‘Op het eerste gezicht zijn film en filosofie heel andere disciplines,’ zegt Jurriën Rood. ‘De eerste is gericht op het vertellen van een verhaal en de tweede op het ontdekken van een diepere wijsheid. Maar misschien zijn de gelijkenissen wel groter dan de verschillen. Een knappe film is immers ook op zoek naar waarheid en wijsheid. Wellicht vandaar dat film zo populair is, omdat film vertrekkend vanuit het particuliere ook iets veel groters kan aanroeren.’
Rood (1955), zowel filmmaker als filosoof, schreef over zijn twee grote interesses het boek Film en filosofie beantwoorden grote levensvragen. Daarin werpt hij tien vragen op waar iedereen weleens mee worstelt, zoals: ‘Hoe kan ik werkelijk van iemand houden?’, ‘Hoeveel vrijheid heb ik nodig?’ en ‘Waarom leven wij?’.
Jurriën Rood (1955) is filosoof, filmmaker en filmcriticus. Als filmer/filosoof werkte hij bij de Amsterdamse politie en onderzocht het straatgezag. Eerder schreef hij onder andere Wat is er mis met gezag? (2013), Filosofie van de jamsessie (2017) en Dwaaltaal (2023).
Durf alleen te zijn
Neem bijvoorbeeld de vraag ‘Is het erg om alleen te zijn?’. Rood: ‘Je zou denken dat films, met hun reputatie avontuurlijk, provocerend en radicaal te zijn, hierop een vooruitstrevender antwoord geven dan de filosofie. Maar dat is niet zo. In film geldt de regel dat de mens niet alleen mag blijven. Hij kan alleen zijn in het begin of op het tragische einde van de film, maar het ideaal is toch dat hij een ander mens vindt. Helemaal alleen mag hij niet blijven, want dat staat gelijk aan eenzaamheid en ellende, behalve misschien voor een paar superhelden.’
Filosofen beschouwen zelfstandigheid daarentegen als een deugd, vertelt Rood. ‘Durf te denken, zei Kant. Durf iets anders te denken dan die honderd mensen om je heen. Durf alleen te staan. Film speelt in op het gevoel dat eenzaamheid hand over hand toeneemt in de samenleving, en dat ze heel erg is. Maar dat klopt helemaal niet. Uit empirisch onderzoek is gebleken dat eenzaamheid niet is toegenomen, liet de Noorse filosoof Lars Svendsen al zien. Denker des Vaderlands Marjan Slob voegt daaraan toe dat eenzaamheid des mensen is en dus bij het leven hoort. We leven intussen steeds meer alleen, en dat kunnen we ook steeds beter. We maken deel uit van netwerken en hebben een grote kennissenkring.’
Maar zijn we dan niet vervreemd van onszelf door het moderne leven, zoals nogal wat filosofen beweren? En leidt die vervreemding niet tot eenzaamheid?
‘Ik vind vervreemding een filosofisch cliché waar te weinig over nagedacht wordt. Karl Marx mag dan wel geschreven hebben dat de arbeidsdeling de arbeider heeft vervreemd, en veel denkers zijn daarna met dat concept aan de slag gegaan, maar is het wel waar? Vervreemding wil zeggen dat er ooit een tijd was waarin je niet vervreemd was, waarin je volstrekt in contact stond met de wereld. Wanneer was dat dan? Wanneer waren we niet vreemd?
Ik denk dat we altijd al voor een deel vreemd zijn, dat we zo geboren worden, en dat het onze uitdaging is om ons thuis te leren voelen in dit leven. We moeten door de vreemdheid heen. Beweren dat we vervreemd raken door machines of moderne techniek vind ik ongeloofwaardig. Kijk maar hoe mensen getrouwd en vertrouwd zijn met hun mobieltje. Vervreemden doet hen dat niet, integendeel: daarmee verbinden ze zich met de werkelijkheid.
Films kunnen niet goed overweg met een abstract concept als vervreemding, wel met je vreemd voelen. In een film toon je dan iemand die alleen is en wat droevig kijkt naar de omgeving. Film is direct en zintuiglijk. Daar kunnen filosofen ook wel wat van leren.’
Even tussendoor… Meer lezen over film en filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Omdat filosofie ons van het leven dreigt te vervreemden?
‘Dat zou ik nu ook weer niet willen beweren, maar wel dat filosofie altijd moet terugkeren naar het echte leven. Dat is een uitgangspunt bij alles wat ik schrijf. Het is te makkelijk om alleen aan de slag te gaan met je theoretische apparaat. Dan ben je de helft van je publiek al kwijt en stapt de andere helft na verloop van tijd ook misschien wel op.
Ik hou erg van filosofie die in contact staat met het leven. Ik probeer af en toe Hegel te lezen en het enorme gebrek aan dat contact zit me erg dwars bij hem. Soms werkt het ook op mijn lachspieren, omdat ik denk dat het tegendeel van wat er staat even goed waar zou kunnen zijn. Jean-Paul Sartre schrijft in Het zijn en het niet op een gelijksoortige wijze, maar hij voert wel om de paar bladzijden een voorbeeld op, bijvoorbeeld van iemand die in een café zit te wachten. Dat geeft houvast.’
Wie is volgens u de meest filosofische regisseur?
‘Krzysztof Kieslowski wellicht, de Poolse regisseur die onder meer de tiendelige serie Dekalog maakte, waarin de tien geboden worden toegepast op alledaagse situaties. Kieslowski kon als geen ander eenvoudige verhalen vertellen waarin mensen voor existentiële dilemma’s worden geplaatst. Ook de Russische regisseur Andrej Tarkovski kon dat, maar dan op een poëtischere en meer omfloerste manier. En Woody Allen natuurlijk, die bijna ongemerkt filosofische thema’s behandelt, zoals schuld en straf, of de rol van het toeval. Daar maakt hij dan een verhaaltje over, en dan lacht hij erom. Beter kan bijna niet.’
En omgekeerd, welke filosofen denken en schrijven filmisch?
‘Ludwig Wittgenstein in de Filosofische onderzoekingen, omdat die tekst bijna helemaal aan beelden en voorbeelden is opgehangen, zozeer zelfs dat je je soms afvraagt waar de theorie eigenlijk is. En de Franse existentialisten Sartre en Albert Camus, niet voor niets mensen die ook romans en toneel schreven. Camus plande dat ook. Dan had hij een thema en voorzag hij hoe hij daar een essay, een toneelstuk en een roman uit kon halen. Dat concretiseren van theorie spreekt me erg aan.’
Film en filosofie beantwoorden grote levensvragen
Jurriën Rood
Noordboek
208 blz.
€ 24,90