Home Politiek Kan politiek zonder geweld?
Politiek

Kan politiek zonder geweld?

Door Ivana Ivkovic op 1 april 2025

militairen oorlog defensie laarzen mars politiek zonder geweld
beeld Filips Andrejevic/Unsplash
We willen een sterker Europees leger, maar we willen niet zelf vechten. Kunnen we ons eigenlijk wel een politiek voorstellen zonder geweld?

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

Nu de militaire steun van de Verenigde Staten wankelt, overweegt de Europese Unie fors te investeren in haar leger. In maart 2025 presenteerde Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, plannen voor een investering van 800 miljard euro voor Europese herbewapening en veiligheid. Ook een groeiend aantal Nederlanders wil de Europese militaire samenwerking versterken, blijkt uit onderzoek van Ipsos I&O. Maar zelf het leger in? Dat willen de meeste mensen liever niet. Dat paradoxale verlangen roept vragen op: kunnen we ons nog langer een politiek indenken zonder geweld? Of is het ideaal van een vreedzaam Europa voorbij? En wat betekent dat voor internationale instituties die ooit opgericht zijn om oorlog te voorkomen?

De geschiedenis is terug

Volgens Hans Achterhuis, emeritus hoogleraar filosofie aan de Universiteit Twente, ontwaakt Europa in een nieuwe realiteit waarin vrede niet langer vanzelfsprekend is. ‘Tien jaar geleden dacht ik ook dat oorlog in Europa tot het verleden behoorde,’ erkent hij. ‘Maar de vrede die we jarenlang als vanzelfsprekend beschouwden, blijkt nu fragiel en kostbaar. Inmiddels zijn we teruggekeerd naar een hobbesiaans wereldbeeld, waarin veiligheid voortdurend bedreigd wordt door geweld en conflict. Filosoof Thomas Hobbes stelt dat zonder sterk centraal gezag mensen in permanente strijd met elkaar verwikkeld raken. Op wereldniveau ontbreekt zo’n gezag nu, waardoor we opnieuw gedwongen worden om na te denken over hoe we onszelf kunnen verdedigen.’

Désirée Verweij, emeritus hoogleraar militaire ethiek aan de Nederlandse Defensie Academie, benadrukt dat Europa zich te lang heeft laten leiden door een misplaatst optimisme over de eigen veiligheidssituatie. ‘Europa heeft zich decennialang gedragen als freerider, afhankelijk van het Amerikaanse leger,’ zegt ze. ‘Vooral na de val van de Berlijnse Muur heerste een naïef geloof dat traditionele oorlogen verleden tijd waren en vredesmissies als enige vorm van militair ingrijpen zouden overblijven. We gingen mee in Francis Fukuyama’s idee van “het einde van de geschiedenis”, waarbij grote ideologische conflicten tot het verleden zouden behoren. Er was geen reden meer om flink te investeren in defensie, zoals tijdens de Koude Oorlog. Daarom werd er fors bezuinigd: materieel werd niet vernieuwd en personeel drastisch verminderd. Deze kortzichtigheid zorgt er nu voor dat we flink moeten investeren om de schade in te halen.’

Politiek zonder oorlog

Betekent dit dat politiek altijd aangewezen blijft op geweld en de dreiging van oorlog? Daniel Loick, universitair hoofddocent politieke filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, denkt van niet: ‘Politiek filosofen rechtvaardigen al eeuwenlang geweld als een noodzakelijk kwaad, waarbij staatsgeweld als de enige legitieme vorm van geweld wordt gezien. Dat berust op het hobbesiaanse idee dat de ander altijd een bedreiging vormt voor mijn veiligheid – of het nu een andere staat of een ander individu is. De ander is “de wolf” die mij wil vernietigen, waardoor het logisch en gerechtvaardigd lijkt mezelf te verdedigen. Maar deze visie miskent onze onderlinge afhankelijkheid en onze kwetsbaarheid. Wij zijn allemaal met elkaar verbonden, wat steeds duidelijker wordt door klimaatverandering en de wereldwijde verwevenheid van economische en culturele processen. Die onderlinge afhankelijkheid wordt ontkend als we alleen naar de ander kijken als bedreiging. Dat is ook gevaarlijk, want zo sluiten we onszelf af voor andere mogelijkheden om met conflicten om te gaan. Het beperkt onze verbeeldingskracht tot slechts twee opties: militarisering of naïviteit.’

Binnen de Europese filosofie bestaat echter ook een lange traditie die demilitarisering als een politieke noodzaak beschouwt, vervolgt Loick. ‘Hannah Arendt herinnert ons dat politiek oorspronkelijk ging om overtuiging en dialoog, niet om dwang en geweld. In de Griekse polis werd geweld als barbaars beschouwd. Volgens Arendt ontstaat politieke kracht uit het vermogen elkaar met woorden te overtuigen. Dat is de kern van de Atheense democratie. Immanuel Kant geloofde bovendien dat de enige uitweg uit de wapenwedloop ligt in een wereldwijde rechtsorde waaraan alle staten zich onderwerpen. Hij gaat zelfs nog verder, door te stellen dat permanente legers zouden moeten verdwijnen omdat ze een constante dreiging creëren. Deze alternatieve visies lijken tegenwoordig radicaal en onrealistisch, maar juist daarom is het belangrijk om ze in herinnering te brengen en serieus te blijven onderzoeken.’

Het probleem van pacifisme

Hoe mooi een wereldorde zonder legers ook lijkt, we moeten rekening blijven houden met de politieke realiteit, benadrukt Achterhuis. ‘Internationale instituties zijn belangrijk, maar we moeten erkennen dat ze momenteel onvoldoende in staat zijn om onze veiligheid te garanderen – zeker wanneer we te maken hebben met een tegenstander zoals Poetin, die zich niet aan dezelfde regels houdt. Dat is een reden om Europa opnieuw te bewapenen. Mijn eigen kijk hierop is door de jaren heen sterk veranderd. Vroeger stemde ik op de PSP, de Pacifistisch Socialistische Partij. Aan het begin van de oorlog in Oekraïne vroeg een groep Duitse intellectuelen me mee te doen aan een vredesinitiatief, omdat zij de Oekraïense strijd uitzichtloos vonden en verdere escalatie vreesden. Ik heb dat geweigerd. Ik realiseerde me dat ik niet voor vrede en wapenstilstand kon pleiten over de hoofden van de Oekraïners heen, de mensen die daadwerkelijk werden aangevallen.’

Daniel Loick erkent dat pacifistische of antimilitaristische posities in tijden van crisis snel als naïef worden gezien. ‘Ze bieden vaak weinig concrete richtlijnen wanneer geweld al plaatsvindt en directe oplossingen nodig zijn,’ zegt hij. ‘Hun kracht ligt echter elders: in het openen van ons verbeeldingsvermogen voor een fundamentele kritiek op de politiek. Pacifisme kan ons wijzen op andere vormen van verbondenheid, zoals de solidariteit tussen mensen over nationale grenzen heen – iets wat vaak wordt overschaduwd door geopolitieke conflicten. Pacifisten hebben altijd gewaarschuwd voor de risico’s van militarisering. Zo kan bewapening autoritaire tendensen versterken binnen onze democratische systemen. Kijk naar de VS: de enorme militaire uitgaven en de invloed van wapenbedrijven voeden daar autoritaire tendensen in de samenleving. Het idee dat we nu massaal in onze militaire macht zouden kunnen investeren zonder dat dit schadelijke gevolgen heeft voor onze democratische waarden, dát lijkt mij pas echt naïef. Bovendien kan militarisering leiden tot een vicieuze cirkel van geweld, wantrouwen en escalatie.’

Rechtvaardige oorlog

​Uiteraard moeten we waakzaam zijn voor het risico van escalatie, zegt militair ethicus Verweij, zeker wanneer kernwapens in het spel zijn. Ze benadrukt daarom het belang van zorgvuldige ethische afwegingen en wijst op de filosofische traditie van de rechtvaardige oorlog. Deze doctrine biedt een middenweg tussen escalatie en strikt pacifisme, stelt Verweij. ‘De traditie van de rechtvaardige oorlog erkent dat oorlog in alle opzichten destructief is, maar soms móét een oorlog gevoerd worden, juist vanuit het principe van rechtvaardigheid. Daarbij benadrukt deze traditie het belang van duidelijke humanitaire criteria, om te voorkomen dat conflicten uit de hand lopen.’

Filosoof en kerkvader Augustinus, beschouwd als de grondlegger van de doctrine van de rechtvaardige oorlog, stelde al in de vijfde eeuw dat oorlog nooit lichtvaardig mag worden gevoerd. Hij benadrukte dat geweld alleen gerechtvaardigd is wanneer het een ernstig onrecht herstelt, en dan alleen onder specifieke voorwaarden zoals juiste intentie en proportionaliteit. Verweij licht toe: ‘Een oorlog moet gericht zijn op duurzame vrede en niet langer duren dan strikt noodzakelijk. Daarom moet er een duidelijke exitstrategie bestaan. Zeker wanneer er kernwapens in het spel zijn moeten deze humanitaire criteria uiterst zorgvuldig worden afgewogen voordat tot militaire stappen wordt besloten. Het risico op verkeerde inschattingen, zoals eerder gebeurde bij militaire interventies in Irak en Afghanistan, is groot. Deze filosofische traditie is van essentieel belang om conflicten te beheersen.’

Grote offers

Oorlog kan dus soms noodzakelijk zijn. Toch blijft de vraag bestaan hoe militarisering zich verhoudt tot democratische principes. Volgens Hans Achterhuis kunnen militarisering en een democratische geest goed samengaan. ‘In Europa bestond in de middeleeuwen een traditie van “vrije steden”, waarin burgers niet onderworpen waren aan een heer of vorst. In zulke steden werd van burgers verwacht dat zij hun vrijheid ook militair zouden verdedigen. Daarom pleit de Italiaanse denker Niccolò Machiavelli voor een leger bestaande uit burgersoldaten in plaats van huurlingen. Huursoldaten vechten immers voor geld, niet voor de gemeenschap. Democratische gezindheid vereist juist dat burgers zélf verantwoordelijkheid nemen voor hun veiligheid en vrijheid.’

Maar is die bereidheid om zelf te vechten er nog wel in Europa? Zoals het onderzoek van Ipsos laat zien wordt er terughoudend gereageerd op de mogelijkheid om de dienstplicht opnieuw in te voeren. Achterhuis: ‘We zouden meer Europese verbondenheid moeten creëren, maar dat proces verloopt traag. Bovendien is de dienstplicht verdwenen uit het bewustzijn van de jongere generaties. De dienstplicht vraagt om grote offers, en het is maar de vraag of wij bereid zijn die offers te brengen.’

Generaal zonder oorlog

Militarisering hoeft niet per definitie tot oorlog te leiden, zegt Verweij; integendeel, soms kan die juist een stabiliserende factor zijn. Ze verwijst daarbij naar de klassieke Chinese denker Sun Tzu, die stelt: ‘De beste generaal is degene die géén oorlog voert, maar wel altijd voorbereid is om oorlog te voeren.’ Volgens haar schuilt daarin cruciale wijsheid: ‘Het lijkt paradoxaal, maar die balans is essentieel om oorlogen te voorkomen. Je moet machtsvertoon kunnen beantwoorden met eigen machtsvertoon – daar gaat bewapening over. Je hebt militaire kracht nodig, maar die kracht dient vooral om te voorkomen dat je die ooit daadwerkelijk moet inzetten.’

Even tussendoor… Meer lezen over politieke filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Maar militarisering hoeft volgens Daniel Loick niet de enige optie te zijn. Hij pleit voor ‘antimilitaristisch interventionisme’, geweldloze interventies. ‘We zouden Russische soldaten die weigeren te vechten bijvoorbeeld politiek asiel kunnen bieden,’ stelt hij voor. ‘Zo verzwak je Poetins leger zonder geweld te gebruiken. Denk ook aan het versterken van de civil society in Rusland. Mensenrechtenorganisaties, journalisten, vakbonden en culturele instellingen kunnen samen een antimilitaristische alliantie vormen, over grenzen heen.’ Volgens Loick hebben we zulke alternatieven nog onvoldoende verkend. ‘Dit lijkt mij een goed alternatief voor het blijven produceren van steeds meer tanks en bommen.’