Zelfs met kennis begrijp je niets
Ibn Rushd (1126-1198)

Volgens Ibn Rushd (in het Westen beter bekend als Averroes) kan niemand zijn filosofie begrijpen. En dat heeft niets te maken met de moeilijkheidsgraad van zijn werk. Volgens deze islamitische filosoof is geen enkel mens in staat om ook maar iets te begrijpen. Je denkt nu wellicht dat Ibn Rushd zelf een gebrekkig begripsvermogen had – hij had toch heus zelf wel ervaren hoe het voelt om iets te vatten? En hoe kennis met de jaren toe kan nemen? Er is vanuit de ervaring bekeken haast geen twijfel mogelijk over dat een mens over intelligentie beschikt.
Maar volgens Ibn Rushd danken we onze kennis niet aan een eigen intelligentie of begripsvermogen, maar aan twee kosmische, immateriële intellecten, die niet aan een specifiek persoon gebonden zijn. Ten eerste is er al-‘aql al-fa‘âl, het ‘actieve intellect’, dat het mogelijk maakt dat dingen überhaupt begrijpelijk zijn, zoals licht ervoor zorgt dat we dingen kunnen zien. Het actieve intellect destilleert bijvoorbeeld uit individuele groene dingen het universele begrip ‘groenheid’. Dankzij zulke begrippen kunnen onze indrukken begrepen worden.
Daarnaast bestaat er volgens Ibn Rushd een al-‘aql al-hayulani, het ‘mogelijke intellect’. Dit is een intellect waarvan alle mensen gebruikmaken. Je kunt het vergelijken met een rekenmachine: je vult iets in en ziet vervolgens de uitkomst, maar je rekent niet zelf. Op eenzelfde manier voeren mensen zintuigelijke indrukken toe aan het mogelijke intellect, die deze vervolgens verbindt met de begrippen van het actieve intellect en de kennis aan ons terugkoppelt. Zo doen wij kennis op zonder dat we zelf echt begrijpen. Op basis van de indrukken van iemand die door de tuin loopt, stelt het mogelijke intellect bijvoorbeeld vast dat wat die persoon ziet een roos is. Hoewel het mogelijke intellect onfeilbaar is, kun je door verkeerde indrukken aan te leveren nog steeds onjuiste kennis opdoen.
Dat we onze kennis voelen toenemen, is een kwestie van herhaalde blootstelling aan het mogelijke intellect. We gaan bepaalde patronen herkennen, zoals een hond op den duur bepaalde woorden kan herkennen, zonder de taal echt te begrijpen of zelf een gesprek te kunnen voeren.
De arts en filosoof Ibn Rushd staat bekend om zijn commentaar op het werk van Aristoteles. Zijn denken had een grote invloed op islamitische, joodse en christelijke denkers in zowel het Westen als het Midden-Oosten.
Onze slimheid maakt ons onvolledig
Helmuth Plessner (1892-1985)

Zalig zijn de onwetenden en het geluk is met de dommen. We zien intelligentie graag als benijdenswaardige eigenschap, maar onze spreekwoorden verraden dat dit niet de enige manier van kijken is. Maakt intelligentie wel gelukkig?
Maakt intelligentie gelukkig?
Volgens de Duitse filosoof Helmuth Plessner hangt er inderdaad een prijskaartje aan intelligentie, al hangt dit niet af van hoe pienter iemand precies is. Alle mensen beschikken over een mate van intelligentie die nergens anders in het dierenrijk te vinden is, meent Plessner. Die danken we volgens hem aan het feit dat de mens niet met zichzelf samenvalt. Terwijl een dier zijn leven leidt in het hier en nu, kan de mens afstand tot zichzelf nemen. Hij kan nadenken over de toekomst en het verleden, en andere manieren van leven onderzoeken. Hij kan, met andere woorden, naar zichzelf kijken alsof hij iemand anders is. Deze afstand tot zichzelf, die Plessner ‘excentrische positionaliteit’ noemt, maakt bewustzijn en reflectie mogelijk. Die afstand is ook de bron van onze scheppingsdrift: de mens is volgens Plessner ‘kunstmatig van nature’ en altijd bezig met het ontwikkelen van nieuwe technieken die een uitbreiding of een aanvulling vormen op zichzelf.
Maar daar wringt de schoen. Een wezen dat gelukkig is heeft immers geen uitbreidingen of aanvullingen nodig. Onze excentrische poÂsitionaliteit levert een hoop voordeel op, maar de ruimte tussen ons en onszelf is ook een leegte die we proberen te vullen. Daarom zijn mensen constant op zoek naar een manier om toch met zichzelf samen te vallen. Helaas is deze zoektocht gedoemd te mislukken. ‘Geborgenheid, verzoening met het noodlot, begrip van de werkelijkheid, een thuis’ blijven volgens Plessner per definitie buiten het menselijk bereik. De kern van het mens-zijn – de excentrische positionaliteit die ons zelfbewustzijn en onze intelligentie mogelijk maakt – veroordeelt ons tot onvolledigheid en existentiële vragen. Als er al zalige onwetenden bestaan, zullen het dus geen mensen zijn.
De Duitse filosoof en socioloog Helmuth Plessner was een van de grondleggers van de wijsgerige antropologie, de filosofische discipline die onderzoekt wat het betekent om mens te zijn.
Genialiteit zonder ziel
Daniel Dennett (1942-2024)

Hoe is intelligentie ontstaan? Eeuwenlang was het antwoord op deze vraag duidelijk: de wereld is gemaakt door een alwetende schepper die de mens met een fractie van zijn genialiteit heeft begiftigd. Maar Charles Darwin zette deze gedachtegang op zijn kop: intelligentie komt voort uit onderdelen die zelf niet zo complex zijn. Toch blijft het moeilijk te accepteren dat onze gevoelens, gedachten en identiteit voortkomen uit een verzameling cellen. Er moet toch iets meer zijn, zoals een ziel of geest, die ons denken mogelijk maakt?
Dat is niet zo, betoogt de Amerikaanse filosoof Daniel Dennett. Het menselijk bewustzijn is een uitzondering in het dierenrijk, maar dat is niet omdat mensen over een geest of ziel beschikken. Bewustzijn vergt veel energie en levert meestal geen evolutionair voordeel op. De meeste andere soorten handelen zoals wij ons eten verteren: zonder er bewust mee bezig te zijn. Alleen wanneer je anderen wil bedriegen, heeft bewustzijn volgens Dennett nut. Dan moet je namelijk op je eigen gedrag kunnen reflecteren, zodat je weet hoe je op anderen overkomt. Het is dus logisch dat bewustzijn zich juist bij een sociale diersoort als de mens heeft ontwikkeld. Maar behalve op grond van deze sociale aanleg, die we met veel andere soorten delen, is onze intelligentie verder moeilijk genetisch te verklaren.
Dennett heeft voor de menselijke intelligentie een ander soort evolutionaire verklaring; niet vanuit genetische evolutie, maar vanuit culturele evolutie. Terwijl genetische evolutie wordt voortgedreven door de selectie en voortplanting van de best aangepaste genen, wordt cultuur volgens Dennett gevormd door de selectie en herhaling van ‘memen’, kleine stukjes culturele informatie. Als je zelf een liedje wil schrijven, laat je je bijvoorbeeld inspireren door de tempo’s, melodieën of thema’s uit andere succesvolle liedjes, waardoor deze memen zich ‘Âvoortplanten’ in je eigen werk. Zo delen we in de intelligentie van anderen en bouwen erop voort. We nemen de beste ‘memen’ over, herhalen, combineren en verbeteren ze, om zo steeds complexere structuren te laten ontstaan. Zo kan genialiteit uiteindelijk ontstaan, ook zonder ziel.
Daniel Dennett was een Amerikaanse filosoof die zich specialiseerde in cognitie, kunstmatige intelligentie en vragen over het bewustzijn. Daarnaast hield hij zich bezig met religiekritiek.
De slimsten van de planeet
Vinciane Despret (1959)

Stel je voor: buitenaardse wezens hebben onze planeet gevonden en zoeken contact met de intelligentste soort op aarde. We verwachten dan natuurlijk dat ze mensen willen spreken, maar volgens de Belgische filosoof Vinciane Despret leggen die aliens misschien wel liever eerst contact met koeien. Koeien zijn immers nieuwsgierig, zelfverzekerd en waardig. Bovendien biedt het trage herkauwen hen volop tijd om na te denken.
‘Herkauwen biedt tijd om na te denken’
Dat we intelligentie doorgaans als een menselijke eigenschap beschouwen ligt volgens Despret niet aan de domheid van dieren, maar aan de manier waarop wij naar hen kijken. De westerse dierwetenschap probeert in een poging om objectief te zijn zo weinig mogelijk menselijke eigenschappen aan dieren toe te kennen. Maar deze angst voor antropomorfisme zorgt er volgens Despret ook voor dat we dieren elke vorm van vrije wil, emotie, creativiteit of bewustzijn ontzeggen, juist omdat we die eigenschappen met menselijkheid associëren.
In haar boek Wat zouden dieren zeggen als we de juiste vragen stelden? (2022) beschrijft ze hoe apen jarenlang te dom werden geacht om nieuwe ideeën te bedenken; ze zouden elkaar alleen ‘na-apen’. Maar toen bleek dat imitatie een belangrijke rol speelt in de menselijke ontwikkeling verschenen er plots onderzoeken die aantoonden dat alleen mensen tot deze ‘verheven’ activiteit in staat waren. Andersom beïnvloeden menselijke standaarden ook hoe we dierlijke intelligentie testen. Onderzoekers bepalen bijvoorbeeld of dieren over zelfbewustzijn beschikken door te kijken of ze zichzelf herkennen in een spiegel. Maar is jezelf herkennen wel hetzelfde als je ervan bewust zijn dat je bestaat?
Dieren beschikken over allerlei vormen van intelligentie, laat Despret zien: van complexe sociale constructies ontwikkelen en begrijpen tot een gevoel voor schoonheid. Alleen beïnvloeden de vragen die we in de wetenschap stellen de antwoorden die we krijgen. Zijn mensen wel slim genoeg om de intelligentie van dieren te begrijpen?
De Belgische wetenschapsÂfilosoof Vinciane Despret studeerde naast filosofie ook psychologie. Ze houdt zich bezig met dierstudies en de manier waarop wetenschappelijk onderzoek gedaan wordt.