Home Historisch profiel De eigenzinnige Vladimir Jankélévitch stelde hoge morele eisen aan de mens
Historisch profiel

De eigenzinnige Vladimir Jankélévitch stelde hoge morele eisen aan de mens

Door Alicja Gescinska op 20 augustus 2025

Vladimir Jankélévitch
beeld ANP/Gamma Press Images
Filosofie Magazine kun je leven zonder genot
08-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
In theorie kan alles vergeven worden, dacht Vladimir Jankélévitch (1903-1985), maar zonder gewetenswroeging bij de dader gaat het niet.

‘De eigenzinnigste onder de filosofen.’ Zo wordt Vladimir Jankélévitch omschreven in een recente dertiendelige podcast van France Culture. Jankélévitch is er opgenomen in de reeks ‘Grote stemmen van de twintigste eeuw’. Een grote, eigenzinnige stem, dat is Jankélévitch zeker. Wat maakt hem zo bijzonder?

Jankélévitch werd in 1903 in Bourges geboren in een gezin van Russische migranten. Zijn vader was een humanistische intellectueel pur sang en vertaler van Duitse en Russische auteurs naar het Frans. Jankélévitch’ vijf jaar oudere zus was begiftigd met een uitzonderlijk muzikaal talent. Ze werd pianiste en leerde Vladimir al op jonge leeftijd piano spelen. Zowel de Russische cultuur als de muziek zullen een centrale rol spelen in het denken van Jankélévitch.

Zelfs als we iets waars zeggen, is er altijd een onzuiver residu

In 1922 begint Jankélévitch met studeren aan de École Normale Supérieure in Parijs. Daar komt Henri Bergson in zijn leven, die zijn leermeester wordt. Het boek dat Jankélévitch in 1930 publiceert over Bergsons denken geldt nog altijd als een onmisbaar naslagwerk. Wat Jankélévitch van hem overneemt is het besef van het ‘doorleefde leven’: de mens is gedwongen tot vrijheid en deze vrijheid vormt voor hem een onophoudelijke opdracht.

Dat klinkt existentialistisch, zou je kunnen denken. Maar Jankélévitch is wars van populaire filosofische modes. Hij past bij geen enkele denkrichting – of het nu gaat om personalisme, existentialisme, structuralisme of postmodernisme. Dat Jankélévitch overal een buitenbeentje is, blijkt ook uit de bronnen van zijn denken. Op de vraag of hij in God geloofde, antwoordde hij ooit, na wat gezucht en gesteun, negatief. Maar de inspiratie voor zijn denken komt wel deels voort uit de religieuze traditie; hij verwijst zowel naar de Bijbel als naar mystici zoals Jakob Böhme en Meister Eckhart. Ook Russische theosofen en religieuze filosofen, zoals Vladimir Solovjov (niet te verwarren met de gelijknamige Poetinpropagandist), duiken frequent op in zijn werk. Jankélévitch verruimt de geografische grenzen van de continentale filosofie, en alleen al hierdoor verdient hij blijvende aandacht.

Wil je dit artikel verder lezen?

Sluit een abonnement af op Filosofie Magazine voor slechts 4,99 per maand en krijg toegang tot dit artikel én de duizenden andere diepgaande filosofische artikelen. Luister nu ook alle nieuwe artikelen als audio.
Word abonnee en lees verder > Al abonnee? Log dan in en lees (of luister) verder.

Tekst loopt door onder afbeelding

De Franse filosoof Vladimir Jankélévitch op 29-jarige leeftijd
Jankélévitch op 29-jarige leeftijd in Praag, waar hij lesgaf aan het Frans Instituut. Voor zijn boek dat het jaar erop zou uitkomen, richtte hij zich op de bergsoniaanse tijd en de morele plicht. In datzelfde jaar zou hij zijn proefschrift over Schelling succesvol verdedigen.

Weekdierachtig mens

In 1927 vertrekt Jankélévitch naar Praag, waar hij lesgeeft aan het Frans Instituut. Tijdens zijn vijf Praagse jaren voltooit hij zijn proefschrift over Schelling, dat hij in 1933 succesvol verdedigt. In 1933 verschijnt ook zijn boek La mauvaise conscience (Het slechte geweten). Daarin komen twee van zijn centrale thema’s aan bod. Het eerste is het bergsoniaanse thema van de tijd. De tijd moet geleefd worden, omdat alles onomkeerbaar en eenmalig is. Uit de onomkeerbaarheid van de tijd vloeit een dwingende morele plicht voor de mens.

De morele plicht is het tweede centrale thema. Jankélévitch is weleens kantiaans rigorisme verweten. Hij vond dat niemand verschoond kan worden van moreel falen. Het kwaad en het gebrek in de wereld zijn onophoudelijk, en dus mag een mens niet verpozen. In de moraal is uitstel altijd afstel en later is altijd té laat. Als een kind in het water valt, moet je springen. Je kunt niet teren op vroegere heldendaden of je verbergen achter excuses. Een calculusmoraal, waarbij je de goede en slechte daden tegen elkaar afstreept en het enkel gaat om het nettoresultaat, is een failliete moraal. Adieu la belle économie d’effort, schrijft Jankélévitch. ‘Vaarwel aan de mooie economie van de inspanning.’ Wie zijn morele plicht verzaakt en dat voor zichzelf goedpraat is niet enkel te kwader trouw, hij is een homme mollusque. Een weekdierachtig mens.

Jankélévitch is het soort denker die de daad bij het woord voegt. Hij heeft een hekel aan hypocrisie of wat hij ‘moreel farizeïsme’ noemt. Vandaag zouden sommigen dat ‘deugpronken’ noemen: mooie woorden gebruiken, maar alleen om goed bevonden te worden. In 1934 – Jankélévitch is inmiddels naar Frankrijk teruggekeerd om les te geven aan verschillende universiteiten – engageert hij zich voor het Front Populaire, het linkse blok dat een halt wil toeroepen aan het oprukkende fascisme in Europa. Wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, wordt hij opgeroepen voor het leger. Als luitenant raakt hij aan zijn schouder gewond en wordt hij naar een hospitaal in het zuiden geëvacueerd. Na de Franse capitulatie krijgt Jankélévitch te horen dat hij door zijn Russisch-Joodse achtergrond niet langer mag lesgeven. Hij treedt toe tot het verzet en moet een groot deel van de oorlog onderduiken.

Varkens en zeugen

Onverbiddelijk is Jankélévitchs oordeel over de wandaden van de nazi’s en zij die met hen heulden. In 1967 schrijft hij Le pardon, dat recent in het Nederlands is verschenen als Vergeving. Het boek geldt zowel in zijn oeuvre als in de filosofische literatuur over vergeving als een onmisbaar kleinood. In theorie, stelt Jankélévitch hierin, kan alles vergeven worden. Maar dat vergt wel een schuldbesef bij de dader. En niet zomaar een besef: de dader moet eronder gebukt gaan, gekweld worden door gewetenswroeging. Wanneer dat ontbreekt, ontbreekt ook de mogelijkheid tot vergeving. Precies dat verafschuwt Jankélévitch: bij al te veel nazi’s ontbrak het schuldbesef. Hen vergeven noemt hij een ‘sinistere grap’ en een ‘farce’. Hij schuwt de harde woorden niet: ‘Je moet varkens en hun zeugen niet vergeven.’

De verbetenheid van Jankélévitch is enorm. Gedurende zijn hele leven blijft hij een afkeer voelen van alles wat ook maar iets met de nazi’s te maken had. Over Heidegger schrijft hij: ‘Wij zullen geen gesprekken aanknopen met de metafysici van het nationaalsocialisme, en ook niet met hun vrienden, niet met de vrienden van hun vrienden; evenmin met de Sturmabteilungen van de Duitse filosofie.’ Wanneer hij in zijn muziekfilosofische werken over Liszt schrijft, weigert hij hem Franz te noemen; weg met die verduitsing! En Duitse componisten worden in zijn beschouwingen systematisch genegeerd.

In 1947 wordt Jankélévitch hoogleraar aan de Universiteit van Lille. In 1951 vertrekt hij naar de Sorbonne-universiteit. Daar zal hij tot zijn pensionering moraalfilosofie doceren en blijven schrijven. Anders dan zijn onwrikbare principes doen vermoeden was Jankélévitch een heel genuanceerde denker. Hij benadrukte voortdurend de paradoxen en de ongrijpbaarheid van het bestaan. Treffend is de titel van zijn in 1981 verschenen laatste magnum opus: Le paradoxe de la morale (De paradox van de moraal). Wanneer we de betekenis van het goede, het schone en het ware willen begrijpen, is er altijd iets dat ons verstandsvermogen overstijgt, iets dat ons ontglipt. Zelfs wanneer we een goede daad stellen, iets moois scheppen, iets waars zeggen, is er altijd een onzuiver residu. Hij noemt dat een presque-rien, een je-ne-sais-quoi.

Jankélévitch bezit een onuitputtelijk jargon om de ambivalentie van het bestaan uit te drukken. Hij heeft het over de ‘verdwijnende verschijning’ van het goede, dat elke keer opnieuw gedaan moet worden. In zijn beschouwingen over muziek heeft hij het over het onzegbare dat toch in de muziek tot uitdrukking komt. Hij zag zichzelf als een systeemdenker zonder systeem. Of anders gezegd: het enige systeem van zijn denken is het je-ne-sais-quoi.

Tekst loopt door onder afbeelding

De Franse filosoof Vladimir Jankélévitch achter een piano
Al op jonge leeftijd leerde Jankélévitch pianospelen van zijn oudere zus. Muziek werd een belangrijk onderwerp in zijn filosofie: volgens Jankélévitch doet ze ons moreel ontwaken. beeld ANP/Gamma Press Images

Lenteochtend

Naast moraalfilosoof was Jankélévitch ook musicoloog. Hij heeft boeken geschreven over Fauré, Ravel en over de betekenis van muziek in het algemeen. La musique et l’ineffable (vertaald als De muziek en het onuitsprekelijke) was tot voor kort het enige in het Nederlands beschikbare werk van Jankélévitch. Het werd in 2005 vertaald en genereus geannoteerd door filosoof en emeritus hoogleraar van de Universiteit Gent Ronald Commers. Commers spant zich al vele decennia in om het werk van Jankélévitch in ons taalgebied onder de aandacht te brengen. Hij omschrijft Jankélévitch, een voormalige studente van Jankélévitch parafraserend, als ‘de boodschapper van de lente’.

Zoals de muziek enkel ontstaat in het spelen, bestaat het goede enkel in het doen

Wat Jankélévitch andermaal van zijn tijdgenoten onderscheidt, is zijn manier van schrijven. Dat is een poëtisch meanderend beschouwen, waarbij de denker zich nooit verliest in wijdlopigheid. De lente is daarbij een geliefde beeldspraak. Zijn rigoureuze moraal kan een last lijken: de eeuwige plicht die op onze schouders rust, waardoor we nooit eens op onze lauweren kunnen rusten. Maar volgens Jankélévitch is de plicht om goed te doen geen last, maar een geschenk. Elke dag opnieuw breekt een nieuwe dageraad aan. Het goede is de lente van de moraal, de mogelijkheid tot ontwaken. Ne manquez pas votre unique matinée de printemps, zo adviseert Jankélévitch. ‘Mis je enige lenteochtend niet.’ Laat het leven niet aan je voorbijgaan, leef bewust in het nu. Je moet de verveling, de passiviteit, van je afwerpen. Jankélévitch wijdt daaraan scherpe beschouwingen in L’aventure, l’ennui, le sérieux (Het avontuur, de verveling, de ernst, 1963). Wie ‘avontuurlijk’ leeft, kan echt in vrijheid leven. De mens affirmeert zijn vrijheid in zijn goede daden. Jankélévitch noemt dat een ‘reddende bevrijding’, een liberté libératrice. Daartegenover staat de formele vrijheid, de liberté libertaire, die slechts vrijblijvendheid is.

Muziek en moraal

Jankélévitch haalt in zijn werk net zo goed denkers als musici aan. Tussen muziek en moraal bestond volgens hem een intiem verband. Zoals de muziek enkel ontstaat in het spelen, bestaat het goede enkel in het doen. Zoals een partituur nog geen muziek is, zijn goede woorden op papier nog geen blijk van moraal. En allebei – het goede en het schone – zijn ultiem ongrijpbaar. Volgens Jankélévitch is de essentie van de muzikale ervaring onbevattelijk. Maar als er toch een term bedacht moet worden om die onbevattelijke essentie van de muziek te vatten, dan is het volgens hem ‘charme’. De charme is de mysterieuze eigenschap van de muziek, en het mysterie houdt aan omdat er geen wetenschap of techniek van charme bestaat. Integendeel, mocht charme een technisch trucje zijn of iets wat in een geijkte formule te vatten is, dan zou de charme aan zichzelf alle charme ontnemen. Datzelfde geldt voor het goede.

Bovenal bestaat het verband tussen muziek en moraal er volgens Jankélévitch uit dat muziek ons moreel doet ontwaken. Muziek is een avontuur; ze haalt ons uit onze existentiële sluimertoestand. Muziek is een dialoog tussen ik en jij, een ‘duet van harten’. In de muziek leren we om naar de ander te luisteren en onze blik op te richten van onze eigen navel. Muziek oefent zo een pacificerende kracht uit op de mensheid en leidt tot meer begrip. Natuurlijk was Jankélévitch niet naïef en wist hij ook dat talloze wreedaardige mensen, van nazibeulen tot Stalin, grote muziekliefhebbers waren. De paradox dat muziek mensen beter maakt, terwijl de muziek toch zo machteloos staat tegenover het kwaad, verklaarde hij als volgt: muziek verbindt de harten – ‘mits je er één hebt’.

Boeken

Vladimir Jankélévitch - Vergeving

Vergeving. Een filosofische verkenning
Vladimir Jankélévitch
vert. Ellis Booi

Athenaeum
240 blz.
€ 25,-

The paradox of morality
Vladimir Jankélévitch
Yale University Press
264 blz.
€ 24,83

Henri Bergson
Vladimir Jankélévitch
Duke University Press
352 blz.
€ 26,99

Loginmenu afsluiten