Home Levenskunst Alain de Botton: ‘Het is niet gemakkelijk om gelukkig te zijn’
Levenskunst

Alain de Botton: ‘Het is niet gemakkelijk om gelukkig te zijn’

Alain de Botton is doordrongen van de tragiek van het leven. Hoe houdt hij zich staande? ‘Het recht op geluk is een hedendaagse illusie.’

Door Linda Huijsmans op 05 maart 2013

Alain de Botton filosoof School of Life beeld Fronteiras do Pensamento

Alain de Botton is doordrongen van de tragiek van het leven. Hoe houdt hij zich staande? ‘Het recht op geluk is een hedendaagse illusie.’

01-2003 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Alain de Botton is naar Amsterdam gevlogen om voor een publiek van medici een lezing te geven over het nut van pijn. In de stijl van zijn denken citeert hij uit vele bronnen; de artsen in de zaal luisteren naar Marcel Proust en Friedrich Nietzsche. De conclusie van de Engelsman: we lijden, dus we denken. Althans, degenen die dat durven. Wie pijn heeft wordt gevoeliger en staat daardoor open voor nieuwe ervaringen, is de redenering van De Botton. Pijn kan dus een belangrijke bron van wijsheid en inzicht zijn en het zou dom zijn om die zo snel mogelijk te bestrijden.

Om zijn bewering te onderbouwen haalt hij een citaat aan van Marcel Proust, wiens vader én broer beroemde chirurgen waren. Hij raadt iedereen aan om per definitie artsen te wantrouwen die zelf nooit ziek zijn. ‘Wijsheid wordt je niet onderwezen, die moet je zelf ontdekken na een reis die niemand voor je kan maken of je kan besparen,’ citeert De Botton de Franse schrijver. Met andere woorden: wat heb je aan een dokter die zijn wijsheid uit boeken haalt en niet uit eigen ervaring weet wat lijden is?

Hoewel een tikje controversieel – pijn is in de medische wereld toch vooral iets dat moet worden bestreden – werkt het succesvolle recept van De Botton ook hier. Zijn toehoorders hangen aan zijn lippen. Hij neemt een alledaags thema, laat er de visie en uitspraken van Griekse of negentiende-eeuwse filosofen op los en er ontstaat een toegankelijk betoog, waarin herkenning, diepgang, humor en ernst elkaar afwisselen. Dat hij daarmee veel mensen aanspreekt blijkt uit de verkoopcijfers van de boeken die hij op zijn naam heeft staan, en uit de volle zalen die hij met zijn lezingen trekt.

Pijn en ernstige ziekte kent hij niet uit eigen ervaring, zegt hij na afloop van de lezing. Maar dat wil niet zeggen dat hij niet over lijden nadenkt. ‘Ik maak me meer dan gemiddeld zorgen over de mogelijkheid dat ik op een dag een ongeneeslijke ziekte blijk te hebben en op vreselijke wijze aan mijn eind zal komen. Denken over pijn is eigenlijk denken over de dood en daar ontkomt niemand aan, ook ik niet. Die gedachte maakt me buitengewoon angstig.’

De Botton, Zwitser van geboorte maar sinds zijn twaalfde woonachtig in Engeland, is een nerveuze, al wat kalende jongeman. Tijdens zijn lezing maakt hij een gehaaste indruk, alsof hij bang is dat hij niet alles wat hij te zeggen heeft in dat ene uur kwijt zou kunnen. Nu het achter de rug is en hij ook weg mag van de receptie waar hij plichtmatig acte de présence heeft gegeven, ontspant hij zichtbaar. Zijn lange volzinnen blijven echter het gesprek bepalen.

Hij noemt angst als één van de belangrijkste drijfveren van zijn denken. ‘Ik ben ongelofelijk nieuwsgierig. Over alles wat ik zie of meemaak, stel ik mezelf vragen. Dat is een reactie op die angst. Denken is een verdedigingsmechanisme. De wens, misschien wel de noodzaak, om de wereld om me heen te begrijpen en te controleren, is de belangrijkste reden dat ik schrijver ben geworden. Boeken schrijven, nadenken, oude filosofen raadplegen zijn voor mij pogingen om antwoorden te vinden en mijn eigen gevoelens onder controle te krijgen.’  

Tragiek

De Botton probeert in zijn boeken grip te krijgen op het leven. Het leven is – in de ogen van De Botton – vooral tragiek: ieder mens krijgt te maken met verlies, een gebroken hart, geldzorgen et cetera. Filosofie biedt hier raad. Niet dat filosofie de ellendige kanten van het leven kan opheffen. Juist niet, zegt De Botton. Dat is de valse belofte van zelfhulpboekjes. De geschiedenis van het denken laat de moderne mens juist zien dat het recht op geluk een hedendaagse illusie is. Wat kan de filosofie dan wel bieden? Troost, aldus De Botton.

Hij citeert in zijn boeken met name die filosofen die de tragische ingrediënten van het menselijk leven ten volle beseffen: bijvoorbeeld Nietzsche en Schopenhauer. Beiden zijn geen lachebekjes, maar toch bieden ze troost. De Botton: ‘Alleen al doordat je al lezend beseft dat je niet de enige bent die problemen heeft. Dat er meer mensen worstelen met vragen over de zin van het leven.’ Aan de hand van ervaringen van onder andere Schopenhauer, concludeert De Botton dat wie een verhaal leest over een tragische liefde, of kijkt naar een afbeelding van Adam en Eva die uit het paradijs worden verdreven, zich realiseert dat hij niet de enige is die een dergelijk drama meemaakt. ‘De verlaten minnaar stijgt dan uit boven zijn eigen situatie. Zijn lijden verliest een deel van zijn scherpte, het wordt begrijpelijk, het wordt minder een persoonlijke vloek.’

Geldgebrek is ook zo’n probleem waar velen mee worstelen, maar weinigen zullen bij filosofen te rade gaan voor een oplossing. De Botton wel. Epicurus biedt hem het inzicht dat je de vraag om kunt draaien. Heb je te weinig geld, of te veel materialistische wensen? Hoeveel heb je eigenlijk nodig en welke dingen wil je alleen maar hebben om erbij te horen? Leef je niet in de illusie dat je gelukkig zult zijn als je maar eenmaal dat grote huis hebt, die mooie auto of die dure kleren? Geef je niet meer om vriendschap, onafhankelijkheid of vrijheid? ‘Het is niet makkelijk om gelukkig te worden, maar geld is daarvoor niet het grootste obstakel,’ is zijn conclusie.

Toch is het niet genoeg om alleen de grote filosofen te lezen, vindt hij. ‘Werkelijk begrip ontstaat pas als je zelf leert kijken. Juist de dingen in je directe omgeving, die je niet eens meer ziet omdat ze zo gewoon zijn, kunnen waarheden bevatten die nog geen clichés zijn.’ Het denken en associëren gaat bij De Botton dan ook de hele dag door. Of hij nu Socrates leest, reclame ziet voor een blik soep, televisie kijkt of hevig verliefd is, overal put hij inspiratie uit; alles waar hij dagelijks tegenaan loopt wordt onderworpen aan introspectie. Er zijn mensen die hem daarom een ‘controlefreak’ noemen. Ook al heeft hij een hekel aan dat woord, omdat het suggereert dat er iets onder de duim gehouden moet worden wat zich eigenlijk niet laat dwingen, herkent hij zich wel in die term. ‘Maar ik zie controle als een positief eindresultaat van een lang gevecht. Ik streef ernaar die controle aan het eind te bereiken, om als het ware meester te worden over de gedachten en emoties die daarvoor nog vormeloos en zonder betekenis waren.’  

Exotisch

Zijn werkwijze is het combineren van zogenoemde hoge en lage cultuur. Hij verbindt popmuziek met filosofie, televisieseries met literatuur, en reclame en krantenartikelen met kunst. Zijn boeken staan vol met plaatjes. Zo zijn in zijn meest recente werk De kunst van het reizen foto’s afgedrukt van de borden in de aankomsthal van Schiphol en een tekening met huizen in Noord-Afrika. De Botton plaatst ze naast elkaar om te onderzoeken wat het begrip ‘exotisch’ eigenlijk inhoudt en waarom soms schijnbaar banale dingen in een buitenland zo uitheems kunnen overkomen. Werkelijk inzicht kan volgens De Botton juist ontstaan door dingen naast elkaar te leggen die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Door met originele blik naar een bekende wereld te kijken ontstaan verbanden die inzicht kunnen bieden.

De grote gele borden op Schiphol bijvoorbeeld vindt hij als Engelstalige alleen al fascinerend vanwege het woord ‘Uitgang’. ‘Vooral de combinatie van de letters U en I treft me als heel bijzonder, net als trouwens de dubbele A in ‘Aankomst’.’ Het is niet alleen dat de taal hem vreemd is, betoogt hij, het heeft ook te maken met waar we vandaan komen. Zijn inzicht: ‘Misschien waarderen we uitheemse elementen niet alleen omdat ze nieuw zijn, maar omdat ze beter in overeenstemming lijken met onze aard en overtuigingen dan al wat ons eigen land ons te bieden heeft. Wat we in het buitenland exotisch vinden kan precies datgene zijn waarnaar we vergeefs hunkeren in ons eigen land.’

Even tussendoor… Meer lezen over De Botton en andere hedendaagse denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Die samenhang tussen filosofie en reclame, literatuur en videoclips komt bij hem automatisch tot stand, zegt De Botton, ‘omdat dat de manier is waarop ik naar de wereld kijk. Het is een natuurlijke impuls. Als iets ‘laag’ is, zoek ik een analogie met iets ‘hoogs’ en omgekeerd. Ik ben op zoek naar een evenwicht in een wereld die niet in balans is.’ Dat hij daarin in een behoefte voorziet, verbaast hem eigenlijk niet. ‘Mensen bouwen zelf geen bruggen tussen al die diverse verschijnselen in hun leven. Terwijl juist onverwachte combinaties boeiend zijn en een nieuw licht kunnen werpen op je situatie.’

‘Bruggen bouwen,’ daar gaat het De Botton om. Wie niet in staat is aan het alledaagse verdieping te geven, blijft in zekere zin altijd hangen in het banale. ‘Een koekje hoeft niet slechts een koekje te zijn, maar kan ook een jeugdherinnering opwekken,’ aldus De Botton in een verwijzing naar het werk van Proust. Met andere woorden: een koekje kan iets wezenlijks onthullen over de manier waarop je in het leven staat – bijvoorbeeld de herinneringen die je met je meedraagt. In Hoe Proust je leven kan veranderen beschrijft De Botton Prousts gewoonte om uitgebreid stil te staan bij schijnbaar onbelangrijke gebeurtenissen. Een klein krantenbericht groeit uit tot een Grieks drama en aan de hand van de dienstregeling van een regionale stoptrein ontstaat een hele wereld van echtelijke drama’s, gekonkel in gemeenteraden en het leven in de natuur. De Botton: ‘Dat we wellicht nooit eerder door toiletzeep op diepzinnige ideeën waren gekomen, lag waarschijnlijk alleen maar aan onze onwrikbare, conventionele opvattingen over de juiste plek voor dit soort gedachten.’ Met andere woorden: wie de gebaande paden durft te verlaten en de rust wil nemen om langzaam te leven en goed te kijken, ook naar kleine dingen, vindt meer antwoorden dan hij had gedacht.  

Cynicus

In zijn boek Hoe Proust je leven kan veranderen drijft hij de spot met de lange zinnen uit A la Recherche du Temps Perdu, het levenswerk van de Franse auteur. Zo rekent hij uit dat de langste zin uit het boek, indien afgedrukt in een standaardlettertype, bijna vier meter lang zou worden en zeventien keer om de onderkant van een fles wijn zou passen.

De zinnen van Proust zijn niet alleen maar langdradig en onnodig omslachtig, door er op deze manier naar te kijken, worden het opeens frivole stijlmiddelen, originele manieren om de verloren tijd uit de titel langer te maken en er zo beter van te kunnen genieten. Dat soort grapjes geeft meer inzicht dan de langste colleges of de dikste boeken, daarvan is hij heilig overtuigd. ‘Ik voel me erg aangesproken door de essays van Montaigne, vooral door de manier waarop hij persoonlijk durft te zijn en toch heel filosofisch kijkt naar het leven. Hij vertelt rustig eerst wat hij bij de lunch gegeten heeft om daarna verder te gaan over de denkbeelden van Plato. En in zekere zin doet Stendhal hetzelfde in zijn boek De l’Amour. Daarin zegt hij: ‘Tussen twee haakjes, ik heb de laatste uren zitten treuren over mevrouw X omdat ze me niet wilde zien.’ Dat is precies wat me zo aanspreekt. Je mag zien dat de auteur een mens is, die ook een leven heeft buiten zijn boeken. Ook Schopenhauer is een voorbeeld voor me, met name zijn boek Aphorismen zur Lebensweisheit bewonder ik. Daarin zegt hij dat het leven vreselijk is en tegelijkertijd lacht hij er om. Zo ben ik ook, een cynicus die glimlacht om het leven.’