Home Politiek Wereldwijd onbehagen
Economie Mensenrechten Politiek

Wereldwijd onbehagen

Filosofie Magazine vroeg vijf internationale intellectuelen naar hun bevindingen van deze en de komende tijd. Het oordeel is pessimistisch.

Door Leon Heuts op 21 maart 2005

aarde donker nacht onbehagen beeld ANIRUDH/Unsplash

Filosofie Magazine vroeg vijf internationale intellectuelen naar hun bevindingen van deze en de komende tijd. Het oordeel is pessimistisch.

03-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

Linguïst, filosoof en long time politiek activist Noam Chomsky beschrijft hoe aan de muur van zijn kantoor in het MIT te Massachusetts een schilderij hangt dat aan hem is gegeven door een jezuïet. Het schilderij verbeeldt de Engel des Doods, wiens schaduw zich uitstrekt over de in 1980 vermoorde aartsbisschop van El Salvador, Romero, en zes Latijns-Amerikaanse intellectuelen, jezuïeten, vermoord in 1989. 

‘Alleen beneden de Rio Grande wordt het schilderij herkend’, zegt Chomsky. De jezuïeten, plus hun huishoudster en haar dochter, blijken te zijn omgebracht door een commando-eenheid getraind door de ‘huidige priesters in Washington en hun mentoren’. Het zijn slechts incidenten in een lange reeks van door de Verenigde Staten gesteunde aanslagen in Latijns-Amerika. Aanslagen die door de opvolger van Romero worden omschreven als ‘oorlogen van uitroeiing en genocide tegen een weerloze burgerbevolking’.

Chomsky heeft het schilderij in zijn werkkamer hangen om zichzelf ‘iedere dag te herinneren aan de echte wereld’. Een wereld waarin volgens hem de Verenigde Staten dubbele standaarden hanteren in de internationale politiek. George Bush predikt – met name in zijn laatste acceptance speech – de onvoorwaardelijke inzet van de Verenigde Staten voor een universele moraal: een new world order die steunt op democratie en vrijheid. Maar Chomsky laat zien hoe vals en corrupt deze onvoorwaardelijke inzet werkelijk is.

Filosofie Magazine vroeg een keur aan internationaal vermaarde filosofen wat hun huidig onderzoek behelst, en wat volgens hen de belangrijkste thema’s zijn voor de komende decennia. Sommigen reageerden zeer uitgebreid, anderen – zoals Chomsky – stuurden enkele eerder gepubliceerde artikelen. Maar bijna unaniem is het pessimisme over deze tijd. De redenen daarvoor zijn op het eerste gezicht vrij eenvoudig: de oorlog in Irak – zonder toestemming van de Verenigde Naties – de morele crusade van de herverkozen George Bush, het doordenderende mondiale kapitalisme, maar ook het ongebreidelde westerse hedonisme, het onvermogen een dwingende nieuwe moraliteit te vinden na de ontkerkelijking, en uiteraard de toenemende verontrusting over de islam – of de westerse omgang met de islam.

De eerste vijf denkers die in dit stuk aan bod komen analyseren de vooruitgang en de moderniteit. De taal doet soms denken aan die van het interbellum. Ook zo’n tijd immers waarin met name Duitse cultuurpessimisten  overal de tekenen zagen van vervlakking en zelfs ondergang van de beschaving – zoals Oswald Spengler in zijn klassieker Untergang des Abendlandes. Typisch is hoe deze zorgen om het Avondland links en rechts door de tijd heen verenigt – hoewel rechts zich doorgaans eerder zorgen maakt over verval van moraal en beschaving, en links over politieke onrechtvaardigheid. De kritiek uit de jaren dertig van de conservatieve Duitse rechtsfilosoof Carl Schmitt op de liberale samenleving, namelijk dat politiek is vervangen door economische concurrentie, een strijd om marktaandeel die louter drijft op een kinderlijk verlangen naar ‘vermaak’, krijgt een hedendaagse pendant in het huidige onderzoek van democraat Benjamin Barber. De voormalig adviseur van Bill Clinton, die internationale bekendheid kreeg met het boek Jihad versus McWorld, vat desgevraagd zijn huidige onderzoek samen als ‘infantilisering van de markt’. Barber: ‘Net zoals het protestantse arbeidsethos ooit de benzine was van het kapitalisme, betoog ik nu dat er doelbewust een “infantiel ethos” wordt gehanteerd om de markt in stand te houden. Overigens niet alleen door verkopers, maar ook door business schools en de belangrijke internationale monetaire en economische instituten. Dat ethos behelst de manier om goederen te verkopen op een verzadigde markt waar mensen met middelen weinig noden hebben, en mensen met veel noden weinig middelen. Het houdt in dat de moderne markt behoeftes creëert door consumenten aan te moedigen te handelen als welwillende kinderen, terwijl kinderen wordt geleerd geld uit te geven als een volwassene.’ Net zoals Schmitt ziet Barber hoe dit simplistisch model van behoeftes creëren ook andere domeinen dan louter het economische binnensijpelt, en dat het de beschaving en politiek aantast. 

Zelfs Peter Sloterdijk, de Duitse denker die in zijn grootse Sphären-trilogie de gehele menswording in polemische pennenstreken heeft opgeschreven, is somber. Opvallend, want Sloterdijk was aan het slot van Sphären nog zeer optimistisch. Al dat pessimistisch gepraat over schaarste moest maar eens afgelopen zijn; dat is volharding in een ‘miserabilistische’ mentaliteit – heette het toen. Maar nu vallen in zijn mail, waarin hij verwijst naar zijn nieuwe boek Im Weltinnenraum des Kapitals: Für eine philosophische Theorie der Globalisierung, de donkere tonen op. In de bijlage van Trouw en Filosofie Magazine, die deze maand bij Trouw verschijnt, wordt hij geïnterviewd door Antoine Verbij. Ook daarin valt een zekere neerslachtigheid op:  ‘Mijn conclusie is een tragische. Ik zeg namelijk dat het reusachtige gebouw van de globalisering weliswaar op comfort is toegesneden, maar dat het tegelijk een nogal exclusief gebouw is. Het sluit misschien maar anderhalf miljard mensen in, hooguit twee miljard. In ieder geval bevindt zich minstens twee derde van de mensheid buiten de comfortsfeer.’

Het pessimisme van Barber, Sloterdijk en – met name – Chomsky, is bitter (hoewel Sloterdijk zijn nieuwe boek hoopvol afsluit). Maar het kan nog worden gezien als een louter empirische verklaring van het ongenoegen met deze tijd. Daaronder schuilt – ook bij anderen die hebben gereageerd op deze enquête – een onbehagen dat voortvloeit uit wat het moderne, liberale of ‘humanitaire’ project heet. Overigens is ook dat geheel in overeenstemming met het interbellum, waarin werd nagedacht over hoe het kan dat de beloofde vooruitgang naar de eeuwige vrede stokte in de gruwelen van de ‘Grote Oorlog’ van ’14- ’18. Zou het niet zo kunnen zijn dat niet alleen het ontwerp van een universele moraal of recht in gevaar is, maar dat de vooruitgang zelf zo zijn eigen monsters baart? Niet dat daarmee de moderniteit tout court wordt afgezworen –  dat zou absurd zijn. Maar trouw blijven aan de beginselen van Immanuel Kantsapere aude, durf te denken – vereiste toen, en nu blijkbaar weer, meer dan ooit beantwoording van de vraag: kan de moderniteit over haar eigen schaduw stappen?

Wilhem Schmid – in Nederland bekend vanwege zijn boeken over levenskunst – probeert over de schaduw van de moderniteit heen te stappen. Schmid: ‘De moderniteit was een project van de Verlichtingsdenkers uit de achttiende eeuw. Na tweehonderd jaar ervaring kennen we de sterke en de zwakke punten van deze tijd. Sterke punten zijn de Verklaring van de rechten van de mens, en de daadwerkelijke menswording van alle mensen. Zwak punt is ondermeer de ecologische ramp, die zelfs bedreigend is voor het voortbestaan van de mens. We hebben een nieuwe Verlichting nodig om die zwakke punten te corrigeren. Ik droom niet van een nieuwe revolutie en ook wil ik geen blauwdruk schetsen van een ‘utopische’ samenleving. Maar wél probeer ik te verwoorden hoe mensen meer verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen leven, en ook hoe ze meer bewust hun leven kunnen vormen. Hoe meer mensen er zijn die dat doen, des te groter de veranderingen zijn voor de samenleving in zijn geheel – die zo op verdraagzame en humane wijze wordt veranderd’. 

Luftwaffe

Maar is dat mogelijk, een soort van ‘humane hervorming van binnenuit’? Chomsky’s bijdrage laat zien hoe een project ‘in naam van de mensheid’ moet worden gewantrouwd. Een dergelijk ‘universeel moraal’ blijkt in de praktijk vaak de moraal van de overwinnaar. De Verenigde Staten zijn – ondanks de ‘freedom’ speech van Bush – volgens Chomsky het grote voorbeeld. Niet alleen omdat de Verenigde Staten zichzelf niet houden aan een universele moraal – wat ondermeer blijkt uit de weigering het Internationaal Strafhof in Den Haag te erkennen – maar vooral omdat de ‘universele moraal’ een gruwelijk middel is om onversneden machtspolitiek en zelfs staatsterreur te versluieren. Achter de sluier schuilt steun aan terroristische cellen, geïnstitutionaliseerde martelingen in Abu Ghraib en Guantanamo Bay, alsmede de willekeurige opruiming van een dictator die eerder werd gesteund – Saddam Hoessein – ten koste van vele burgerdoden. De overwinnaarsmoraal blijkt volgens Chomsky eens te meer uit het cynische feit dat de Amerikanen hun wapens noemen naar slachtoffers van genocide – de genocide die het begin van de Amerikaanse natie markeert, welteverstaan: de massamoord op indianen. ‘Massavernietigingswapens dragen namen als Comanche, Apache, et cetera. Stel je voor dat de Duitse Luftwaffe hun vliegtuigen tooien met namen als ‘jood’ of ‘zigeuner… De wereld zou te klein zijn.’

Desalniettemin zou Chomsky – al is het alleen al om pragmatische redenen – vasthouden aan de mogelijkheden van internationaal recht, of de kracht van mensenrechten. Ook iemand als Barber is door-en-door democraat. Hij ziet in de infantilisering van de markt een serieuze bedreiging voor de democratie, en geeft, als een van de mede-organisatoren van de zogeheten ‘interdependence day’, zelfs tegengas.  Dit is een internationaal initiatief van intellectuelen die samenwerking tussen landen willen bevorderen, als reactie op de scheve economische verhoudingen in de wereld. De boodschap volgens Barber: ‘In een wereld waarin de armoede van sommigen de rijkdom van anderen in gevaar brengt, is niemand veiliger dan de allerarmsten’.

De Sloveense filosoof Slavoj Zizek is sceptischer. In zijn werk duikt hij meer dan wie ook de kelders in van de moderniteit. De verborgen schaduw van de vooruitgang reikt bij hem heel wat verder dan ‘een ecologische ramp’, ‘het infantiele ethos van de markt’, of zelfs het gecorrumpeerde idee van een universele moraal. Dat wil niet zeggen dat Zizek een antimodernist is. Integendeel. In zijn boeken bespreekt hij de mogelijkheid van universele politiek – dat wil zeggen in hoeverre onderdrukten nog een emancipatoire beweging kunnen organiseren, waarin hun eigen ellende wordt verheven tot universele misstand. Dit is de blauwdruk van de Franse Revolutie, waarin mensen zonder macht of bezit hun misère wisten te vertalen naar een universele boodschap van vrijheid en gelijkheid.

Even tussendoor… Meer lezen over Zizek, Chomsky, Barber en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Maar in het huidige, levenloze universum ziet hij die mogelijkheid steeds minder. Het liberaal kapitalisme heeft een wereld gecreëerd van pseudo-gebeurtenissen, waarin daadwerkelijke misstanden zijn versluierd door consumentisme en het multiculturele ideaal van de bourgeois. In zijn mail refereert Zizek aan een van de metaforen die hij hanteert om dit levenloos universum te beschrijven: de zombie. De zombie is dood noch levend, en tegelijkertijd is hij het allebei. Hij is een ondode – en precies die vermenging van leven en dood tekent de moderne menselijke conditie.

Waarom is dat modern? Omdat zombies de saaiheid van deze tijd uitbeelden, weerspiegelt in de ramen van het zaterdagse winkelcentrum (de ultieme zombiefilm, Night of the Living Dead, speelt zich af in een shopping mall). Deze tijd maakt ons tot schijndoden. De consumptiecultuur is niets meer dan  een comateuze, routineuze herhaling van kopen en verbruiken in een wereld zonder passie of politiek. Zijn we dood in deze wereld? Of levend? Of allebei?

Zizek meldt zich nu bezig te houden met het ‘onmenselijke’. ‘Ook zo’n categorie als “ondode” – is een onmens een ontkenning van mens? Neen. Een onmens is tegelijkertijd een mens. Zizek zegt dat wat menselijk en onmenselijk is in de moderniteit – door bureaucratie, consumptie et cetera – door elkaar zijn gaan lopen. Voor Zizek was ‘de onmens’ altijd al een monster, gebaard door humanisme en de doctrine van mensenrechten. Met spottend cynisme analyseert Zizek in eerdere teksten ‘mensenrechten’ als het douceurtje van de rijken aan de armen en rechtelozen. Het begrip ‘mensenrechten’ is eigenlijk alleen gereserveerd voor onmensen. Dat zijn namelijk die mensen die buiten iedere politieke gemeenschap vallen: vluchtelingen, armen et cetera. Zijn de hongerigen op onze televisie nu nog mensen of niet? Ach, ze worden geholpen door ‘humanitaire organisaties in naam van de mensenrechten’. Die doen weliswaar goed werk, maar bevestigen definitief dat de allerarmsten zijn afgeschreven.

Maar nu gaat Zizek nog een stap verder: het onmenselijke – zit in ons allemaal. Zizek: ‘Vóór de moderniteit, toen mensen nog gewoon mensen waren, moesten we ons bevrijden van animale lusten en goddelijke waanzin. Nu is onmenselijke waanzin het eigenlijke van het mens-zijn, dat we tegelijkertijd voortdurend moeten tegengaan.’

Kristallen paleis

De demon is bij Peter Sloterdijk zonder twijfel een variant van deze onmens. In zijn nieuwe boek gebruikt hij een beeld dat van Dostojevski stamt. In zijn Aantekeningen uit het ondergrondse noemt hij de kapitalistische wereld een ‘kristallen paleis’ waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Dat beeld heeft Dostojevski overgehouden aan een reis naar Londen, waar hij het uit glas en staal opgetrokken gebouw van de wereldtentoonstelling zag. Sloterdijk in Trouw: ‘In Londen maakte hij voor het eerst kennis met de amuseercultuur. Hij zag honderdduizenden mensen door de straten van de binnenstad wandelen, meestal in zwijgen gehuld, allemaal bezeten door de demon van het amusement, een demon die op dat moment alleen nog maar over de allergrofste middelen beschikte: alcohol en seks.’

Zizek haalt Kafka’s boek Die Verwandlung aan, een van de meest beklemmende aanklachten tegen de ontmenselijking van de moderniteit. In dit verhaal wordt Gregor Samsa wakker en merkt hij dat hij is veranderd in een gigantisch insect. Het is misschien wel het meest treffende beeld van deze onmenselijkheid. Is Samsa, die nog steeds denkt als een mens, en die hunkert naar affectie van zijn familie die hem telkens weer terug in de kamer jaagt, een mens of een dier? Hij is geen van beide, en tegelijkertijd allebei. Hij is een onmens. Of, zoals zijn zus Grete hem noemt: een Untier.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.