Home Filosofie en literatuur De literaire zone: Frankenstein
Filosofie en literatuur Mens en natuur Mens en techniek

De literaire zone: Frankenstein

Frankenstein blijkt een vooruitziende roman: lang niet altijd staan de menselijke producten en de techniek in dienst van de mens.

Door Sebastien Valkenberg op 30 november 2012

het monster van Frankenstein Boris Karloff The bride of Frankenstein Boris Karloff als het monster van Frankenstein in de film 'The bride of Frankenstein' (1935). Beeld Wikimedia

Frankenstein blijkt een vooruitziende roman: lang niet altijd staan de menselijke producten en de techniek in dienst van de mens.

08-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Het is de zomer van 1816. De plaats van handeling is de Zwitserse Villa Diodati van Lord Byron. Het weer is slecht. ‘Laten we allemaal een spookverhaal schrijven,’ stelt de gastheer voor. Het gezelschap gaat meteen aan de slag – behalve Mary Shelley. Zij heeft geen inspiratie, totdat ze ‘s nachts – ‘zelfs het spookuur was voorbijgegaan’ – wordt overvallen door een visioen. Ze ziet een bleke student naast de afstotelijke gestalte van een reus knielen, die hij zelf heeft geschapen. Langzaam komt deze omhoog… – Shelley heeft haar idee. Het horrorverhaal waarin ze het uitwerkte, zou uitgroeien tot het beroemdste aller tijden: Frankenstein.

Het boek is echter veel meer dan ‘slechts’ een griezelverhaal. Het is ook een meeslepende bespiegeling over de verhouding tussen mens en techniek, waarbij Shelley heeft geput uit talrijke filosofische bronnen. Dankzij haar achtergrond was ze hiervan goed op de hoogte Haar vader was William Godwin, een atheïstische libertarian die wetenschap beschouwde als de kracht die vooruitgang en verlossing bracht. Shelley’s moeder was Mary Wollstonecraft, die met A vindication of rights of woman (1792) een feministische vertaling gaf van de idealen van de Franse Revolutie. De jonge Mary kreeg de filosofie – met name die van de meest radicale Verlichting – dus met de paplepel ingegoten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Deze intellectuele erfenis verraadt zich in de ondertitel van haar boek. Veel te vaak wordt die weggelaten. Dat is niet alleen een schending van de regel dat teksten worden bezorgd zoals de auteur dat bedoeld heeft, ook staat het de duiding van Frankenstein in de weg. In de ondertitel geeft Shelley namelijk haar visie op haar hoofdpersoon: de jonge wetenschapper Victor Frankenstein is The modern Prometheus. De typering is afkomstig van Immanuel Kant, die daarmee de Amerikaanse alleskunner Benjamin Franklin bedoelde. Behalve een van de Founding Fathers van de Verenigde Staten, uitgever en uitvinder was Franklin natuurwetenschapper. Beroemd is de scène waarin hij tijdens een hevig onweer een vlieger opliet, die verbonden was met een Leidse fles. Het doel was aan te tonen dat de bliksem elektrisch geladen was. Daarmee evenaarde hij wat voorheen slechts de mythische figuur Prometheus kon, namelijk het vuur vanuit de hemel naar de aarde halen. Daarmee was de mens in staat het lot naar zijn hand zetten. Sommige weergaven van de mythe noemen Prometheus zelfs de schepper van de mens: hij schonk hem zijn eigenschappen.

Dat laatste ambieert ook Frankenstein, die nachten doorbrengt in zijn laboratorium om ‘een wezen te scheppen zoals ik zelf was’ – en zelfs fantaseert van een nieuwe soort. Dit vermetele plan komt tot stand tijdens zijn studie aan de universiteit van het Beierse Ingolstadt. Zijn docenten bieden hem een cocktail van wijsgerige en wetenschappelijke teksten aan. Zo komt Frankenstein in aanraking met ‘de natuurfilosofen’, die volgens zijn mentor ‘nieuwe, bijna onbeperkte macht’ hebben verworven: ze stijgen op naar de lucht, kunnen aardbevingen nabootsen en zo meer. Ze worden niet benoemd, maar Shelley’s publiek wist wie hiermee bedoeld werden. De natuurfilosofie was de voorloper van wat we tegenwoordig aanduiden met de bètawetenschappen, die via experimenten de aard van de natuur doorgrondden. Nu zijn natuurkunde, scheikunde en biologie aparte disciplines, maar toen was de studie van de natuur nog het métier van homines universales als Francis Bacon en Robert Boyle. Ondanks de invloed van deze auteurs is Frankenstein geen monter betoog geworden over de heilzame werking van de wetenschap (waarmee Shelley afstand neemt van haar vader, die hier een veel dogmatischer standpunt over inneemt).

Magie

Naast natuurfilosofen leest Victor Frankenstein in zijn studententijd ook parafilosofen uit de late middeleeuwen en de vroege renaissance, zoals Albert Magnus, Cornelius Agrippa en Paracelsus. Magnus hield zich bezig met alchemie, magie en astrologie; Agrippa was de auteur van een boek over het occulte in de filosofie. Paracelsus was, naast de bedenker van een alfabet om talismannen te beschrijven, arts en hij beweerde dat het mogelijk was menselijk leven te scheppen én gaf daarvoor instructies.

Frankenstein neemt de uitdaging van Paracelsus aan. Daartoe haalt hij ‘beenderen uit knekelhuizen’ en andere materialen uit de ontleedkamer en het slachthuis. Hij gaat niet te werk met de nuchtere distantie van de wetenschapper. In passages die behoren tot de aangrijpendste uit het genre van de gothic novel beschrijft Shelley hoe haar hoofdpersoon langzaam maar zeker wordt verteerd door zijn project. Hij slaapt nauwelijks nog, heeft koorts en lijdt aan ‘een ziekelijke nervositeit’. Zijn schepping werpt zijn schaduw reeds vooruit. Hoewel Frankenstein ervan fantaseerde de mensheid te perfectioneren, creëerde hij in werkelijkheid ‘een ding dat zelfs Dante niet had kunnen bedenken’. Een monster – hét monster – is geboren.

Omdat de middelste hoofdstukken vanuit het perspectief van het monster zijn geschreven, weten we dat het aanvankelijk een goed, zelfs fijngevoelig wezen is. Maar zodra het in contact probeert te komen met mensen, stuit het op een muur van afkeer jegens zijn voorkomen. Eerst is het teleurgesteld in hen, later boos en neemt het wraak op Frankenstein door diens naasten te vermoorden. ‘Ik was welwillend en goed,’ licht het zijn morele degeneratie toe, ‘ellende heeft een duivel van me gemaakt.’ Je hoort Jean-Jacques Rousseau erin doorklinken (wiens Emile Shelly in het jaar las dat haar Frankenstein-visioen zich aan haar opdrong): ooit een nobele wilde, is het monster pas verdorven geraakt door de samenleving. Ter compensatie van de verkettering door de maatschappij vraagt het zijn schepper een partner te maken. Anders gaat het door met moorden. Frankenstein weigert, waarop het monster in razernij uitbarst en hem eraan herinnert hoe de machtsverhoudingen liggen. ‘U bent mijn schepper, maar ik ben uw meester: gehoorzaam!’

Behalve dat dit een fraaie formulering is, bevat deze zin een diep inzicht in het wezen van de techniek, dat in de twintigste eeuw bekend werd als ‘dialectiek van de Verlichting’. Dachten we dat we onze producten instrumenteel in beheer konden nemen, blijken ze óns te gaan bepalen. Een voorbeeld. Iedereen een eigen auto zou onze mobiliteit moeten vergroten, het resultaat is echter dat we met zijn allen in de file staan. Natuurlijk is het onzinnig te veronderstellen dat Shelley eigenlijk een Dialektik der Aufklärung heeft geschreven. Frankenstein is een literair product dat het verdient op zijn eigen merites beoordeeld te worden. Dat neemt niet weg dat het Shelley aan de vooravond van de Industriële Revolutie een bepaalde wezenstrek van de techniek heeft gezien, waar Adorno en Horkheimer meer dan een eeuw later hun hoofdwerk aan zouden wijden. 

Frankenstein, Mary Shelley - Paperback - 9789020414394

Frankenstein
Mary Shelley
L.J. Veen
320 blz.
€ 15,-