Home Dierenvragen
Dieren

Dierenvragen

Wetenschapsfilosoof Vinciane Despret stelt vastgeroeste ideeën over dieren op de proef, en zet ons daarmee aan het denken over de scherpe grens die we trekken tussen mensen en dieren.

Door Michiel Leezenberg op 15 juli 2022

Dierenvragen

Wetenschapsfilosoof Vinciane Despret stelt vastgeroeste ideeën over dieren op de proef, en zet ons daarmee aan het denken over de scherpe grens die we trekken tussen mensen en dieren.

Cover van 07/08-2022
07/08-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Toen iemand Gerard Reve tijdens een lezing eens vroeg of er in de natuur ook schaamte voorkomt, antwoordde hij bevestigend. Als voorbeeld gaf hij twee honden die het aan de rand van de openbare weg met elkaar doen: ‘De ene hond kijkt dan naar rechts en de andere hond naar links, om te zien of er politie aankomt.’

De vraag had ook aan wetenschapsfilosoof Vinciane Despret, werkzaam aan de universiteit van Luik, gesteld kunnen worden. Ze schreef het uiterst leesbare boek Wat zouden dieren zeggen als we ze de juiste vragen stelden?, dat oorspronkelijk in 2012 in het Frans werd gepubliceerd. Desprets boek is geen zwaar of veeleisend ethisch of rechtsfilosofisch betoog, maar, zoals ze het zelf noemt, een ‘abecedarium’: een verzameling korte, speelse essays die in willekeurige volgorde gelezen kunnen worden en waarin ze onverwachte vragen stelt.

Een van de essays gaat over het beroemde onderzoek dat verkondigde dat onder pinguïns gelijkgeslachtelijke stelletjes leven. Het bestaan alleen al van deze queer penguins, zo werd verkondigd, bewijst dat homoseksualiteit ook onder dieren voorkomt en dus niet ‘onnatuurlijk’ is. Overigens wist een recenter onderzoek – nog enthousias­ter – te vermelden dat onder pinguïns zelfs regelrechte prostitutie plaatsvindt. Maar kunnen we pinguïns überhaupt wel omschrijven in het menselijke vocabulaire van homo en hetero, of van prostitutie en pooiers? Is queerness niet juist een politieke stellingname, die labels als ‘normaal’ en ‘natuurlijk’ afwijst om nieuwe mogelijkheden open te laten? Zo ja, wat zegt dat dan over het beroep op de natuur als basis voor de moraal?

Fabels

Zo worden in elk essay wel een paar van onze vanzelfsprekendheden en vooroordelen over mensen en dieren ter discussie gesteld of ontkracht. In zijn voorwoord noemt Bruno Latour Desprets teksten ‘fabels’ – niet omdat ze zedepreken zijn zoals die van Aesopus en La Fontaine, die menselijke eigenschappen op dieren projecteren, maar omdat ze onverwachte morele conclusies trekken.

Al heeft deze verzameling fabels niet één centraal argument, toch schemert er steeds een gemeenschappelijke kern, of, om in fabeltermen te spreken, moraal doorheen. Die moraal wordt het duidelijkst zichtbaar in de fabel ‘Wetenschappelijkheid’, waarin Despret zich met name richt op de ethologie van Konrad Lorenz. Volgens de ethologie vertonen dieren slechts instinctief volggedrag, dat al kort na de geboorte wordt ‘ingeprent’ door waarnemingen in de directe omgeving van het jonge dier. Anders gezegd: ethologen definiëren dieren als wezens waarvan het gedrag wordt veroorzaakt door instincten en wordt beheerst door natuurwetten. Ze handelen niet op basis van redenen, maar ze gedragen zich op grond van hun instincten.

Kunnen we Pinguïns wel omschrijven in ons vocabulaire van homo en hetero?

Despret betoogt dat Lorenz er zo op gebeten was om de ‘wetenschappelijkheid’ van de ethologie aan te tonen dat hij andere, meer alledaagse vormen van ervaringskennis in de omgang met dieren afwees als ‘onwetenschappelijk’. Zijzelf bepleit een bredere opvatting van wetenschappelijkheid; die omvat niet alleen de natuur- en gedragswetenschappen, maar ook de geesteswetenschappen – met name omdat diergedrag en de verhouding tussen mens en dier ook allerlei morele en politiek-filosofische vragen oproept, die we met een zuiver (natuur)wetenschappelijke benadering over het hoofd zouden zien.

Apenpoep

Het blijkt dat sommige dieren wel degelijk in staat zijn tot planmatig en doelgericht handelen op basis van redenen in plaats van oorzaken, en tot handelen dat uiting geeft aan moreel besef of politiek bewustzijn. Dieren, suggereert Despret, kunnen vanuit een gevoel van onrecht in opstand komen tegen hun menselijke onderdrukkers, ook als dat wetenschappers zijn. Dat is ook de teneur van het scabreuze – en hilarische – verhaal over chimpansees die stelselmatig mensen met stenen bekogelen. Eén chimpansee in een dierentuin legde hele stenenverzamelingen aan om naar langskomende mensen te gooien. Andere chimpansees gebruikten, wanneer er geen stenen voorhanden waren, hun eigen uitwerpselen. Een aantal dierwetenschappers verrichtte een gedegen onderzoek naar dit gooi- en smijtgedrag. Jarenlang, en in totaal 2455 keer, lieten de onderzoekers zich met apenpoep bekogelen, om te kunnen vaststellen dat de worpen meestal rechtshandig waren geweest, en dus wezen op activiteit van de linkerhersenhelft – en daarmee op redenen, planning en communicatie, ofwel op intelligent in plaats van instinctief gedrag.

Maar je kunt het poepgooien ook duiden als een uiting van verzet tegen het feit dat ze waren opgesloten en aan experimenten werden onderworpen – kortom, als een teken van een gevoel van recht en onrecht. Zo suggereert Despret dat het nut kan hebben om dieren niet alleen als morele actoren te zien en te behandelen, maar ook als politieke.

Wat zouden dieren zeggen als we ze de juiste vragen stelden?
Vinciane Despret
Noordboek
336 blz.
€ 22,50