Home Geboren: nieuwe onvrijheid

Geboren: nieuwe onvrijheid

Door Marije de Vries op 19 maart 2013

05-2004 Filosofie magazine Lees het magazine
De tijd na de Verlichting kenmerkte zich door de opkomst van vrijheidsstrijders – zoals liberalen. Volgens de Duitse filosoof Max Stirner (1806-1856) maakten zij echter allemaal de fout het oude juk in te ruilen voor nieuwe onvrijheden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De truc van uitgever Otto Wigand werkte keer op keer. Als een boek meer dan 320 pagina’s telde, mocht het van de Pruisische koning Frederick Wilhelm IV worden verspreid zonder censuur vooraf – het zou anders te lang gaan duren voordat het in de winkel kwam te liggen. Wigands subversieve boeken moesten dus vooral dik zijn en razendsnel verspreid worden. Alvorens de koning het boek dan in beslag kon laten nemen, waren er al weer tientallen, zo niet honderden, boeken ‘verdwenen’ in het intellectuele circuit.Het boek Der Einzige und sein Eigentum, geschreven door de tot dan toe onbekende filosoof Max Stirner (een pseudoniem van Johann Kaspar Schmidt), zou vrijwel zeker niet in het straatje van Frederick Wilhelm IV passen. Hoewel hij bij lange na niet zo streng was als zijn voorganger, die zelfs grafstenen en sigarettenpakjes liet censureren, zou hij Stirners afwijzing van ieder gezag, religie en moraliteit bepaald niet appreciëren. Eind 1844 bracht Wigand het boek van 490 pagina’s dik en in een oplage van een paar honderd stuks, naar de censuurcommissie en daarna razendsnel naar allerlei boekwinkels en andere distributeurs.

Wigand had zich de moeite kunnen besparen. Weliswaar werd het boek in eerste instantie door Frederick Wilhelm IV verboden. Maar een groot wonder geschiedde: het boek werd enkele dagen later weer van de censuurlijst afgehaald. De koning vond der Einzige te absurd om gevaarlijk te zijn. Het mocht dan ook gewoon verkocht worden – tot grote verbazing van Wignand!

Welke ’te absurde’ beweringen deed Max Stirner in zijn boek? Stirner stelde dat mensen tot op heden altijd ‘spoken’ hebben gecreëerd: vaststaande ideeën die zij op dogmatische wijze aanhangen. Voorbeelden van zulke spoken zijn religies, ideologieën en economische systemen. Volgens Stirner hebben mensen echter niet door dat al deze spoken hun vrijheid beperken. Ze gaan volgens hem om die reden in tegen het belang van het individu en resoluut wijst hij ze dan ook faliekant af.

Speciaal gaat hij in op de ‘Politiek Liberalen’ – daarmee doelend op de (burgerlijke) liberalen van de Franse Revolutie. Hun bedoeling was het oude juk van de standenmaatschappij af te werpen om de mens zijn natuurlijke vrijheid terug te geven. Maar, stelt Stirner, de revolutionairen maakten de fout oude onvrijheden te vervangen door een nieuwe. Dit komt doordat (politiek) liberalen er van overtuigd zijn dat individuen alleen tot hun recht komen in een staat. Mensen worden geacht hun individualiteit op te geven voor het ‘burger zijn’ in de staat. Daarmee wordt ‘de burger’ (iets dat je alleen kunt zijn binnen een staat) in het politiek liberalisme waardevoller dan het individu (iets dat je sowieso bent). Het politieke liberalisme is dus als een spook, zegt Max Stirner.Liberalen liegen als ze zeggen dat mensen vrij zijn geworden na de Franse Revolutie, schrijft Max Stirner. In de nieuwe staat is het individu immers niet vrij geworden. Ondanks dat het keuzes kan maken tussen religies, politieke opvattingen en andere ‘spoken’, wordt het niet geacht zich te onttrekken aan de wetten van de staat. Bovendien was de creatie van de staat niet alleen een pragmatische beslissing van de liberalen. Juist de groep liberalen en haar aanhangers hadden voordeel bij de staat die haar bezit beschermde en zorgde voor een relatief stabiele sociale en economische situatie. De bezitter, haar rechten en haar toekomst werden op allerlei manieren beschermd, terwijl de bezitloze, zeker in de negentiende eeuw, amper voordeel bij de (nieuwe) staat had.

Niet alleen de door de liberalen zo gewilde staat, ook de moraliteit die in de praktijk samenhing met het liberale gedachtegoed berooft het individu volgens Stirner van haar vrijheid. Hoewel wij nu vooral Balkenende over normen en waarden horen praten, hebben ook liberalen altijd een sterk ethisch bewustzijn gehad. Dat had in eerste instantie te maken met de Franse Revolutie, die met haar areligieuze en schijnbaar bandeloze karakter tot een opleving van de moraliteit had gezorgd. Maar later bleek ook dat moraliteit in combinatie met economische vrijheid uitstekend kon dienen als ideologie voor de ‘nieuwe middenklasse’ die was ontstaan door de industriële revolutie.

Wat moreel was en wat niet, daarin waren liberalen vaak niet vrijdenkend. Liberalen willen een vrije wil hebben, maar het zedelijke – het spook boven hen dat ook hun tegenstanders in de greep houdt – niet missen. Die twee dingen gaan echter niet samen, vindt Stirner. Liberalen gaan volgens hem dus niet voor echte vrijheid Bterwijl ze zeggen dat wel te doen.

Goed; zowel de staat als de moraliteit brengen individuen niet de ultieme vrijheid. Waar moeten ze dan wel naar streven, volgens Stirner? In ieder geval niet naar de ultieme vrijheid als doel op zichzelf, schrijft hij. Vrijheid betekent volgens hem namelijk enkel: van iets af of los zijn, zoals van een hoofdpijn. Het is een christelijke term en het leeft alleen in het rijk der dromen: >Vrij zijn kan ik niet waarachtig willen, omdat ik het niet zelf maken kan, ik kan slechts wensen, ernaar trachten=. Het strijden naar vrijheid creëerde ten alle tijden een nieuw spook,  een nieuwe onvrijheid. En dat is dan ook de reden dat we haar beter niet kunnen nastreven.

Beter is het egoïsme na te streven in plaats van vrijheid: alleen dan kun je werkelijk vrij worden. In het gedeelte van zijn boek genaamd ‘Ich’, probeert Stirner het ‘Ik’ in de plaats te stellen van de spoken, de vaststaande ideeën. Hij is er van overtuigd dat het het beste is alleen aan je zelf te denken en je nooit voor iemand op te offeren. Onder het motto: de mens is egoïstisch, leef daar dan ook naar.

Slaaf

Hoe word je een egoïst? Volgens Stirner door een ‘eigenaar’ te worden, niet alleen van materiële zaken (zoals producten van eigen arbeid) maar ook van ideeën, gedachten. De egoïst moet zich van een gedachte los kunnen maken, niet verstarren in een vaststaand idee. Stirner wil niet de slaaf zijn van zijn gedachten, maar de macht over ze hebben, ze beheersen in plaats van zich door hen te laten beheersen. Het denken moet geen doel op zich worden, dat leidt alleen maar tot dogma=s. Als de egoïst van een ‘extern’ idee haar eigen idee maakt, dan heeft zij het idee tot realiteit gemaakt omdat ze het zelf tot leven heeft gebracht. Zij, de levende, bezit het idee. Maar ze moet het ook weer zo los kunnen laten om de ultieme vrijheid te behouden. Als mensen zich daar aan houden, kan het egoïsme geen >spook= worden en blijft zij een ‘leeg’ begrip dat naar believen zelf ingevuld kan worden door de egoïst.De grote vraag is: Waarom worden mensen dan geen egoïst op de manier die Stirner voorstaat? Waarom buigen bijvoorbeeld arbeiders het hoofd door hun verdiensten gedeeltelijk af te staan aan staat en ondernemer? Volgens Stirner is de belangrijkste reden dat mensen bang zijn. Ze zijn heel erg angstig om morgen, volgende week of volgend jaar geen brood op de plank te hebben. De staat maakt burgers van haar afhankelijk door ze loon en status te beloven. Bovendien laat ze hen veel belasting betalen om met behulp van politie hun bezit te beschermen. Velen zijn afhankelijk geworden van de staat; ze zijn bang alles kwijt te raken als de staat wegvalt.

Mensen offeren uit angst hun vrijheid niet alleen op aan de staat, maar ook aan ‘normen en waarden’; moraliteit.Volgens Stirner is het leven onder moralisten echter net zo slecht als onder schurken. De egoïst wordt door moralisten bestempeld als crimineel. Maar in Stirners ogen bestaan criminelen niet, ze zijn slechts verzinsels van machtigen. Hij ziet geen misdadiger of crimineel voor zich staan, enkel een vijand. Ieder mens is er immers alleen op gericht jouw vrijheid af te pakken ten gunste van haar eigen vrijheid.

De (schijn)zekerheid waarmee de liberale spoken voor vele mensen oprecht leken samen te gaan waren met name in het voordeel van de aanhangers van het liberalisme: de (hogere) middenklasse. Vreemd is het dan ook niet, dat de liberalen de staat en sterk gevoel van moraliteit apprecieerden: deze zorgden voor een zekere mate van standvastigheid. Een stabiele en betrouwbare economische, sociale en politieke situatie in de maatschappij en de waarborging van bezit waarborgden hun belangen, hun toekomst.

Ook nu nog proberen liberalen te offeren aan spoken om een stabiele maatschappij te houden of te krijgen. Een hedendaags spook van de liberalen zou bijvoorbeeld ‘de economie’ kunnen zijn. Onder meer het milieu en een gedeelte van onze sociale zekerheid worden op bijna dogmatische wijze opgeofferd ten gunste van een almachtig gemaakte economische machine. Stirners thema’s met betrekking tot het liberalisme, waaronder dogmatiek, een relatieve vrijheid en verplichte burgerschapszin, blijken telkens weer verrassend actueel.

Max Stirner liet op overtuigende wijze zien dat liberalen niet de vrijheid en het algemeen belang nastreefden die ze zeiden na te streven en dat er rond hun ideologie op zijn minst een zweem van hypocrisie hing. Bovendien rekende hij af met het idee dat opofferingen nu eenmaal bij het leven horen. Belangrijk is het, schrijft Stirner, dat mensen leren hun levensangst kwijtraken en niet meer bang zijn voor een eventueel gemis aan ‘het dagelijks brood’. Het ontdoen van deze angst maakt namelijk dat mensen geen ‘spoken’ meer hoeven te zoeken én aan te hangen. In je eigen belang handelen in plaats van in die van een ander Bop alle gebieden. En daarmee trok hij het essentiële egoïstische element in het economische en politieke liberalisme consequent door.

Dit is het tweede deel van een serie over critici van het liberalisme

Max Stirner (1806-1856)

Max Stirner, een pseudoniem van Johann Kaspar Schmidt, wordt in 25 oktober 1806 geboren in Bayreuth. Zijn vader, muziekinstrumentenmaker, sterft als Stirner 1 jaar oud is. Moeder Sophia Eleonora hertrouwt twee jaar later.

In 1826 schrijft Stirner zich in op de Universiteit van Berlijn om filosofie te studeren. Daar heeft hij college van onder andere Hegel. Na twee jaar stopt hij zijn studie tijdelijk om ‘door Duitsland te reizen’, in 1834 behaalt hij uiteindelijk zijn bul.

Januari 1835 wordt Stirners moeder wegens geestesziekte opgenomen in een ziekenhuis in Berlijn. Twee jaar later overlijdt Stirners stiefvader. In 1838, slechts een aantal maanden na de huwelijksplechtigheid, overlijdt Stirners vrouw tijdens de geboorte van hun kind. Het kind sterft ook.

In 1841 sluit Stirner zich aan bij ‘Die Freien’, een groep Jong-Hegelianen rond Bruno Bauer. Max Stirner begint te publiceren. In eerste instantie zijn dat een aantal eigen pamfletten, later wordt hij ook correspondent voor de Rheinische Zeitung en de Leipziger Allgemeine Zeitung, de twee grootste oppositiekranten. In deze tijd ontmoet hij Marie Dähnhardt, met wie hij in 1843 trouwt. Eind 1844 verschijnt Stirners boek Der Einzige und Sein Eigentum (De Enige en zijn Eigendom).

Mei 1856 krijgt Stirner koorts nadat hij gestoken wordt door een insect. Hij sterft 25 juni 1856 – nog net geen vijftig.

Der Einzige und Sein Eigenthum integraal via:
www.lsr-projekt.de/msee.html

Meer over Stirner op:
www.d-d-online.de/max-stirner-archiv-leipzig/