Home Historisch profiel Frantz Fanon, de antikoloniale psychiater
Historisch profiel Identiteit Mensenrechten Vrijheid

Frantz Fanon, de antikoloniale psychiater

Pas als het kolonialisme geheel vernietigd is, is de zwarte mens werkelijk vrij, meende psychiater en filosoof Frantz Fanon.

Door Femke van Hout op 28 april 2023

Frantz Fanon psychiater filosoof antikolonialisme

Pas als het kolonialisme geheel vernietigd is, is de zwarte mens werkelijk vrij, meende psychiater en filosoof Frantz Fanon.

FM5 cover vergeten Filosofie Magazine
05-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Mama, kijk toch, die neger, ik ben bang!’ Het is kort na de Tweede Wereldoorlog als Frantz Fanon getroffen wordt door wat hij later omschrijft als een ervaring van ‘diepe rouw’. Hij zit in een Franse trein en tegenover hem stort een wit kind zich verstijfd van angst in de armen van zijn moeder: ‘Mama, straks eet die neger me op!’

‘Die dag,’ schrijft Fanon in Zwarte huid, witte maskers (1952), ‘maakte ik mijzelf tot object.’ De angst van het witte kind en de reacties van de witte passagiers eromheen (‘Sst, straks wordt hij boos!’) reduceren hem tot zijn huidskleur en de racistische stereotypen die daarbij horen. Opeens beziet hij zichzelf met een ‘objectieve blik’: niet langer als mens, maar als ‘neger’, geestelijk achtergestelde, kannibaal.

Voor Fanon, een van de meest toonaangevende antikoloniale denkers van de vorige eeuw, vormen dergelijke ervaringen een belangrijk deel van zijn werk. Het kolonialisme, benadrukt hij, kan enkel bestaan vanwege een diepgeworteld racisme, dat sommige mensen op basis van hun huidskleur als ‘onmensen’ beschouwt. Dit racisme dringt door tot alle lagen van onze cultuur – van stripboeken tot films, van liedjes tot liefdesrelaties –, met psychisch leed tot gevolg.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vertaalkeus
In zijn werk maakt Fanon gebruik van de term nègre. Over de vertaling van die term is hevig gediscussieerd. Het woord ‘neger’ is niet meer gebruikelijk, omdat het als beledigend wordt ervaren. In haar Nederlandse vertaling van Fanons boek Zwarte huid, witte maskers uit 2018 hanteerde Jeanne Holierhoek deze term desondanks om het belangrijke onderscheid dat Fanon maakt tussen nègre (‘neger’) en noir (‘zwarte’) weer te geven. Deze vertalingen zijn overgenomen in dit historisch profiel.

Zwart bewustzijn

Fanon werd in 1925 geboren op het Caribische eiland Martinique, dat destijds een Franse kolonie was. Zijn ouders maakten deel uit van de zwarte bourgeoisie en identificeerden zich sterk met de witte Franse cultuur. Als kind werd Fanon ondergedompeld in de taal en geschiedenis van de kolonisator, tot hij op de middelbare school les kreeg van de beroemde Frans-Martinikaanse dichter Aimé Césaire. Césaire was een van de oprichters van de Négritude, een antikoloniale literaire en politieke beweging die streefde naar de creatie van een ‘zwart bewustzijn’. Fanon werd verscheurd tussen de assimilatie met Frankrijk van zijn ouders en zijn eigen fascinatie voor de zwarte cultuur.

Op zijn achttiende verliet Fanon Martinique om tijdens de Tweede Wereldoorlog voor het Vrije Franse leger te vechten. Al strijdend tegen de nazi’s werd Fanon regelmatig geconfronteerd met racisme. Zo werd zijn regiment snel ontdaan van alle niet-witte soldaten toen de geallieerden samen met fotojournalisten de Rijn overstaken. Na de oorlog trok Fanon naar Lyon om daar psychiatrie, drama, filosofie en literatuur te studeren. Het racisme dat hij daar tegenkwam zette hem ertoe zijn dissertatie te schrijven over de negatieve psychologische en existentiële effecten van racisme op zwarte mensen. Toen de dissertatie werd afgewezen door Fanons professoren, publiceerde hij die als boek: Zwarte huid, witte maskers.

Hierin laat Fanon zien hoe racisme zwarte mensen beperkt in hun bewegingsvrijheid. Volgens de Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty creëert ieder mens van kinds af aan een ‘lichaamsschema’. Door te voelen, te bewegen, te ruiken en te kijken heeft je lichaam geleerd hoe het zich haast als vanzelf in de wereld kan oriënteren. Het lichaamsschema faciliteert je in je dagelijks leven: je pakt je sleutels, voert een gesprek of springt op de fiets – allemaal zonder erover na te hoeven denken.

Opeens ziet Fanon zichzelf als geestelijk achtergestelde, als kannibaal

Maar, dacht Fanon, als je als zwart persoon geconfronteerd wordt met racisme, wordt je lichaamsschema vervangen door iets anders: een ‘historisch-raciaal schema’. Dit schema heeft je lichaam zich niet zelf eigen gemaakt, maar wordt je van buitenaf opgedrongen. Je zit in de trein, een wit kind stort zich na één blik op jou in de armen van zijn moeder, en opeens zie je jezelf zitten: een zwart lichaam, lelijk, barbaars en bedreigend. Fanon voelt hoe elke beweging die hij maakt een vooraf bepaalde betekenis heeft. Hij trilt van de kou en het jongetje tegenover hem denkt dat hij trilt van ingehouden woede. Hij kan geen kant op.

Fanon noemt tal van momenten waarop hij zich pijnlijk bewust wordt van zijn huidskleur: een witte man nodigt hem uit met de opmerking dat er bij hem thuis geen rassenvooroordelen bestaan, een witte vrouw verkondigt dat ‘de neger ook een mens is’, iemand benadrukt dat hij ‘een zeer intelligente zwarte dokter’ heeft.

Op zulke momenten wordt de zwarte mens door de blik van de ander in zijn eigen lijf gevangengezet, schrijft Fanon. Dat is opvallend, want volgens de Duitse filosoof Hegel hebben we de blik van de ander juist nodig om een vrij zelfbewustzijn te ontwikkelen. Op het moment dat een ander naar je kijkt, schrijft Hegel, word je je ervan bewust dat het mogelijk is jezelf van buitenaf te zien. Zo leer je op jezelf te reflecteren vanuit de derde persoon. Fanon merkt op dat het daarvoor noodzakelijk is dat de ander je erkent als volwaardig mens. Maar als een wit persoon naar hem kijkt, ziet die geen mens, maar een neger. Om als zwart persoon als een volwaardig mens te worden gezien, stelt Fanon, moet je jezelf en je eigen zwartheid ontvluchten.

Lelijk en immoreel

Het gevoel aan je eigen lijf te moeten ontsnappen heeft volgens Fanon ernstige psychische consequenties, iets wat hij dagelijks tegenkwam in zijn psychiatrische praktijk. In 1953 werd hij hoofdpsychiater in een ziekenhuis in de Franse kolonie Algerije. Het jaar daarop barstte de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog los, waar de Fransen met veel geweld op reageerden. Fanon was belast met zowel de psychische behandeling van Franse soldaten en officieren die antikoloniale strijders hadden gemarteld als de trauma’s van de Algerijnse martelslachtoffers. Na twee jaar besloot Fanon dat hij niet langer voor de Franse kolonisator wilde werken en nam hij ontslag.

Fanon was sterk beïnvloed door Sigmund Freud (1856-1939). Als vader van de psychoanalyse had Freud laten zien dat het individu bevrijd kan worden van psychisch leed als het zich bewust wordt van de processen in zijn onderbewuste. Maar wat Freud en zijn volgelingen volgens Fanon over het hoofd zagen, is dat het onderbewuste grotendeels gevormd wordt door sociale structuren. Door deze blinde vlek voor het sociale zijn psychoanalytici geneigd verkeerde conclusies te trekken.

Zo beweerde de Franse psychoanalyticus Octave Mannoni (1899-1989) dat mensen uit gekoloniseerde gebieden al voor de aankomst van de Europeanen belast waren met een zogenoemd ‘afhankelijkheidscomplex’. Dit complex zou volgens Mannoni verklaren waarom deze mensen zich zo makkelijk lieten overmeesteren. Onzin, vond Fanon. Psychische klachten zoals een afhankelijkheidscomplex zijn niet inherent aan zwarte mensen, maar een normale reactie op een abnormale situatie: het extreme geweld van het kolonialisme.

De droom om wit te zijn wordt vaak een neurotische obsessie

Het kolonialisme, benadrukt Fanon, is in de kern irrationeel: het stelt dat sommige mensen geen mensen zijn. Zwarte kinderen worden al jong met dit idee geconfronteerd. In stripboeken en in films zien ze keer op keer dat de zwarte mens lelijk, immoreel, geestelijk achtergesteld en barbaars is. Veel zwarte mensen internaliseren deze ideeën, zag Fanon. In zijn werk verwijst hij bijvoorbeeld naar zwarte patiënten die droomden dat ze door zwarte kannibalen achterna werden gezeten.

De zwarte mens, zegt Fanon, heeft eigenlijk maar twee opties: voldoen aan een racistisch stereotype of wit worden. In beide gevallen draagt hij bij aan een bevestiging van de Europese cultuur, terwijl hij ernstig vervreemd raakt van zichzelf en zijn eigen cultuur. Fanon zag hoe de droom om wit te worden vaak resulteert in een neurotische obsessie, juist omdat die droom constant in conflict komt met de realiteit. Ook al spreek je de taal van de kolonisator, heb je aan een Europese universiteit gestudeerd, bleek je je huid en trouw je met een wit persoon, je bent en blijft een zwart mens in een racistische maatschappij.

Fanon stelde dat er twee dingen moesten gebeuren om verandering te bewerkstelligen: in therapie moeten zwarte mensen erachter komen dat hun klachten zijn geworteld in een racistisch systeem. Pas als ze zich hiervan bewust worden kunnen ze in vrijheid kiezen hoe ze zich tegenover dat systeem willen opstellen. Daarnaast moet het systeem zelf veranderen: er mag niet langer sprake zijn van economische, sociale of morele ongelijkheid tussen zwarte en witte mensen.

Geweld

Nadat Fanon in 1956 zijn ontslag had ingediend in het ziekenhuis, werd hij door de Fransen verbannen uit Algerije. Hij voegde zich daarop vanuit Tunesië openlijk bij het Front de libération nationale (FLN), een politieke partij die zich richtte tegen de koloniale macht van Frankrijk over Algerije. Fanon schreef verscheidene teksten over antikolonialisme en de postkoloniale samenleving, die later werden gebundeld als Pour la révolution africaine (1964).

Kort na zijn aansluiting bij het FLN werd Fanon gediagnosticeerd met leukemie, waar hij al op 36-jarige leeftijd aan zou overlijden. Op zijn ziekbed dicteerde hij zijn laatste en bekendste boek De verworpenen der aarde (1961) aan zijn vrouw Josie Dublé. Het boek maakte hem tot inspiratiebron voor revolutionairen over de hele wereld, onder wie Malcolm X en Che Guevara.

De spieren van de gekoloniseerde zijn altijd gespannen

In De verworpenen der aarde gebruikt Fanon een marxistische analyse om te laten zien dat de antikoloniale strijd tevens een klassenstrijd is: men vecht niet alleen voor onafhankelijkheid, maar ook voor economische gelijkheid. Fanon wordt vaak gezien als pleitbezorger van geweld, omdat hij vindt dat gekoloniseerde mensen in deze strijd het recht hebben om geweld te gebruiken. Toch verheerlijkt Fanon geweld niet; hij schrijft dat het soms onvermijdelijk is.

De aanwezigheid van de kolonisator is inherent gewelddadig, dacht hij: zwarte mensen worden continu beroofd van hun vrijheid, geliefden, economie en levenswijze. ‘De spieren van de gekoloniseerde zijn altijd gespannen,’ schreef hij. ‘Hij staat op elk moment paraat de jager te worden in plaats van de gejaagde.’ Het antikoloniale verzet kan alleen maar gewelddadig zijn, omdat dat simpelweg ‘de enige taal is’ die de kolonisator spreekt.

Pas als het kolonialisme geheel vernietigd is, kan er volgens Fanon voor zwarte mensen echte vrijheid ontstaan. Pas dan worden ze niet langer geconfronteerd met het dilemma word wit of verdwijn, maar kunnen ze een nieuwe manier van leven, een nieuwe taal en een nieuwe menselijkheid creëren. Daarmee is dekolonisatie, zo besluit Fanon, ‘de creatie van een nieuwe mens’.