Wat is beschaving eigenlijk waard? Dostojevski’s hoofdpersoon stelt de waarde van al het goede en het schone op de proef.
Een zwartkijker en een mensenhater, dat is de naamloze hoofdpersoon van Fjodor Dostojevski’s Aantekeningen uit het ondergrondse (1864). Opgesloten in zijn kamertje in een Sint-Peterburgse huurkazerne raast en tiert hij tegen een denkbeeldig publiek. Niet omdat hij gek is – verre van dat. In één oogopslag doorziet hij het gehuichel van andere mensen, hun motieven en angsten. De ondergrondse man is een product van grootstedelijkheid en decadente verfijndheid, een echte stadsbewoner die lijdt aan achtervolgingswaanzin en minachting voor zoiets burgerlijks als gezond verstand.
Met zijn ziekelijke drang tot piekeren, zijn achterdocht en zijn tirades is de Ondergronder Dostojevski’s illustratie van de stelling waaraan Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) zijn roem dankt. Dostojevski verwijst in zijn roman dan ook regelmatig naar Rousseau.
Dit artikel is exclusief voor abonnees