Het begon een aantal jaar geleden met een bescheiden bericht in een plaatselijk huis-aan-huisblad, vertelt filosoof Suzanne Biewinga (1954). Welke oudere mensen hadden zin om deel te nemen aan een drietal filosofische gesprekken? Ze was ervan overtuigd dat het onderwerp dat ze aansneed niet erg populair was: de hete hangijzers van het ouder worden, die met behulp van oude en hedendaagse denkers zouden worden onderzocht.
Als ze het berichtje plaatst, is Biewinga zelf net afgestudeerd in de filosofie, een bezigheid die ze na haar werkende leven heeft opgepakt. In overeenstemming met haar eigen levensfase verdiept ze zich tijdens haar studie in de waarheid en de betekenis van ouder worden: wat maakt ouder worden tot een zinvolle ervaring? Wat betekent het om te leven in een ouder wordend lichaam, om te merken dat de tijd verschuift? Ze studeert af op De ouderdom (1970), een boek waarin de Franse filosoof Simone de Beauvoir onze omgang met ouderdom en de laatste levensfase onderzoekt.
‘Ik zag die drie gesprekken, waarvoor ik zo’n twaalf mensen hoopte te interesseren, als een mooie afsluiting van wat ik had geleerd,’ vertelt Biewinga. ‘Maar het liep volstrekt anders: tot mijn grote verbazing stroomde mijn mailbox direct helemaal vol. Ik moest binnen een dag een wachtlijst aanleggen. In plaats van één keer een serie van drie ochtenden, besloot ik vijf series te organiseren, maar ook dat was niet genoeg. De behoefte aan een ruimte om samen te denken en te praten over ouder worden, passend bij de ervaringen van ouderen zelf, bleek groot te zijn.’
Uiteindelijk resulteert haar overvolle mailbox niet in een afsluiting, maar luidt die het begin in van een nieuw onderzoek. Biewinga richt een ‘filosofiewerkplaats’ op waar ze in een tijdsbestek van bijna zeven jaar maar liefst 92 socratische groepsgesprekken voert met 98 ouderen. Aan de hand van klassieke en hedendaagse denkers ontwikkelt ze een eigen manier van denken en spreken over het late leven. In januari 2025 promoveert ze op zeventigjarige leeftijd op het onderwerp aan de Universiteit van Amsterdam. En nu is er de bewerking van haar proefschrift in de vorm van een toegankelijk filosofisch boek, getiteld Ouder worden als ervaring. Filosofie van het late leven.
Wat zegt het dat zoveel ouderen over hun ervaringen in gesprek wilden?
‘Dat het onderwerp leeft. Het lijkt alsof er een soort sluier vanaf is getrokken. Een van de deelnemers zei daarover: deze gesprekken halen ons uit de schaduw, dit boek geeft ons een stem. Dat zie ik ook zo, en het is belangrijk omdat er allerlei bevooroordeelde, onjuiste verhalen over ouderdom rondgaan.’
‘Volgens Aristoteles raakt je lichaam in verval, maar ook je karakter’
Welke verhalen zijn dat?
‘In mijn boek onderscheid ik grofweg twee soorten verhalen. Het eerste, oudste narratief, is dat van ouder worden als uitsluitend verlies en verval. Waar Plato ouderen zag als mogelijke leiders van een stadsstaat, dacht zijn leerling Aristoteles er heel anders over: je groeit, je bloeit en je vervalt – niet alleen lichamelijk, maar ook qua karakter. Dat vond ik opmerkelijk, zeker voor een filosoof die bekendstaat om zijn levenskunst. Het aristotelische vervalverhaal zit nog altijd diep in onze cultuur.
Daartegenover is de volslagen ontkenning van ouderdom komen te staan: het idee van betekenisvol ouder worden als jong blijven. Dit verhaal past goed in de huidige tijd, waarin we worden teruggeworpen op onszelf als individu. Het appelleert aan een idee van quasi-onafhankelijkheid waar ik me in dit boek sowieso tegen verzet, om welke leeftijd het ook gaat. Beide verhalen doen geen recht aan de complexiteit van het ouder worden in de ogen van ouderen zelf: ouder worden is ingewikkelder, avontuurlijker, veelzijdiger en ongewisser.’
Ouder worden in deze tijd vergt moed, schrijft u in uw boek. Wat bedoelt u daarmee?
‘De ouderdom is geen eenvoudige levensfase en hij komt in de eenentwintigste eeuw bovendien abrupt. Daarin verschilt deze tijd van eerder in de geschiedenis, toen het leven meer verstrengeld was met ziekte en dood. Het was pijnlijk maar normaal dat kinderen of volwassenen stierven. De ouderen waren een kleine minderheid. Cicero schreef hierover: wij ouderen zijn sterk, want alle jonge mensen overlijden aan allerlei kwalen en wij overleven het. Nu is dat andersom. De dood blijft voor een groot deel van ons volwassen leven vrijwel afwezig. Maar dan, vanaf een jaar of zeventig, tonen de grafieken een vrije val naar beneden. Je krijgt een stoomcursus omgaan met ziekte, verlies en dood, waar je vaak nog niet in geoefend bent.
We worden oud in een snel veranderende wereld, waardoor de kennis die ouderen bezitten minder gemakkelijk over te dragen is naar volgende generaties. Daar komt nog iets bij: de knik in de levensverwachting komt ongeveer overeen met de pensioenleeftijd. Het betaalde, werkende leven is een dominante factor van invloed in onze maatschappij, en op het moment dat je daaruit stapt, kom je als het ware in een parallelle samenleving terecht. De verandering is dus dubbelop: zowel biologisch als sociaal.
‘Je moet als oudere leren omgaan met een enorme vrijheid’
Het vergt moed om te erkennen en aanvaarden dat ouder worden niet iets anders is dan jijzelf: jij bent het die ouder wordt. Ouder worden is niet alleen maar verlies en verval, het is ook niet jong blijven, het is een reis door onbekend gebied. Je weet niet wat dat gebied je brengt. Maar je hebt wel de mentale kracht en nieuwsgierigheid van een ontdekkingsreiziger nodig om dit gebied binnen te gaan.’
Is er iets dat steeds terugkomt in de gesprekken?
‘Ja, de tegenstelling tussen heden en toekomst. De meeste deelnemers zeggen: het leven is nú fijn, of in ieder geval goed te doen, maar wat brengt de toekomst? Daarover zijn ze onzeker. De existentialistische psychiater en filosoof Irvin Yalom beschouwt doodsangst als de grootste menselijke angst. Hij werd in de filosofiewerkplaats door de deelnemers gecorrigeerd: niet in de eerste plaats de dood, maar een gebrek aan betekenis roept bij ouderen angst op. Zoals de stoïcijnse psychiater en filosoof Viktor Frankl het verwoordde: onze belangrijkste drijfveer is de wil tot betekenis.
We spreken niet voor niets over ouder wórden: dat laatste woord geeft aan dat het een toekomstgericht proces is. Soms zie je een honderdjarige die daar al doorheen is, die verlies en dood in het eigen zijn heeft opgenomen. Maar als je aan dat proces begint, is het wezenlijk anders. Dan moet je eerst leren omgaan met de enorme vrijheid die je hebt. Die vrijheid is geweldig, maar ook moeilijk. Ze kan neigen naar totale overbodigheid. Je moet zelf structuur aan je leven geven, anders loop je vast. Vervolgens kunnen er ook allerlei nieuwe vormen van zingeving en betekenis ontstaan, alleen komen die niet meer zo vanzelfsprekend op je af.’
Tekst loopt door onder afbeelding

U schrijft dat Hannah Arendt daarbij richting kan aangeven. Het is namelijk niet de sfeer van arbeid of werk, maar die van het handelen die het leven volgens haar betekenis geeft.
‘Terwijl werk gaat over iets blijvends produceren en arbeid over voorzien in je dagelijks levensonderhoud, gaat handelen over contact met anderen, jezelf uitspreken en je laten gelden in het publieke domein. En het handelen gaat, gelukkig, door tot je laatste snik. We zijn namelijk áltijd verbonden met en afhankelijk van andere mensen. In interactie met elkaar begrijpen we de wereld en geven we daaraan betekenis. Ouder worden gaat ook over de vraag: op welke manieren kun je dat handelen laten doorgaan? Die vraag doet een appel op ouderen maar ook op andere generaties om nieuwsgierig en in contact te blijven, om niet af te haken. En ik ben er in de loop van dit onderzoek achter gekomen dat handelen, behalve doen en spreken, ook kan zijn: dingen laten. Ook in minimale handelingen die je wel of niet uitvoert om een ander de ruimte te geven, kan veel betekenis zitten.’
Er zijn maar weinig filosofen die zich expliciet met de ouderdom hebben beziggehouden. Simone de Beauvoir is een van de uitzonderingen, ze wijdde er een heel boek aan. Wat zegt zij over ouderdom?
‘Volgens De Beauvoir worden we ouder in de ogen van een ander. Ouderdom betekent volgens haar vooral aftakeling. Ze schrijft met de bedoeling bij te dragen aan de bevrijding van ouderen, net zoals ze eerder met De tweede sekse een aanzet gaf tot de emancipatie van vrouwen. Deels is ze een marxist: arbeiders worden uitgebuit totdat ze met pensioen zijn, vervolgens zijn ze helemaal versleten en worden ze als afval afgedankt. De Beauvoir vindt dat het anders moet: ze komt op voor betere lonen, werkomstandigheden en huisvesting. Een helder verhaal. Maar waar zij als existentialistisch filosoof zegt dat vrouwen zelf de verantwoordelijkheid en vrijheid hebben om hun eigen leven richting te geven, acht ze dit voor ouderen onmogelijk. Anders dan in De tweede sekse ontbreekt er dan ook een apart hoofdstuk over bevrijding. Het zijn volgens haar de anderen die de ouderen moeten bevrijden.
De Beauvoir loopt vast op wat zij “biologische weerzin” noemt. Als ouderdom onontkoombaar weerzinwekkend is, waarom zouden anderen zich dan inzetten om ouderen te bevrijden? Filosofisch gezien komt ze daar absoluut niet uit. En ik dacht: zit het niet anders? Het kan toch niet waar zijn, ook vanuit evolutionair oogpunt bekeken, dat het leven zelf alleen maar weerstand zou oproepen. En zelfs in haar eigen geval bleek het uiteindelijke oordeel milder. Toen ze echt oud was, maar niet meer schreef, zei ze dat het eigenlijk best meeviel met die ouderdom.’
Daar komt de ‘ervaringswaarheid’ om de hoek kijken, waar het u ook in de filosofiewerkplaats om gaat. Waarom is die waarheid zo belangrijk?
‘Met ervaringswaarheid doel ik op de waarheid die je leert kennen door wat je ervaren hebt. In de antieke filosofie is het begrip parrhesia ontstaan, wat zoveel betekent als “waarheidszoekend spreken”. De ervaren waarheid heeft in dit onderzoek altijd vooropgestaan: zo ziet de ouderdom eruit wanneer je er zelf middenin zit. Daar ligt dan ook de sleutel: je krijgt ouderdom pas uit de schaduw als oudere mensen zich niet meer hoeven te schamen. Het is me in eerste instantie niet zozeer te doen geweest om wat “goed” of “mooi” ouder worden betekent. Het gaat wel om de waarde of betekenis die je toekent aan de ervaren waarheid: goedheid, schoonheid, persoonlijke waardigheid. Dat is voor iedereen anders.
Tegelijkertijd ontkomen we niet aan de confrontatie met de heersende ideeën over ouderdom in de maatschappij. Ik vond het daarom belangrijk om een veilige kring te faciliteren waarin ouderen vrijuit kunnen twijfelen, denken en spreken. Om met filosoof Richard Rorty te spreken: je kunt alleen een nieuwe “logische ruimte” creëren als je dat doet in een besloten kring en van daaruit naar buiten treedt. In de groepsgesprekken hebben de deelnemers aan de hand van eigen ervaringen en het werk van filosofische denkers hun aannames en ideeën over de betekenis van ouder worden onderzocht. Het ging niet om een nieuw standaardverhaal dat bestaande clichés vervangt, maar om het ontwikkelen van een nieuwe, talige ruimte. Deze ruimte kan een begin zijn om inspirerende voorbeelden voor te leven aan elkaar en aan toekomstige generaties, zodat de ideeën over ouder worden langzamerhand gaan verschuiven.’
Ouder worden als ervaring. Filosofie van het late leven
Suzanne Biewinga
Boom
224 blz.
€ 24,90