Home Mens en natuur Giordano Bruno: de ezel spreekt | recensie
Mens en natuur

Giordano Bruno: de ezel spreekt | recensie

Giordano Bruno is door de inquisitie tot de brandstapel veroordeeld. Sindsdien is hij de held van iedereen die zich tegen de macht verzet.

Door Marnix Verplancke op 14 november 2012

Giordano Bruno filosoof beeld Wellcome Images

Giordano Bruno is door de inquisitie tot de brandstapel veroordeeld. Sindsdien is hij de held van iedereen die zich tegen de macht verzet.

04-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

Toen de fysionomist Zopyrus gevraagd werd wat het uiterlijk van Socrates verraadde over het innerlijk van deze denker, was hij niet mals. We hadden hier te maken met een stompzinnige, domme, verwijfde en wankelmoedige man die verzot is op jongetjes, aldus de gelaatkundige. En Socrates beaamde dit, al voegde hij er wel meteen aan toe dat hij nooit aan die neigingen toegaf omdat hij ze in toom hield door zijn studie van de filosofie. Geen ondeugdelijke aandrang zo groot of de rede krijgt hem wel onder controle, zo beweerde hij.

Wanneer we het leven en het werk van Giordano Bruno bekijken, kunnen we ons afvragen waarom hij niet vaker een voorbeeld aan Socrates heeft genomen, want deze onstuimige filosoof die nooit een blad voor de mond nam, werd in 1600 door de Inquisitie tot de brandstapel veroordeeld wegens blasfemie. Iets meer diplomatie gedurende de 52 jaar van zijn leven had hem wellicht nog heel wat jaren en ons een aantal intrigerende boeken opgeleverd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nu pas is voor het eerst een aantal van zijn boeken in het Nederlands vertaald, iets wat gezien het belang van Bruno toch wel opzienbarend is. De hoofdmoot van zijn denken vertrouwde Bruno tussen 1584 en 1585 aan het papier toe, toen hij in Londen verbleef en in hoge – Italiaans sprekende – kringen in de nabijheid van het Hof verkeerde. Het Engels, toen nog een simpele boerentaal waarin men het alleen maar over koetjes en kalfjes kon hebben, was de filosoof niet machtig en het Latijn was de taal van de gevestigde macht en daarom te mijden. Niet voor niets is de titel van het boek dan ook Italiaanse dialogen.

Giordano Bruno is de voorbije vier eeuwen op handen gedragen door iedereen die zich verzette tegen de macht. Of het nu anarchisten, vrijdenkers, spinozisten, pantheïsten, vrijmetselaars of antiklerikalen waren, in Bruno vonden ze een gemeenschappelijk idool. Had hij immers niet achtereenvolgens de katholieken, de calvinisten en de lutheranen tegen zich in het harnas gejaagd? Zelfs Jim Morrison, de zanger van de cultgroep The Doors, was naar verluidt een fan, maar of hij ooit een woord van Bruno gelezen heeft, is natuurlijk een andere zaak.

De zes dialogen uit het boek zijn onder te verdelen in twee categorieën: de eerste drie gaan over kosmologie; de laatste zijn meer maatschappijkritisch en ethisch van opzet. In Het aswoensdagmaal gaat Bruno dieper in op Copernicus’ heliocentrisme, iets wat hij in een lezing in Oxford ook al eens had proberen doen, maar wat daar op een hopeloos fiasco uitgedraaid was. De toenmalige universiteiten zaten immers nog vol scholastici die ieder die het geocentrisme probeerde te ondermijnen met een paar Aristotelische dogma’s om de oren kletsten.

Voor vernieuwende gedachten moest je toen niet aan de universiteit zijn. Copernicus, met zijn hemelsferen en zijn buitenste, vaste ring, ging Bruno echter helemaal niet ver genoeg. Nee, zo schrijft hij, alles beweegt. Er is geen vast punt meer waarop God zou kunnen zitten. Het heelal is oneindig groot en er zijn oneindig veel werelden. Wie nu zou denken dat Bruno daarmee aan de basis van de astronomie lag, moeten we teleurstellen. Ook al was deze filosoof enerzijds enorm vooruitstrevend, met zijn voeten stond hij rotsvast in de alchemie. Van cijfertjes hield hij niet; van poëzie des te meer. Pas zijn opvolgers zouden beseffen dat tegen middeleeuwse dogma’s alleen wetenschappelijke argumenten bestand zijn.

In Over de oorzaak, het beginsel en het ene denkt Bruno na over wat dit heliocentrische wereldbeeld betekent voor de metafysica en in Over het oneindige, het universum en de werelden trekt hij dit door. In feite zijn deze twee vrij technische dialogen één grote afrekening met Aristoteles en een poging de Pythagoreeërs in ere te herstellen. In een andere dialoog, Kabbala van het paard Pegassus, gaat hij daar op een satirische wijze verder op door. Aan het woord is hier de ezel Onorio die vertelt hoe hij keer op keer gereïncarneerd is, iets waar de Inquisitie later niet om kon lachen. Eerst was hij een boerenhulpje, toen behoorde hij toe aan een kolenbrander, dan weer werd hij Pegassus, om uiteindelijk in het lichaam van Aristoteles terecht te komen. ‘En omdat de kennis van de filosofie was uitgedoofd, Socrates dood was, Plato verbannen en anderen op andere manieren verstrooid waren, werd ik koning in het land der blinden en kon ik me zonder al te veel problemen niet alleen een reputatie verwerven als redenaar, politicus en logicus, maar ook als filosoof.’ Op hetzelfde toontje gaat Onorio nog een paar pagina’s door, maar hij wil ons toch ook nog even laten weten dat hij daarom nog niet meteen tot de sceptici gerekend wil worden, want, zo merkt hij terecht op: ‘Waarom hielden deze edele beesten zich bezig met vorsen, onderzoeken en napluizen als ze toch geen hoop hadden iets te vinden?’

Welke filosofie volgens de ezel dan wel resultaat oplevert, leren we in De Cyllenische ezel van de Nolaan. Hierin gaat het dier in discussie met ene Micco, behorende tot de school der Pythagoreeërs. De ezel ziet wel iets in het lidmaatschap van dit illustere genootschap, maar Micco moet hem teleurstellen. Niet alleen is de weg lang, als aspirant moet je ook bereid zijn te aanvaarden dat de hoogste kennis in handen is van de ‘fysicus’, die de natuur bestudeert. Over bovennatuurlijke zaken valt er immers alleen maar te redeneren voor zover ze weerspiegeld kunnen worden in het natuurlijke. De rest is onzin. Precies wat ik altijd dacht, zo reageert de ezel en hij voegt er nog venijnig aan toe: wat zou ik niet in aanmerking komen om lid te worden van de Pythagoreïsche school? De wereld loopt immers vol met ezels, meer zelfs, hij wordt er door bestuurd.

Met dit laatste verwijst Bruno naar een discussie uit een andere dialoog: de discussie waarvoor hij uiteindelijk beroemd geworden is en waarom hij als een voorloper van Spinoza, Goethe en Schelling wordt beschouwd. In De verdwijning van het triomferende beest worden de sterrenbeelden een voor een naar beneden gehaald omdat ze de mens zouden aanzetten tot het slechte. Wanneer de steenbok aan de orde is, merkt iemand op dat dit dier in Egypte vereerd wordt en daarom zeker uit het firmament verstoten moet worden. Jupiter reageert daarop met: ‘Dit moet je niet als iets slechts zien, want je weet dat dieren en planten levende voortbrengselen van de natuur zijn en dat die natuur niets anders is dan god in de dingen.’ Waarop Saulino reageert met: ‘Dus natura est deus in rebus‘, wat zoveel wil zeggen als de natuur is God in de dingen. En hiermee is Bruno’s bekering tot het pantheïsme volledig. De stelling dat God niet boven, maar in de natuur zit, is in de geschiedenis van de filosofie en de wetenschap een belangrijke stap. Opeens komt de essentie van het bestaan een stuk dichterbij te liggen en de mens krijgt er een nieuwe verantwoordelijkheid door. De figuur van Christus – en daardoor ook de Kerk – was voor Bruno overbodig. De relatie van de mens tot de natuur verloopt direct, zo stelt hij. Niet verwonderlijk dus dat het standbeeld dat Bruno uiteindelijk toch gekregen heeft in Rome met zijn rug naar het Vaticaan staat.

Italiaanse dialogen

Italiaanse dialogen
Giordano Bruno
Ambo
311 blz.