Home Psyche Geen lichaam zonder wereld | recensie
Identiteit Mens en natuur Psyche Socratesbeker

Geen lichaam zonder wereld | recensie

We moeten het lichaam niet zien als een machine die wordt aangestuurd door een denkend ik, volgens filosoof Jenny Slatman.

Door Petran Kockelkoren op 29 februari 2024

nieuwe lichamelijkheid lichaam lichamen poppen mannequins beeld Pierre BEST/Unsplash

We moeten het lichaam niet zien als een machine die wordt aangestuurd door een denkend ik, volgens filosoof Jenny Slatman.

FM3 Filosofie Magazine kun je voelen met je ogen
03-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Hoe verhouden wij ons doorgaans tot ons lichaam? In de flow van het moment hoeven we er geen acht op te slaan. Maar zodra de pijndrempel wordt overschreden, verschijnt het vege lijf ineens levensgroot in beeld. Het wordt een obstakel. We moeten het zo snel mogelijk ter APK-controle inleveren bij de huisartsenpost. Critici uit het circuit van de gezondheidszorg hekelen deze opvatting. Ze noemen dit ‘het garagemodel’. Zulk een benadering van het alledaagse lichaamsbesef getuigt volgens hen van cartesianisme. René Descartes (1596-1650), die de fundamenten legde voor het moderne denken, maakte de scherpe scheiding tussen lichaam en geest die vervolgens de standaard werd. Sindsdien behandelen we het lichaam slechts als het voertuig van een onstoffelijk ‘ik’.

Een mens kan het lijf tot in de haarvaten bewonen

In haar boek Nieuwe lichamelijkheid maakt Jenny Slatman, hoogleraar Medical & Health Humanities aan de Tilburg University, al snel duidelijk dat de geschetste stellingname haar wat te makkelijk is. Zij werkt de popu­laire kritiek op het cartesianisme liever zorgvuldiger uit. Haar ‘Woord vooraf’ laat er geen twijfel over bestaan: ‘Ik beargumenteer hier dat ons lichamelijk bestaan allereerst een relationeel bestaan impliceert en dit noem ik “nieuwe lichamelijkheid”. Dit idee van lichamelijkheid vormt een alternatief voor het heersende idee dat het menselijke bestaan zou kunnen worden gereduceerd tot het bestaan van individuele lichamen met daarbij horende individueel denkende “ikken”. “Nieuwe lichamelijkheid” gaat zo voorbij het vastgeroeste lichaam-geestdualisme.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Kwaal

Het is volgens Slatman te simpel om de naam van Descartes steevast te gebruiken als stok om de hond te slaan. Zoveel invloed heeft een denker nu ook weer niet. De diagnostische procedures in de gezondheidszorg bevatten bovendien al meer dan genoeg ingebakken uitsluitingsmechanismen: eerst wordt de oorzaak van de kwaal in weefsel gezocht. Als hier geen afdoende verklaring wordt gevonden, wijkt men uit naar mogelijke psychische oorzaken. Het optreden van de psychische haperingen wordt op zijn beurt toegeschreven aan sociale omstandigheden. Ziehier het ‘bio-psycho-sociale model’. Dit model verlegt het verklaringsniveau telkens naar een hogere trede van ontstoffelijking. Het ‘ik’ blijft tenslotte aan de top eenzaam overgeleverd aan louter besprekingen met psychologen en gedragsspecialisten. Van hen krijgt het ‘ik’ de raad om zich weer op meer harmonieuze wijze met het lichaam te verbinden. Slatman noemt deze uitwerking van het bio-psycho-sociale model ‘optelisme’. De lagen worden bij elkaar opgeteld, maar het lichaam wordt ondanks alle bezorgde ontferming van bovenaf – juist niet in zijn relationele aard gezien. Hoe kan dit beter?

Ook in mijn weergave van de aangesneden problematiek zijn tegen wil en dank allerlei betwijfelbare aannames binnengeslopen. Ik begon al met ‘wij’: hoe verhouden we ons doorgaans tot ons lichaam? Wie is die ‘wij’? Slatman legt hier onverbiddelijk de vinger op. ‘Wij’ dat zijn meestal rationeel denkende witte mannen. De hele gezondheidszorg is voornamelijk op hun fysieke welzijn afgestemd. Het vrouwenlichaam blijft buiten zicht. Als ‘wij’ over een patiënt spreken, hebben we het steevast over ‘zijn’ lichaam en ‘zijn’ klacht. Steeds wordt er een impliciete norm voor gezonde lichamelijkheid gehanteerd, gebaseerd op statistische procedures uitgevoerd onder een selecte groep so­ciaal bevoordeelde mannen.

Witte anatomie

Om deze vooringenomenheid te corrigeren begint Slatman haar boek met een ‘afwijkend’ beeld: ‘Na honderden jaren van witte-baby-in-buik-anatomie maakte de wereld eind 2021 voor het eerst kennis met een anatomische illustratie van een zwarte foetus (door Chidiebere Ibe).’ Dit beeld maakt duidelijk dat het niet meer genoeg is om alleen maar te zéggen dat we het lichaam niet meer als object moeten beschouwen. We zullen het lichaam zelf recht moeten doen in de manier waarop dat in wereld verschijnt – via lichamelijke gebaren en ruimtelijke oriëntatie – en in alle diverse verschijningsvormen – gender, huidskleur, omvang en beperkingen. Het standpunt ‘ik stuur mijn lichaam aan overeenkomstig mijn ideeën’ moet worden ingeruild voor ‘ik tast af’.

In aparte hoofdstukken verkent Slatman vervolgens de bewegingsruimte van het gekleurde, het dikke en het geslachtelijk bepaalde lijf. Ze geeft het voorbeeld van de goedgeklede zwarte heer die een lift betreedt waar de al aanwezige vrouw terugdeinst en ineen krimpt. Ze vertelt ook het verhaal van de dikke mens die zich al schaamt als die een krap bemeten stoel krijgt toegewezen. Telkens blijkt dat het lichaam zich afhankelijk van de concrete situatie uitbreidt of klein maakt. Een mens kan hulpstukken inlijven, maar ook afweren. Een mens kan het lijf tot in de haarvaten bewonen of pijnlijke ledematen afstoten door ze niet te gebruiken.

Sinds Descartes behandelen we het lichaam als voertuig van het ik

Dit is niet alleen een psychologische kwestie. De sociale omgeving speelt hier ook een rol, niet zozeer vanwege bijvoorbeeld discriminerende taal, maar vooral door de manier waarop ze concreet ingericht is. De fysieke eigenschappen van architectuur en apparatuur omarmen of verwerpen het gekleurde of gender­specifieke lichaam. Maar welke rol speelt het ‘ik’ dat in het lichaam zou wonen dan nog? Terug naar de lotgevallen van het ‘ik’.

De basis van het ik-besef ligt volgens Slatman niet in de cognitieve constructie die Descartes opstelde. Het is wel waar dat hij de tegenstelling van geest en lichaam op de spits heeft gedreven, maar het cogito (het verder onbetwijfelbare ‘ik denk’) is het product van een ­methodisch ondernomen denkexperiment dat Descartes zelf – vanwege het kunstmatige karakter ervan – niet graag wilde verabsoluteren. Slatman verplaatst de bron van het ik-besef daarom vanuit het denken – gehuisvest in de torenkamer – naar het vloeibare, aanraakbare lichaam ‘beneden’. Met een beroep op de Franse filosofen Gilles Deleuze en Félix Guattari propageert zij het ‘lichaam zonder organen’. ‘We zouden kunnen zeggen dat het om lichamelijkheid gaat die aldoor in beweging is, om lichamen die telkens worden in plaats van iets te zijn. Met dit concept wordt er dus kritiek geleverd op het idee van een vaststaand onderliggende natuurlijke of biologische identiteit.’

Beroeren

Het lichaam kan zich in de omgeving uitbreiden of zich eruit terugtrekken, gedeeltelijk of helemaal. Dit laatste deed Descartes geforceerd, omwille van zijn twijfel-experiment, maar zodoende betrok hij een extreem standpunt. Gewoonlijk fluctueren de grenzen van het lichaam daarentegen. Het lichaam vormt ook samenstellingen met dingen en andere lichamen en kan daarbij affectieve verbindingen aangaan. Om dit te doorgronden neemt Slatman nog een andere Franse denker in de arm: Jean-Luc Nancy. Nancy benadrukt het onderling beroeren van lichamen in het être-avec (het ‘met-zijn’). In het aanrakend-samen-zijn van lichamen speelt het verschil tussen hen een grote rol: ‘In die relatie van niet-onverschilligheid, raken (toucher) de materiële lichamen die buiten elkaar staan elkaar telkens aan. Het “met-zijn” of de relatie wordt dus bepaald door verschil en door aanraking. Het lichamelijke en singuliere “ik”– deze specifieke iemand – wordt gevormd door aanrakingen. Het “ik” ontstaat dus telkens wanneer het zich voelt in de aanraking met alles om zich heen. “Ik”-zijn of subject-zijn is niets anders dan ‘zich voelen’ (se sentir).’

Deze filosofische overwegingen leiden tenslotte tot aanbevelingen voor de zorgpraktijk. Slatman concludeert: ‘De manier waarop het “ik” wordt gevoeld is dus afhankelijk van de materiële constellatie.’ Ze benadrukt daarom het belang van de fit of de mis-fit tussen het lichaam en zijn omgeving en neemt daarin ook de verschillende cultureel bepaalde lichaamstechnieken mee – van de inrichting van zitplaatsen tot het verschillend gebruik van staan-, zit- en hurktoiletten. Kortom: ‘Nieuwe lichamelijkheid kan ons helpen om anders over zorg en zorgen te gaan denken.’ Jenny Slatman heeft hierover een uitstekend en prettig leesbaar boek geschreven, zowel geschikt voor professionele zorgverleners als voor belangstellende leken.

Nieuwe lichamelijkheid, Jenny Slatman - Paperback - 9789464710984

Nieuwe lichamelijkheid
Jenny Slatman
Noordboek
216 blz.
€ 22,90