocht onverminderd actueel.
Deze zomer was het twintig jaar geleden dat de Franse filosoof Michel Foucault overleed. Toen hij begin juni 1984 in zijn appartement in Parijs onwel werd en in elkaar zakte, had hij al een aantal maanden lopen klagen over die ‘kwaaie griep’. Hij zei in een soort mist te leven en werd voortdurend gekweld door zware hoestbuien en hevige hoofdpijn. Volgens sommige vrienden wist hij niet dat hij aan AIDS leed. Dat zou blijken uit zijn plannen om later dat jaar nog naar Andalusië te reizen om uit te rusten en daar zijn ziekte te boven te komen. Uitrusten wou hij pas als de twee boeken voltooid waren waaraan hij nog werkte. Het ging Foucault met zijn laatste werken om zelfstilering, het werken aan en het vorm geven van het zelf.
Dit artikel is exclusief voor abonnees