Home Filosofie en literatuur De mens is (g)een parasiet | recensie
Filosofie en literatuur Het kwaad Mens en natuur

De mens is (g)een parasiet | recensie

Leven betekent veel nemen en weinig teruggeven, stelt Michel Serres in cultklassieker De parasiet. Een scherpzinnig boek, vindt Alicja Gescinska.

Door Alicja Gescinska op 17 november 2023

Parasites Katrin Alvarez de parasiet parasieten 'Parasites', olieverfschilderij door Katrin Alvarez uit 2011. Beeld: Wikimedia

Leven betekent veel nemen en weinig teruggeven, stelt Michel Serres in cultklassieker De parasiet. Een scherpzinnig boek, vindt Alicja Gescinska.

FM12 FM 12 Filosofie Magazine cover
12-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Ruim veertig jaar na verschijning is Michel Serres’ Le parasite vertaald naar het Nederlands. Het boek van de Franse filosoof zou met enige overdrijving een cultklassieker genoemd kunnen worden. Dat die nu ook in het Nederlands te lezen is, is een klein feestje waard, temeer daar de tekst kundig vertaald en rijkelijk (hoogstnodig) geannoteerd is. Maar de intrinsieke mankementen van Serres’ boek blijven een domper op de feestvreugde.

Michel Serres (1930-2019) is een van de interessantste naoorlogse Franse filosofen. Hij was enerzijds een uitmuntend academisch filosoof, onder andere een alom geprezen expert in het werk van Leibniz. Anderzijds was hij allerminst een ivoren-toren-denker. Met zijn literaire, breed uitwaaierende schrijfstijl wist hij veel lezers aan te spreken voorbij de nauwe grenzen van het academische denken. Le parasite (1980) is in dat opzicht paradigmatisch. De prozaïsche stijl, de vele verwijzingen naar literaire werken – zoals de fabels van Fontaine – en de bij wijlen polemische stelligheid van argumentatie maken het een zeer ongewoon filosofisch boek. Men zou het zelfs een ‘onfilosofisch’ boek kunnen noemen, iets wat bewust de bedoeling was van Serres. Centraal bij De parasiet staat misschien niet eens de boodschap, maar wel de leeservaring: het is een para-filosofisch boek, een boek dat buiten (en toch in) de filosofie staat.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Mee-eter

Het uitgangspunt van Serres is buitengewoon interessant: het parasitaire is een integraal onderdeel van het bestaan. De parasiet is iemand die zichzelf ten koste van een ander in stand houdt. Die ‘parasitaire verlokking’ is misschien wel kenmerkender voor de condition humaine dan we willen toegeven. Bekende filosofische dilemma’s als het free-rider-probleem of een fenomeen als moral hazard (zelf grote risico’s nemen, omdat je weet dat potentiële winsten exclusief voor jou zijn, terwijl potentiële kosten op een ander verhaald zullen worden) laten zich ook vertalen en verklaren als parasitaire neigingen.

Serres verdient ook lof omdat hij teruggaat naar de oorspronkelijke, niet-biologische betekenis van de term ‘parasiet’. Hij heeft het niet over de parasiet in biologische zin, zo stelt hij uitdrukkelijk, en daarmee doet hij recht aan de etymologische oorsprong van het woord. De para-sit is de mee-eter: de gast die aanschuift aan tafel bij de gastheer en gevoed wordt zonder er iets voor in ruil te geven. In de manier waarop de mens zich tot de wereld en zijn medemens verhoudt ziet Serres een analogie met de mee-eter: we nemen vaak heel veel en geven heel weinig terug.

De Duivel zit in ons en wij zitten in de Duivel

Dat is een inzicht in de menselijke natuur dat zeker een boek waard is. Maar helaas verliest Serres zich nogal vaak in wazige verwoordingen en veralgemeningen. Een parasiet en een gastheer: de een neemt alles en geeft niets, de ander geeft alles en ontvangt niets, aldus Serres. Maar termen als ‘alles’ en ‘niets’ moet je in filosofische betogen vermijden. Serres is echter overtuigd van zijn gelijk; hij noemt het een stelling waar hij door de jaren heen nooit van is afgeweken, ‘omdat we haar allemaal en iedere dag ervaren als waar’. Die woorden zijn een filosoof onwaardig: er is niets wat we allemaal als waar ervaren, laat staan elke dag.

Serres holt op den duur zijn kernbegrip uit. Het parasitaire kun je terecht als een specifiek aspect van de menselijke aard bestempelen. Maar Serres veralgemeniseert het dusdanig dat elke menselijke relatie parasitair par excellence wordt. Het kind dat aan de borst van de moeder zuigt: typisch parasitair. Serres weet duidelijk niet dat je als moeder (en ouder in het algemeen) veel meer van je kind terugkrijgt dan dat je het tijdens de jaren van opvoeding geeft. Ietwat ironiserend heeft Serres het ook over schrijvers en filosofen die bij uitstek parasitaire wezens zijn: ze parasiteren op het werk van anderen wanneer ze ernaar verwijzen en ze geven de maatschappij niets dan woorden – en daar verdienen ze hun brood mee.

Serres hanteert een eenzijdig materialistisch wereldbeeld: dat er in ruil voor iets materieels (zoals voeding) ook iets immaterieels kan komen, waardoor een relatie allerminst parasitair is, lijkt hem te ontgaan. In de loop van het boek begint hij in elke menselijke relatie een parasitaire kern te zien. En als alles en iedereen parasitair is, dan is uiteindelijk niets of niemand het nog echt.

Flipperkast

Twintigste-eeuwse Franse filosofen hebben wel vaker heel veel woorden nodig om heel weinig gezegd te krijgen. Het is moeilijk om je ook bij Serres aan die indruk te onttrekken. Omhaal van woorden en cryptische zinnen vliegen je om de oren. Je zou dit kunnen verantwoorden als de bedoeling van Serres: hij creëert bewust ruis, want een van de centrale stellingen van zijn boek is dat alle systemen – Serres is met name geïnteresseerd in communicatiesystemen – parasitaire elementen, zoals ruis, hebben. Alle communicatie en systemen zijn onvolledig: de vertroebeling en de verwarring zijn geen aberratie, maar er een inherent onderdeel van.

De schrijfstijl van Serres zal voor de een storend zijn en voor de ander juist een genot. En het mag duidelijk zijn dat De parasiet door de jaren heen een schare aan fans heeft verzameld. Maar het is ook een beetje zoals met Het zijn en het niet van Sartre in de jaren veertig en vijftig: iedere lezer laaiend enthousiast, maar welke lezer begrijpt echt waar het over gaat?

Serres spuit een mystificerend waas rond zijn gedachten

Van de ene naar de andere alinea lijkt het in De parasiet soms van de hak op de tak te gaan. Wat een nieuwe zin met een voorgaande te maken heeft is lang niet altijd duidelijk. De parasiet is een flipperkast van gedachten. Aan de intelligentie van die gedachten zal zelfs de koele minnaar van Serres’ werk niet twijfelen, maar wel aan de uitwerking van al die gedachten die almaar heen en weer schieten rond dat ene centrale thema.

Iris Murdoch zei ooit: ‘Literature mystifies, philosophy clarifies.’ Serres spuit veelvuldig een mystificerend waas rond zijn gedachten, waardoor De parasiet misschien eerder als literair dan als filosofisch werk gekwalificeerd kan worden. Die typering zou echter afbreuk doen aan de eruditie en scherpzinnigheid van Serres, die op elke pagina merkbaar zijn, en aan de vele wél treffende, filosofische inzichten. Soms gaat het ook heel goed met dat balletje in de flipperkast. Neem zijn reflectie over onze verhouding tot vee, die uitvergroot kan worden naar onze manier van consumeren in het algemeen. De vleesindustrie, de massaconsumptie: toont daarin inderdaad niet, zoals Serres betoogt, de mens zich bij uitstek als parasiet? Wat geven wij terug aan de dieren die we oppeuzelen, die we gebruiken voor ons eigen plezier of comfort?

Hoge zee

Ook het slot van De parasiet is uitermate prikkelend. Serres levert een originele interpretatie van Plato’s Symposium. ‘Plato heeft alles gezegd, maar heeft de parasiet verzwegen.’ Volgens Serres is de onderliggende betekenis van de interventie van Alcibiades in Symposium precies dit: het parasitaire verschijnt in de dialoog. Socrates is de Liefde, en Alcibiades komt tussen Agathon en Socrates in als parasitaire derde. Hij is de ruis, de verstoring, en daarmee verschijnt zelfs het Kwaad of de Duivel in de dialoog. Want zo eindigt Serres zijn boek: met het opdiepen van het parasitaire in de mens toont de Duivel zijn ware gelaat. De Duivel is geen metafysische entiteit boven ons; de Duivel zit in ons en wij zitten in de Duivel.

Als hij tot dat inzicht is gekomen, ervaart Serres een gevoel van verlossing. Alsof het schrijven van De parasiet één lange bevalling was om tot dat ultieme inzicht te komen; de Duivel is eruit geperst. Honderden bladzijden over het parasitaire hebben een verlossend inzicht in het Kwaad gebaard. ‘Het maakt zich eindelijk van mij los,’ besluit Serres. ‘Op een meiochtend in Venetië is het vreselijke insect langzaam door de piepende deur mijn kamer uit gegaan. Iets is begonnen. Rustig, sereen, zonder angst. De hoge zee.’

Een hoge, maar veeleer rusteloze zee – dat is De parasiet. Vloedgolven van gedachten rollen over de lezer, die zich meer dan eens een drenkeling zal voelen wanneer hij Serres probeert te begrijpen.

De parasiet
Michel Serres
vert. René ten Bos
inl. René ten Bos en Arjen Kleinherenbrink
Boom
400 blz.
€ 29,90