Home Driehonderd jaar Kant ‘Kant liet zien dat we de dingen niet waarnemen zoals ze op zichzelf zijn’
Driehonderd jaar Kant

‘Kant liet zien dat we de dingen niet waarnemen zoals ze op zichzelf zijn’

In drie klassiekers beschreef Kant hoe kennis, moraal en smaak tot stand komen. Dit keer: Jabik Veenbaas over de Kritiek van de zuivere rede.

Door Maarten Meester op 16 januari 2024

Kritiek van de zuivere rede Kritik der reinen Vernunft Immanuel Kant titelblad 1781 beeld H.-P.Haack/Wikimedia

In drie klassiekers beschreef Kant hoe kennis, moraal en smaak tot stand komen. Dit keer: Jabik Veenbaas over de Kritiek van de zuivere rede.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Alsof ‘een oude knokige hand met een draaiende beweging’ je hersenen uit je hoofd schroeft. Zo voelt het volgens schrijver Robert Musil als je teksten van Immanuel Kant leest. ‘Zijn werk is inderdaad notoir moeilijk,’ beaamt Jabik Veenbaas. En hij kan het weten, want hij vertaalde (samen met Willem Visser) de drie kritieken, de hoofdwerken van Kant. Ook schreef hij De essentie van Kant (2022), een toegankelijke inleiding in het werk van de Duitse filosoof. ‘Als je te dicht op de tekst zit, verlies je je snel in de complexiteit ervan. Gelukkig valt de grote lijn goed te begrijpen, als je maar ver genoeg uitzoomt.’

In 2024 is het driehonderd jaar geleden dat Immanuel Kant (1724-1804) werd geboren. De Duitse verlichtingsdenker is een van de belangrijkste moderne filosofen en hij moedigde iedereen aan om ook zélf te denken. In de drie kritieken beantwoordt hij de vragen: wat kan ik weten? Wat moet ik doen? En hoe komen we tot ons oordeel dat iets mooi is? In de online serie ‘Kant in drie kritieken’ duiden drie kenners deze filosofische klassiekers.

‘Ver genoeg’ betekent voor Veenbaas: Kants kritieken plaatsen in de context van de achttiende-eeuwse Verlichting. ‘Enerzijds kenmerkt die zich door een toegenomen zelfvertrouwen op basis van de enorme resultaten die wetenschappers als Newton hebben geboekt. Anderzijds door een enorme scepsis over de heersende moraal en spiritualiteit, die mede door de wetenschappelijke ontdekkingen ter discussie zijn komen te staan. Kant onderschrijft het natuurwetenschappelijke wereldbeeld, maar is bang dat er van de mens niets meer overblijft dan een stipje in een uithoek van het machtige universum. Hij wil het materialisme pareren en zich wapenen tegen het dreigende nihilisme.’

In de Kritiek van de zuivere rede (origineel verschenen als Kritik der reinen Vernunft in 1781) stelt hij in relatie tot die ontwikkelingen de vraag: wat zijn de grenzen van de rede? Wat kunnen we weten, en wat niet?

Biljartbal

Tijd om iets in te zoomen. De Schotse verlichtingsfilosoof David Hume (1711-1776) komt tot radicale, sceptische conclusies op basis van het empirisme, dat stelt dat alle kennis te herleiden moet zijn tot zintuiglijke indrukken. De Schot bekritiseert niet alleen religie en metafysica (Wie heeft God waargenomen? Of de ziel?). Zelfs het alledaagse en het wetenschappelijke denken komen onder vuur te liggen (Wie heeft gezien dat oorzaken gevolgen hebben?).

Om ons te beperken tot dat laatste: we nemen waar dat een biljartbal een andere biljartbal raakt en dat die tweede bal in beweging komt. We zeggen: bal één brengt bal twee in beweging. Maar zien we ook dat de ene bal dóór de andere in beweging komt?

Mede om Hume te weerleggen komt Kant in de Kritiek van de zuivere rede met zijn eigen copernicaanse wending. Nicolaas Copernicus stelde twee eeuwen eerder dat de zon niet om de aarde draait, zoals mensen voor hem dachten, maar de aarde om de zon. Op een vergelijkbare manier stelt Kant nu dat de zintuigen en het intellect waarmee wij de wereld kennen zich niet naar de wereld richten, zoals filosofen voor hem dachten, maar dat de wereld zich richt naar ons kenvermogen.

Tegen de scepsis

Nu kunnen we dieper in Kants theorie duiken, zegt Veenbaas. ‘Ons kennen begint voor Kant, net als voor de empiristen, met de zintuiglijke aanschouwing. Alleen nemen we de dingen niet waar zoals ze op zichzelf zijn, als Dinge an sich, maar zoals ze zich aan ons voordoen, als fenomenen. Eerst ordent de zintuiglijke waarneming de ruwe indrukken die binnenkomen, in ruimte en tijd. Vervolgens verbindt het verstand die voorstellingen tot oordelen. Het doet dat op basis van de zuivere verstandsbegrippen, waarbij “zuiver” betekent: los van de zintuiglijke ervaring.’

Oorzakelijkheid is zo’n zuiver verstandsbegrip. Ter herinnering: Hume was sceptisch over causaliteit omdat we haar niet kunnen waarnemen. Kant weerlegt die scepsis nu door te stellen dat Hume de fundering van oorzaak en gevolg op de verkeerde plaats heeft gezocht: in de wereld buiten ons en niet in ons kenvermogen.

Even tussendoor… Meer lezen over Immanuel Kant? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Maar wat heeft Kant daarmee bereikt? Hij toont dan misschien aan dat causaliteit noodzakelijk is in de wereld die we met ons kenvermogen vormen. Maar we willen toch weten of causaliteit een rol speelt in de wereld zoals die is los van hoe we hem kennen? Bovendien jaagt Kant met de Kritiek van de zuivere rede op groter wild dan causaliteit alleen: hij wil het materialisme en nihilisme pareren. Hoe heeft hij dat dan gedaan?

‘Kant toont inderdaad de beperkte reikwijdte van het begrip “causaliteit” aan,’ reageert Veenbaas. ‘In de absolute werkelijkheid kan dat weleens niet geldig zijn. Of daar kan een andere vorm van causaliteit gelden. Maar dat inzicht gebruikt hij vervolgens weer om het nihilisme te bestrijden.’

Vrachtwagen

Zo komt Kant op de gedachte dat er naast causaliteit door oorzaak en gevolg nog een andere causaliteit kan bestaan, door vrijheid. Veenbaas: ‘Dat valt samen met zijn leer van twee werelden. Stel, een vrachtwagen rijdt op een kind af. Dat gebeurt in het rijk van de natuur, waar de gebruikelijke noodzakelijke causaliteit heerst en het kind door de vrachtwagen overreden zal worden. Maar ik als toeschouwer behoor niet alleen – als lichaam – tot het rijk van de natuur maar ook – als rationeel wezen – tot het rijk van de vrijheid. Anders dan de vrachtwagen kan ik besluiten het kind te redden. Ik handel dan niet uit eigenbelang maar uit plichtsbesef. En juist door zo te handelen ben ik vrij, in de zin van autonoom: ik stap uit het domein van de noodzakelijke natuurwetten en leg mezelf (Grieks: autos) de wet (nomos) op.’

Volgens Veenbaas heeft Kant goed gezien dat wij zingevende wezens zijn en reikt hij ons een manier aan om ons als zodanig staande te houden in een door de wetenschap gedomineerde wereld: ‘De mens als zingever troeft de mens als wetenschapper af.’

Kritiek van de zuivere rede

Kritiek van de zuivere rede
Immanuel Kant
vert. Jabik Veenbaas en Willem Visser
Boom
689 blz.
€ 49,90