Home Niet-westerse filosofie Michel Dijkstra: ‘Denk het niet-denken’
Niet-westerse filosofie

Michel Dijkstra: ‘Denk het niet-denken’

Door Alexandra van Ditmars op 26 januari 2024

Michel Dijkstra filosoof Japanse filosofie
beeld Amke
FM 2 Filosofie Magazine Friedrich Nietzsche Tim Fransen Wat hebben we nu aan de peptalk van Nietzsche
02-2024 Filosofie magazine Lees het magazine
De Japanse filosofie leert je denken met je hart, zegt filosoof Michel Dijkstra. ‘We zijn allemaal net zo vergankelijk als dauwdruppels.’

Denken met je hart en voelen met je denken – dat is wat de Japanse filosofie ons leert, zegt filosoof Michel Dijkstra (1982). Uitleggen hoe dat precies zit is lastig, want het oosterse denken is niet zo makkelijk in westerse termen te gieten. Dijkstra probeert het toch. ‘Twee kernconcepten uit de Japanse filosofie zijn funi en kokoro. Funi betekent letterlijk “niet-twee”. Kokoro zou je kunnen vertalen als “hart-geest”. Of als “de plek waar gedachten gevoelens worden en vice versa”. Waar het om gaat, is dat je hart en geest niet tegenover elkaar plaatst. Ze horen juist bij elkaar; kokoro is de zetel van zowel denken als voelen.’

Dat is heel anders dan emoties tegenover de ratio plaatsen, zoals in het westerse denken vaak gebeurt. Daardoor kan de Japanse filosofie even wennen zijn. ‘Concepten die voor ons vanzelfsprekend zijn, bestaan in het Japanse denken niet. Denk bijvoorbeeld ook aan individu en collectief – die zijn in die context eigenlijk niet toe te passen. Het draait in Japan allemaal om het collectief, maar dat wordt niet tegenover het individu geplaatst. Dat is voor ons nauwelijks voor te stellen.’ Je verdiepen in Japanse filosofie legt daarmee aangeleerde, westerse denkpatronen bloot.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Michel Dijkstra (1982) is filosoof en publiceerde veel op het gebied van oosterse filosofie en westerse mystiek. Hij promoveerde op het werk van Meister Eckhart en zenmeester Dogen. Ook is hij docent filosofie op een middelbare school. Van zijn hand verschenen onder andere Intimiteit en onthechting (2021), In alle dingen heb ik rust gezocht (2019) en Basisboek oosterse ­filosofie (2016).

Dijkstra schreef de eerste Nederlandstalige monografie van de Japanse filosofie – Japanse filosofie. De denkweg van verfijning en verbinding –, die onlangs verscheen. Hij publiceerde al veel op het gebied van oosterse filosofie, en ook over westerse mystiek. Daarnaast is Dijkstra docent filosofie op een middelbare school in Zwolle. ‘Dat heeft ook rechtstreeks met deze materie te maken,’ zegt Dijkstra, zittend in een café in zijn woonplaats Deventer. ‘In de Japanse filosofie is een centraal idee dat je bent wie je bent vanwege het netwerk waar je deel van ­uitmaakt. De mens is een knooppunt in een web van relaties. En waar zijn pubers de hele dag mee bezig? Met elkaar. Daarom vind ik het zo leuk om met ze te werken; bij hen zit je altijd middenin dat web.’

Obsessies

De oosterse filosofie is voor Dijkstra niet alleen een theoretische interesse, maar ook onderdeel van zijn dagelijks leven – hij beoefent al zo’n twintig jaar zen. Is hij dan ook zenboeddhist? ‘Het is niet echt boeddhistisch om jezelf boeddhist te noemen. Maar zen is wel de weg die ik ga; ik mediteer dagelijks twintig minuten.’

In de Japanse filosofie staan drie premoderne denktradities centraal: shinto, boeddhisme en confucianisme. Van de drie staat het boeddhisme dus het dichtst bij Dijkstra, maar om die te bestempelen als zijn favoriet is te kort door de bocht. ‘De drie tradities zijn complementair, je kunt ze niet los van elkaar zien. Je kunt bijvoorbeeld een confucianistische meester zijn, maar ook naar de shinto-schrijn gaan en boeddhistische gebeden opzeggen. Dat bijt elkaar niet.’ De stromingen leggen wel eigen accenten. In het boek is te lezen dat shinto je leert om je met het leven ‘te verbinden’ en je geborgen te voelen in het hier-en-nu. Het boeddhisme wijst de weg van onthechting en acceptatie van de vergankelijkheid. En het confucianisme toont hoe je de staat harmonieus kunt ordenen en deugdzaam kunt besturen.

Toch klinkt dat wat tegenstrijdig: je aan de ene kant proberen te verbinden met de wereld, maar aan de andere kant op zoek te gaan naar onthechting. En wat is dat eigenlijk, je verbinden met de wereld? Dijkstra begint met de eerste vraag. ‘Alle drie de stromingen bieden als het ware een weg die je kunt volgen. De onthechting van het boeddhisme, die je onder andere door meditatie probeert te verkrijgen, is slechts een moment op de weg; het is geen doel op zich. Want dan zou je daar weer verslaafd aan kunnen raken: ik ben zo heerlijk onthecht! Terwijl het erom gaat: waar onthecht je je van? En dat is van alles wat in je denken en voelen gefixeerd is geraakt; van obsessies en illusies. Dat zie je ook bij meditatie: je gaat naar binnen om ­buiten uit te komen. Onthechting gaat om openheid, een ontvankelijkheid voor de wereld. En dat past heel goed bij shinto en bij verbinding met de wereld.’

Het dikke ik

Op die verbinding wil Dijkstra graag dieper ingaan, maar eerst wil hij nog iets zeggen over ons ‘dikke ik’. ‘Met die term zou je hetgeen waarvan je je onthecht ook kunnen samenvatten. Het dikke ik is ons ego, dat wil grijpen en begrijpen. Grijpen is alles wat met verlangen en begeerte te maken heeft. Om het met Freud te zeggen: ik wil wat ik wil en ik wil het nu. Onze consumptiemaatschappij is daarop gebouwd. En begrijpen heeft te maken met de hele werkelijkheid met je geest in de greep willen krijgen. Als je Francis Bacon met een scheef oog leest – kennis is macht – dan zie je deze vorm van begrijpen ook in de wetenschap terug. Het mooie en tijdloze van het boeddhisme is dat het op die mechanismen wijst. We komen onszelf als mensheid erin tegen.’

‘De mens is een knooppunt in een web van relaties’

Terug naar de verbinding met de wereld. Wat is dat precies en hoe bereik je het? Dijkstra: ‘Verbinding met de wereld kun je bijvoorbeeld vinden als je in een landschap staat en een ongelooflijk indrukwekkende waterval ziet. Of twee rotsen die naar elkaar overhellen. Of een hele mooie boom. Dat is dan een plek waar je in connectie kunt treden met de energie van de kami, de weg van de shinto.’ Kami staat voor het ‘goddelijke’. Dat moet tussen aanhalingstekens geplaatst worden, benadrukt Dijkstra, want kami slaat op nogal veel: gepersonifieerde godheden, indrukwekkende plekken in de natuur, en alle andere dingen die ontzagwekkend zijn.

Kan je kami dan ook vinden op andere plekken dan in de natuur? ‘Absoluut. Kami is alles, en daardoor altijd om ons heen. Hoe wij hier zitten: kami. Kunst en poëzie: ook zeker kami.’ Ook dit is weer lastig om uit te leggen aan een westerling. ‘Een Japanner ziet kami niet als iets religieus, iedereen groeit er simpelweg mee op. Kami is overal, en iedereen vindt dat vanzelfsprekend. Belangrijk hierbij is het onderscheid tussen levend en niet-levend. Of eigenlijk: het gebrek daaraan in de Japanse cultuur. In het Westen zijn we sterk geneigd om dat onderscheid te hanteren. Maar in het shinto-denken bestaat het niet echt. Dat verklaart ook waarom een Japanner er minder moeite mee heeft als er een robot achter de kassa zit.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Wortels

De ondertitel van het boek wijst niet alleen op verbinding als essentieel in het Japanse gedachtegoed, maar ook op verfijning. Wat houdt verfijning precies in? Dijkstra: ‘Dat valt goed uit te leggen aan de hand van het verschil met China, een land waar Japan van oudsher cultureel mee verbonden is. Denk bijvoorbeeld aan de bijnaam voor Japan: het land van de rijzende zon. Maar vanuit welk land zie je de zon opkomen in Japan? Precies, vanuit China. Japan kwam vrij laat uit de prehistorie en is sterk beïnvloed door dat land. Vanuit China kwamen zowel het boeddhisme als het confucianisme overwaaien, al kregen beide in Japan weer een eigen vorm.’

Maar hoe zit het nou met die verfijning? ‘Het verschil tussen beide culturen wordt soms verduidelijkt met een culinaire metafoor. Een Chinese en een Japanse chef-kok komen bij de tafel van een klant en prijzen hun kookstijlen aan. De Chinese chef zegt: “Ik kan een wortel zo bereiden dat hij naar kip smaakt. Zoiets heb je nog nooit gegeten; je zult versteld staan!” Waarop de Japanse chef zegt: “Ik kan een wortel meer naar wortel laten smaken dan alle wortels die je ooit hebt geproefd.” Met andere woorden: de Japanner legt zich toe op verfijning. In het Chinese denken speelt transformatie een belangrijke rol, in het Japanse denken gaat het om teruggaan naar de kern.’

Dat zie je terug in de architectuur van shinto-schrijnen. ‘De schrijn in Ise, een van de belangrijkste ­­­shinto-heiligdommen in Japan, is buitengewoon rustiek. Maar geenszins simpel; het bouwwerk is teruggebracht tot de essentie. In het Japans heet dit makoto, zuiverheid. Makoto no kokoro is de zuivere hart-geest. Je zou kunnen zeggen dat het een soort mentaliteit is, waarmee een Japanner alle cultuuruitingen die hij absorbeert tegemoet treedt.’

En dat brengt ons terug bij de hart-geest. Hoe kunnen we dat begrip als buitenstaander toch begrijpen? ‘De hart-geest wordt in het boeddhisme vaak vergeleken met een spiegel. Die ­spiegel geeft de werking weer van onze ­hart-geest, onze kokoro. Als je de hart-geest leegmaakt, reflecteert die alles wat is. In het reflecteren geef jij de dingen als het ware aan zichzelf terug. Het gaat dus om het weerspiegelen, niet om het spiegelbeeld. Het weerspiegeld worden en het weerspiegelen zijn ook één. Want jij bent een spiegel, ik ben een spiegel. En we weerkaatsen alles voortdurend. Het gaat erom dat zo zuiver mogelijk te doen.’

Dauwdruppels

Dijkstra begrijpt dat dit je kan doen duizelen. ‘Kokoro is zo’n groot, allesomvattend begrip.’ Hij geeft nog een voorbeeld waarin de hart-geest aan bod komt. ‘De Japanse zenmeester Dogen – op wie ik gepromoveerd ben – schreef de volgende dichtregels: Waarmee zal ik deze wereld vergelijken?/ Maanlicht op dauwdruppels/ vallend van een kraanvogelsnavel. Het is een gedicht dat je kokoro in een bepaalde gesteldheid brengt. Hierin zie je ook de vergankelijkheid, die een belangrijke rol speelt in het boeddhisme, terug. We zijn allemaal net zo vergankelijk als de dauwdruppels. De kraanvogel als trekvogel versterkt dat beeld. En de maan is ook weer vergankelijk – ze heeft een schijngestalte; is soms vol, dan weer niet. De maan schijnt door de dauwdruppels en die druppels zijn wij. Dat kun je zien als een beeld van onze hart-geest.’

Het gedicht leert ons nog iets, zegt Dijkstra. ‘Het zoomt in op één ogenblik, waarin je de tijdloosheid kunt ontdekken, en bevrijding. Je kunt natuurlijk denken: we zijn zo dood, we zitten het leven wel uit. Maar vanuit het scherpe bewustzijn van dood en vergankelijkheid kun je het leven ook juist volledig aangaan, omdat je je niet verschuilt achter illusies. Als je weet: het kan morgen voorbij zijn, dan geeft dat urgentie, en daarmee ook intensiteit en verbinding.’ Dijkstra knipt in zijn vingers. ‘Dauw is zo weer weg. En ons leven is als dauw op het gras. Wees daarom altijd wakker, spoort Dogen ons aan, nimmer onoplettend, nimmer achteloos.’

‘Bij meditatie ga je naar binnen om buiten uit te komen’

Als Dijkstra eenmaal over Dogen begint, houdt hij niet graag weer over hem op. ‘Hij heeft ook een fantastische paradoxale frase: “Denk het niet-denken!”.’ Voordat hij kan uitleggen wat daarmee wordt bedoeld, komt een medewerker vragen of hij met wat minder luide stem wil spreken. Dijkstra maakt excuses, en zegt daarna glimlachend: ‘Dat krijg je als je uit het winderige Friesland komt en ook nog docent bent.’ Terug naar het denken, of eigenlijk het ­niet-denken. ‘Denk het niet-denken is niet niets denken, wat niet eens kan. Het gaat erom alles wat er in je hart-geest gebeurt toe te laten, zonder dat te grijpen. In die zin is het een volledige ruimte. Dit is wat je doet in meditatie. Je laat de volheid van alles wat zich in je geest afspeelt er zijn en oordeelt daar niet over.’

Een metafoor die daarbij vaak wordt gebruikt is die van de diepte van de vallei of van de zee. ‘Meditatie wordt daar vaak mee vergeleken, omdat je de diepte ervan niet weet. Het is iets wat je eindeloos kunt oefenen en waarvan je de bodem, gelukkig, nooit zult bereiken.’

Japanse filosofie