Home Socratesbeker Jenny Slatman: ‘De wereld sluit veel lichamen buiten’
Identiteit Praktische filosofie Socratesbeker

Jenny Slatman: ‘De wereld sluit veel lichamen buiten’

Veel lichamen passen niet goed in de wereld, zegt filosoof Jenny Slatman. ‘Je moet een vierkant blokje niet in een rond gat willen stoppen.’

Door Femke van Hout op 09 april 2024

Jenny Slatman filosoof nieuwe lichamelijkheid beeld Erik van der Burgt

Veel lichamen passen niet goed in de wereld, zegt filosoof Jenny Slatman. ‘Je moet een vierkant blokje niet in een rond gat willen stoppen.’

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Het was nogal gênant,’ zegt filosoof Jenny Slatman (1969) als ze terugblikt op de presentatie van haar boek Nieuwe lichamelijkheid. Een van de sprekers, Jacqueline Kool, kon het podium niet op, omdat de oprit voor haar rolstoel niet geleverd was. En dat terwijl Kool als expert op het gebied van disability studies vecht voor betere aanpassingen voor mensen met een beperking. Uiteindelijk werd besloten dat alle sprekers samen voor het podium gingen zitten.

Het incident illustreert wat Slatman in Nieuwe lichamelijkheid wil laten zien: de mate waarin je iets kunt of juist niet kunt, hangt niet alleen van je eigen lichaam af, maar van het samenspel tussen lichaam en omgeving. ‘Als er wel een oprit had gestaan, was er voor Kool geen probleem geweest.’

Jenny Slatman (1969) werkt als hoogleraar medical and health humanities aan Tilburg University, waar ze onderzoek doet naar de betekenis van lichamelijkheid. Van haar hand verschenen Vreemd lichaam. Over medisch ingrijpen en persoonlijke identiteit (2009) en Nieuwe lichamelijkheid (2023), dat werd genomineerd voor zowel de Socratesbeker als de tweejaarlijkse Hypatiaprijs voor het beste filosofieboek geschreven door een vrouw.

Slatman, hoogleraar medical and health humanities aan Tilburg University, doet al jaren onderzoek naar hoe de manier waarop we over het lichaam nadenken de gezondheidszorg en ons denken over ziekte en gezondheid beïnvloedt. Ze ziet dat we bij ziektes en beperkingen al snel denken dat er iets mis is met het lichaam van het individu. ‘Praktische interventies om zulke problemen te verhelpen of te verminderen richten zich op het individuele lichaam.’ Maar dat blijkt in de praktijk niet voldoende. Daarom pleit ze voor een andere benadering van lichamelijkheid. ‘Niet het individuele lichaam moet worden aangepast, maar de wereld: die moet diverser worden.’

Er is tegenwoordig veel aandacht voor diversiteit. Gebeurt er niet al genoeg op dat vlak?
‘Er is veel aandacht voor hoe dominante ideeën, normen en manieren van spreken tot discriminatie en uitsluiting leiden. Maar we kijken te veel naar taal en te weinig naar de manieren waarop normen onze fysieke omgeving bepalen. Afwijkende lichamen stoten – vaak letterlijk – tegen normen aan. Mijn boekpresentatie werd gehouden in cultureel centrum SPUI25, in het hart van progressief Amsterdam. Toch kan iemand die slecht ter been is daar niet het podium op of makkelijk naar het toilet.

Diversiteit betekent ook: ruimte bieden aan verschillende lichamen. Op mijn universiteit is er vanwege de internationalisering veel aandacht voor inclusieve manieren van lesgeven, maar weinig oog voor de diversiteit van triviale, dagelijkse zaken. Zo zijn er op toiletten stickers geplakt die aangeven dat je niet hurkend mag zitten op de toiletbril.’

Waarom is dat een probleem?
‘De manier waarop we onze darmen legen is geen universeel gegeven. In Nederland zijn we gewend zittend onze behoefte te doen, maar in een groot deel van de wereld, met name Azië, is het doodnormaal om hurkend te plassen of te poepen. Het is een lichaamstechniek die je al jong hebt aangeleerd en niet makkelijk aan te passen is. Als de universiteit echt een inclusief beleid wil voeren, zou die onder andere kunnen zorgen voor een aantal hurktoiletten.’

Misfit

Te dik, te klein, te zwaar, te moe, te langzaam, te weinig mobiel – op allerlei manieren kan het voelen alsof je lichaam tekortschiet. Maar volgens Slatman zijn dat geen problemen van het individuele lichaam alleen. Ze komen tot stand wanneer je lichaam of de wijze waarop je je lichaam gewend bent te gebruiken niet goed in de wereld past. ‘De Amerikaanse professor Rosemarie Garland-Thomson, een specialist in feministische disability studies, noemt zo’n ervaring van niet goed in de wereld passen een misfit. Een misfit is alsof je een vierkant blokje in een rond gat probeert te stoppen. Het probleem van het niet-passen ligt niet in het vierkante blokje of het ronde gat, maar in de onderlinge relatie.’

Iedereen heeft weleens de ervaring niet in de omgeving te passen, zegt Slatman. ‘Denk aan een lange man die te weinig beenruimte heeft in het vliegtuig.’ Maar sommige mensen ervaren vaker een misfit dan anderen, vervolgt ze. ‘Onze reactie is dan vaak om het lichaam aan te passen, bijvoorbeeld door een medische ingreep. We stimuleren zwaarlijvige mensen om af te vallen of we sturen chronisch vermoeide mensen naar een psycholoog. We proberen als het ware de vierkante blokjes bij te schaven, zodat ze in de ronde gaatjes passen. Vaak lukt dat niet of maar gedeeltelijk. Het is praktischer en inclusiever om ervoor te zorgen dat er ook vierkante gaatjes zijn. Bijvoorbeeld door verschillende maten stoelen of andere werktijden aan te bieden.’

Waarom kijken we bij ziekte of beperking vaak eerst naar het individuele lichaam?
‘Dat komt door de geneeskundige praktijk. Michel Foucault laat in De geboorte van de kliniek zien dat de geneeskunde vanaf het einde van de achttiende eeuw radicaal veranderde. Vóór die tijd heerste het idee dat gezondheid gebaseerd was op een balans tussen het lichaam en de omgeving. Als die balans verstoord raakte, werd je ziek. Maar met de opkomst van de anatomie ontstond het idee dat ziektes in het lichaam zetelen en dat je door anatomische studie de ziektehaard kunt lokaliseren. Zorg draait vanaf dat moment niet langer om het vinden van een balans tussen lichaam en omgeving. Nee, de oorsprong van de ziekte wordt in het lichaam gezocht en het lichaam wordt vervolgens aangepast of genezen.’

Wat is daar mis mee? Wanneer je je arm breekt is het probleem verholpen wanneer de botbreuk wordt vastgesteld en wordt genezen.
‘Dat klopt, maar veel gezondheidsproblemen hebben niet één duidelijke ziektehaard. De geneeskunde werkt via een logica van eliminatie. Alles wat niet in het individuele lichaam te lokaliseren is, zit “in” de geest. Ik merkte dat ook toen ik lesgaf aan geneeskundestudenten. Zij definiëren psychisch als alles wat niet-lichamelijk is. Veel mensen met niet gemakkelijk te verklaren lichamelijke klachten krijgen al snel te horen dat het “tussen de oren” zit, terwijl er ook veel andere verklaringen mogelijk zijn.

In de geneeskunde is dus sprake van een sterke scheiding tussen lichaam en geest. De oorsprong daarvan wordt vaak gezocht bij René Descartes. Met zijn beroemde uitspraak “Ik denk dus ik ben” zou hij een dualisme hebben gecreëerd: het lichamelijke bestaan kan betwijfeld worden, het geestelijke bestaan niet. Maar Descartes waarschuwde dat je lichaam en geest alleen van elkaar kunt onderscheiden in een uitzonderlijke staat van meditatie. In het dagelijks leven vallen ze samen.

Het dualistische denken ontstond in mijn ogen dan ook niet bij Descartes, maar toen de anatomie de basis werd van de geneeskunde. Vanaf dat moment werd het lichaam een ding dat los van “het denkende ik” behandeld kon worden. Het denkende ik kon vervolgens ook los van het lichaam behandeld worden in de psychologische praktijk. De focus op de individuele geest en het individuele lichaam is inmiddels doorgesijpeld naar onze samenleving.’

Ik kan

Slatman ontwikkelde een alternatieve kijk op het lichaam, die geïnspireerd is door de filosoof Maurice Merleau-Ponty. ‘De mens is volgens hem geen denkend ik dat los van zijn lichaam bestaat, maar een belichaamd wezen. Wie je bent wordt bepaald door wat je lichamelijk kunt doen.’ De mens is dus geen ‘ik denk’, maar een ‘ik kan’.

Het ‘ik kan’ gaat om de mate waarin je mogelijkheden hebt om met de situatie waarin je je bevindt om te gaan, legt Slatman uit. ‘Het lichamelijke functioneren en de omgeving bepalen samen, als in een dialoog, wat iemands mogelijkheden zijn. Hoe beter je in de wereld past, hoe soepeler je je door die wereld kunt bewegen en hoe minder je je bezig hoeft te houden met je lijf.’

Niet alleen ziekte of een lichamelijk gebrek kan het ‘ik kan’ belemmeren, maar ook huidskleur, gender of lichaamsomvang, schrijft u in uw boek. Kunt u een voorbeeld geven?
Frantz Fanon beschrijft in zijn boek Zwarte huid, witte maskers hoe hij, een zwarte man, op een dag in de trein zit. Tegenover hem stort een wit kind zich wild van angst in de armen van zijn moeder en roept: “Mamma, help, een kannibaal!” Fanon voelt hoe hij verstijft. Hij durft niet te bewegen, want elke beweging die hij maakt wordt door het kind als bedreigend ervaren. Op zo’n moment ervaart hij dus minder mogelijkheden. Er is fysiek niets “mis” met zijn lichaam, en toch is zijn “ik kan” ingeperkt.

Maar ook subtielere momenten kunnen ervoor zorgen dat een zwart lichaam minder mogelijkheden in de wereld heeft. Als je wordt aangestaard door een collegezaal vol witte mensen bijvoorbeeld, of wanneer een witte vrouw bij aanblik van jou snel haar handtasje vastgrijpt. Zwarte mensen worden als vanzelf een punt van aandacht voor zichzelf in een witte wereld waarin witte lichamen de norm zijn.’

U schrijft ook: racisme materialiseert in de zorg.
‘Veel medicijnen en geneeskundige meetinstrumenten zijn niet gebaseerd op de gemiddelde mens, maar op de witte man. Medische instrumenten die bijvoorbeeld de temperatuur van het lichaam of het zuurstofgehalte in het bloed meten, worden onvoldoende getest op een zwarte huid. Ze werken dan ook minder goed bij zwarte mensen, die daardoor vaak suboptimale zorg ontvangen. Ook vrouwen worden benadeeld door hoe de gezondheidszorg is ingericht. Hartproblemen worden bij vrouwen minder snel herkend, omdat bijna al het cardio-onderzoek op mannen wordt gedaan.’

Even tussendoor… Meer lezen over het denken over het lichaam? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Het klinkt overweldigend, zo veel verschillende problemen. Wat kunnen we hier nu aan doen?
Slatman lacht. ‘Ik ben maar een filosoof, ik heb niet één oplossing.’ Ze vervolgt: ‘Maar het helpt als je probeert – of je nu arts bent, onderwijzer, beleidsmaker of wat dan ook – om de oplossing voor een probleem niet direct te leggen bij de persoon die niet in de wereld past. Aangezien vrouwen vaker te maken krijgen met geweld, krijgen meisjes bijvoorbeeld vaak een zelfverdedigingscursus aangeboden. Maar dat suggereert dat het probleem van onveiligheid aan de kant van het vrouwenlichaam ligt. Zo’n cursus verandert niet echt iets zolang we blijven accepteren dat sommige plekken nu eenmaal onveilig zijn voor vrouwen. Zorgen gaat om meer variëteit aanbrengen in de wereld: in de infrastructuur van de openbare ruimte, in meubilair, ritmes, werktijden, speelgoed, apparaten, medische instrumenten, hulpmiddelen enzovoorts.

Dat kan soms al door iets heel kleins. Laatst sprak ik een man die beweegonderwijs geeft op de basisschool. Hij vertelde me dat kinderen volgens de landelijke norm moeten leren ringzwaaien, maar dat veel kinderen met overgewicht dat niet kunnen. Nu kun je zeggen dat die te zware kinderen gewoon moeten afvallen. Maar wat doet deze leraar: hij laat ze schommelen, zodat ze toch dat fijne zwaaigevoel kunnen ervaren.’

Nieuwe lichamelijkheid, Jenny Slatman - Paperback - 9789464710984

Nieuwe lichamelijkheid
Jenny Slatman
Noordboek
216 blz.
€ 22,99