Home Niet-westerse filosofie Het zwervende wolkje | recensie
Identiteit Niet-westerse filosofie

Het zwervende wolkje | recensie

De raadselachtige dichtkunst van Matsuo Basho is beïnvloed door het taoïsme, waarin vrij zwerven en onthechting centraal staan.

Door Michel Dijkstra op 22 december 2023

Matsuo Basho bloesem vlinder beeld Eva Bronzini/Pexels

De raadselachtige dichtkunst van Matsuo Basho is beïnvloed door het taoïsme, waarin vrij zwerven en onthechting centraal staan.

Filosofie Magazine FM 1 2024 vreemd normaal
01-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Is die struikzanger/ de ziel van een lieflijke wilg/ die in slaap is gevallen?’ Dankzij charmante en raadselachtige gedichten als deze werd Matsuo Basho een van de geliefdste dichters uit het zeventiende-eeuwse Japan. Zijn haiku’s, die op onnadrukkelijke wijze door filosofische ideeën zijn beïnvloed, vallen niet meer weg te denken uit de literatuur van het land van de rijzende zon.

Onlangs verschenen de Verzamelde haiku’s, 975 stuks plus toelichting, in Nederlandse vertaling – een meesterzet van Jos Vos. In zijn inleiding maakt Vos, die eerder het filosofisch getinte middeleeuwse geschrift De kunst van het nietsdoen van Kenko vertaalde, duidelijk dat er in het Westen veel misverstanden rondom Basho (1644-1694) bestaan. Zo wordt vaak gedacht dat hij een zenboeddhist of een zwervende monnik was.

Niets van waar, aldus Vos. De vertaler citeert een uitspraak van Basho waaruit blijkt dat hij in de eerste plaats een onafhankelijk bestaan als dichter ambieerde: ‘Ooit was ik jaloers op lieden die een hoge positie bekleedden. Op zeker ogenblik was ik van plan in een klooster in te treden. Toch laat ik me doelloos zwerven als een wolkje in de wind en stop al mijn energie in het beschrijven van vogels en bloesems.’

Deze frase over het zwervende wolkje is wellicht niet zenboeddhistisch getint, maar verraadt wel degelijk een filosofische invloed op Basho’s werk, namelijk van het taoïsme, een oud-­Chinese filosofie. Het hoogste ideaal van de taoïstische wijze is om zich niet door een ambtenaarsbaan in de boeien te laten slaan, maar om vrij en blij te zwerven, in contact met alles en iedereen om hem heen. Doorgaans wordt deze ongebonden levensstijl verbeeld door een wolk, die zorgeloos drijft op de wind.

Fladderende vlinder

In het gedicht over de struikzanger en de ziel van een lieflijke wilg is de taoïstische invloed eveneens duidelijk aanwezig. Deze woorden vormen een verwijzing naar de Zhuangzi, een klassieke taoïstische verhalenbundel uit 300 v.Chr. waarin de gelijknamige filosoof droomt dat hij een vlinder is: ‘Een vlinder die fladderend rondvloog, tevreden met zichzelf, en zich niet bewust dat hij mij was. Plotseling werd ik wakker en begon me er rekenschap van te geven dat ik nog altijd Zhou was. Nu is de vraag of ik Zhou ben die droomde dat hij een vlinder was, ofwel een vlinder die droomde dat hij mij was.’

Basho voorziet zelfs de banaalste zaken van magie

De vraag over wie precies wie is, keert terug in Basho’s blik op de rietzanger. Dat hij mogelijkerwijs de ziel is van een dromende wilg slaat bovendien niet alleen op een boom. Vos stelt in zijn commentaar dat wilgen met gracieuze meisjes geassocieerd werden, terwijl de struikzanger ‘een vogel is die je eerder hoort dan ziet’. Onder Basho’s schrijfpenseel komen de rietzanger, de Zhuangzi en het wilgenmeisje op onweerstaanbaar elegante wijze samen.

Dunne draad

De wijze waarop de dichter met collega’s samenwerkte ligt in lijn met het ­taoïstische uitgangspunt van onthechting en niet trots zijn op je eigen resultaat. Basho schreef namelijk veel zogenoemde kettinggedichten, waarbij de leden van een dichtkring allemaal hun eigen schakeltje toevoegden. Vos wijst erop dat deze puntige gedichten tegenwoordig bekendstaan als haiku’s, maar dat die term in Basho’s tijd nog niet in zwang was. Hoe het ook zij, de dichter was een meester in het schrijven van het openingsvers, dat de motor van het kettinggedicht vormde. Minstens zo goed was hij in het aanbrengen van verassende wendingen binnen de reeks. Zo dicht een collega de regels: ‘Varentakken/ draagt de jager met Nieuwjaar/ op zijn pijlen.’ Hierbij zou je kunnen denken dat de jager terugkomt van zijn werk. Basho voegt echter toe: ‘Hij duwt de Noordpoort open/ en de lente begint.’ Deze regels houden zoveel in als: hij verlaat zijn huis door de achterdeur en gaat het voorjaar tegemoet. Met slechts een paar woorden opent de dichter een geheel nieuw perspectief voor de lezer om eindeloos in te zwerven.

Even tussendoor… Meer lezen over oosterse filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Over zijn beroep van kettingdichter schreef Basho zelf: ‘Omdat ik zo al enige tijd de kost verdien, ben ik iemand geworden zonder echte vaardigheden of talenten, die enkel vasthangt aan deze ene dunne draad.’ Dankzij de kraakheldere vertaling van Vos kunnen we echter uitroepen: de lijn is misschien dun, maar wat een draad! Door zijn zwervende, onthechte bestaan voorziet Basho zelfs de banaalste zaken van magie: ‘Vlooien, luizen,/ en aan mijn hoofdeinde:/ een pissend paard.’

Verzamelde haiku’s
Matsuo Basho
vert. Jos Vos
Athenaeum
416 blz.
€ 35,-